Ook ondergronds ademt alles in het Concertgebouw muziek
Wie in de Grote Zaal van het Concertgebouw een uitvoering bijwoont, heeft geen weet van de wereld die zich onder zijn voeten bevindt. Afdalen naar misschien wel de muzikaalste kelder van Nederland.
Zo midden in de zomer is het rustig in de gangen onder het Concertgebouw in Amsterdam. In de artiestenfoyer –normaal gesproken een drukte van belang– zit nu een enkeling een hapje te eten. Rode banken, zwart-witte stoelen. „Voor corona kwamen orkesten hier van tevoren een kopje koffie drinken; personeelsleden nuttigden er hun maaltijd”, vertelt perswoordvoerder en gids voor de gelegenheid Jacob van der Vlugt. Nu is het stiller, maar nog steeds is de foyer het kloppende hart ondergronds. „Wat leuk is aan deze ruimte: dit is een ontmoetingsplek voor diverse groepen. Het kan zomaar dat een musicus naast een medewerker van de technische dienst luncht.”
Doolhof
Ondergronds is het Concertgebouw net een doolhof. Gelukkig zijn er her en der grote plattegronden aan de muur bevestigd. Koeienletters geven aan waar de bezoeker zich op dat moment bevindt. Het lettertype is speciaal ontworpen bij de aanleg van de kelder in 1988, vertelt Van der Vlugt. Het wordt overal in de kelder –en ook alleen daar– gebruikt.
Leeg is de kelder allerminst. We passeren stemkamers –waar instrumenten opgeslagen staan en gestemd kunnen worden–, de timmerwerkplaats, de horecaopslag. Tegen een van de muren staat een schoenpoetsapparaat – buiten bedrijf. Veel van de betonnen witte muren zijn opgeleukt met aanplakbiljetten van concerten die in een ver verleden plaatsvonden. Gustav Mahler, Vladimir Horowitz, Richard Strauss. Op een hoek zijn de straatnaambordjes van de straten die zich boven de grond bevinden, opgehangen. Concertgebouwplein op de ene hoek, Van Baerlestraat op de andere. „Als mensen verdwalen, kunnen ze hier zien waar ze zijn”, grapt Van der Vlugt.
Ook de orkestbibliotheek, de schatkamer van het Concertgebouworkest, is verlaten. Partituren en orkestpartijen liggen metershoog opgetast. In de loop van de decennia hebben talloze wereldberoemde dirigenten deze muziek door hun handen laten gaan: Mahler, Mengelberg, Van Zweden. „Hoe ouder de bladmuziek, hoe kwetsbaarder”, vertelt Van der Vlugt. „Vocht en temperatuur houden we hier dan ook nauwlettend in de gaten.” Aan de deur geen sprinklerinstallatie, maar een blusgassysteem. Een waterballet op een partituur van honderd jaar oud is geen sinecure.
Pianolift
Sommige ruimtes prikkelen de nieuwsgierigheid. Achter de deur van de ”Slagwerkstudio” huist een veelheid aan instrumenten die te groot zijn voor musici om mee naar huis te nemen: pauken, xylofoons, een grote trom. Een paar deuren verder staat een tiental contrabassen, dik ingepakt voor de vakantie. Weer een paar bochten verderop de pianolift, een vierkant plateau recht onder het podium van de Grote Zaal. Onmisbaar om deze joekels op de planken te krijgen. Met een hoop gepiep en gekraak zet het ding zich in beweging. „Dat doen we niet tijdens een concert”, grapt de gids.
Aan luxe ontbreekt het solisten en (gast)dirigenten die optreden in het Concertgebouw niet. Even verderop springt een viertal gecapitonneerde deuren in het oog. Erachter een kamer die van alle gemakken is voorzien: twee fauteuils, een koffiemachine, een piano om de muziek nog even door te nemen. Zelfs douchen kan: achter een deur is een klein badkamertje te vinden.
De ‘gewone’ orkestleden moeten het met wat minder comfort doen. Omkleden doen zij in een ruimte die iets wegheeft van een zwembad, compleet met opbergkluisjes en een strijkplank om de overhemden te strijken. Aan de muur een plaatje hoe je een das moet strikken. De concertkleding is aan strenge regels gebonden, weet Van der Vlugt. „Een ochtendconcert speel je als man met een stropdas om, in de avond draag je een rokkostuum.”
Op de terugweg door het gangenstelsel klinkt er geraas uit de timmerwerkplaats. Arjen maakt tafels voor de nieuwe coronaopstelling; mensen kunnen daar straks hun drankje op kwijt. Zo’n inpandige werkplaats is uniek, zegt Van der Vlugt. De meeste concertpodia besteden dit soort werkzaamheden uit. „Trapleuningen, stoelen, deuren: hier repareren ze alles. Alleen geen muziekinstrumenten.”
Dit is het eerste deel van een serie over ondergrondse locaties in Nederland. Zaterdag deel 2.