Wespendief verijdelt bouw van windturbines op de Veluwe
De wespendief is een forse roofvogel –tikkeltje groter dan een doorsnee buizerd– die een voorkeur heeft voor kleine prooien: wespen. Toch weet de vogel op de Veluwe reusachtige windturbines tegen te houden. Hoe speelt hij dit klaar?
De provincie Gelderland wil serieus werk maken van duurzame energie en heeft zich daartoe ook verplicht in het Gelders Klimaatplan. De belangrijkste als duurzaam beschouwde energiebronnen zijn op dit moment zon en wind. Omdat zonnepanelen in de winter bijna geen stroom opwekken, moet er ook gebruik worden gemaakt van windenergie. Kortom: ook in Gelderland moeten windturbines (vaak ten onrechte windmolens genoemd) komen.
Nu blijkt er echter één regio te zijn waar dat voorlopig niet lijkt te gebeuren: de Veluwe. Dit is een Natura-2000-gebied, een natuurgebied met een streng beschermde status die onder andere met zich meebrengt dat voor een aantal bedreigde soorten een instandhoudingsdoel bestaat: er mogen geen activiteiten plaatsvinden die een ongunstige invloed hebben op het leefgebied van die soort. En laten windturbines nu link zijn voor een zeldzame roofvogel die op de Veluwe zijn belangrijkste leefgebied heeft: de wespendief.
„Windturbines zijn op zichzelf niet gevaarlijk,” zegt woordvoerder en bestuuradviseur Petra Borsboom van provincie Gelderland. „Wel is er sprake van een ‘aanvaringsrisico’; dat verschilt per soort en is mede afhankelijk van het gedrag van de vogelsoort en van de hoogte van de turbine.” Ze haast zich het gevaar van windturbines te nuanceren: „De grootste slachtoffermaker onder de vogels is nog altijd de huiskat.” En vergeet het verkeer en het verlies van leefgebied niet.
Getroffen
Toch wordt er af en toe een vogel getroffen door een rotorblad, en op de Veluwe zou dat kunnen gebeuren met een wespendief. Borsboom: „De wespendief is een trekvogel die ongeveer drie maanden per jaar hier is, een roofvogel die over een groot gebied foerageert en ’s nachts slaapt. De Veluwe heeft een apart instandhoudingsdoel voor deze roofvogel, omdat dit nu precies het gebied is dat belangrijk is voor de instandhouding: het is zijn grootste aaneengesloten broedgebied in Europa.”
Conflict
Kortom: de wespendief „dwarsboomt geen plannen” maar zorgt door zijn aanwezigheid én zeldzaamheid passief voor een conflict met een ander belang. Over heel Nederland is de soort achteruitgegaan (van rond de 600 in de jaren negentig naar rond de 400 nu). Op de Veluwe is het aantal broedparen waarschijnlijk onder de ‘veilige grens’ van 100 gezakt. Oorzaken zijn volgens Sovon Vogelonderzoek, de organisatie die in opdracht van de provincie een onderzoek heeft uitgevoerd naar broedvogels op de Veluwe: voedselgebrek (minder wespen en kleine gewervelde dieren), verstoring door recreanten (de wespendief is een schuwe vogel), boskap, en toegenomen predatie (roof, van de jongen) door havik en boommarter, naast de aftakeling van bos in het Afrikaanse overwinteringsgebied.
Nu zou je je kunnen voorstellen dat er alleen op die plekken geen windturbines worden gebouwd waar de wespendieven rondvliegen, maar dat blijkt eigenlijk de hele Veluwe plus een randzone te zijn. Wat het extra ingewikkeld maakt, is dat de vogel bijzonder lastig te tellen is. „Hij heeft een grillig patroon van waar hij voorkomt,” legt Bosboom uit. „Het kan zijn dat de er van vogel het ene jaar in een bepaald gebied niet één wordt gezien en het volgende jaar een heleboel.”
Zwarte wieken
Het onderzoek –nu door een ander bureau– gaat dus nog door, maar het ziet ernaar uit dat er op de Veluwe voorlopig geen windturbines komen. Bosboom: „Windenergie op de Veluwe sluiten we nu uit tot 2030.” Wel zijn er in de toekomst wellicht technische oplossingen, zoals zwarte wieken, waarnaar nu in Eemshaven onderzoek wordt gedaan, of detectiesystemen.
De wespendief op de Veluwe is niet de enige die windturbines tegenhoudt. In het rivierengebied zijn het bijvoorbeeld de kleine zwaan en de krakeend. „We hebben meerdere doelen te realiseren in een klein land”, besluit Bosboom. „We moeten dus dilemma’s afwegen om energieopwekking te realiseren én te zorgen voor een robuuste en sterke natuur.”