Protestanten zijn er vaak huiverig voor om Maria al te veel aandacht te geven. Onterecht, vindt prof. dr. A. Huijgen. Hij pleit voor het vieren van het feest van de annunciatie, de aankondiging van de geboorte van de Verlosser. En voor het dagelijks zingen van het Magnificat, de lofzang van Maria.
Een christelijke gereformeerde theoloog die een boek over Maria schrijft. Zo vreemd vindt prof. Huijgen dat niet, want volgens hem wordt Maria in protestantse kring ondergewaardeerd. De hoogleraar van de Theologische Universiteit Apeldoorn schreef daarom een boek over de moeder van Jezus: ”Maria. Icoon van genade”, dat vrijdag verschijnt.
Protestanten waarderen Maria onvoldoende, vindt u. Op welke manier?
„Ze is de moeder van alle gelovigen. Zoals Abraham aan het begin van het Oude Testament door God wordt geroepen, zo staat Maria aan het begin van het Nieuwe Testament. Ze hoort het Evangelie van de komst van de Verlosser, een ongelooflijk verhaal. Maar ze gelooft en aanvaardt het meteen en spontaan.Maria laat zien wat overgave en genade betekenen. Ze telt totaal niet mee. Een jonge vrouw uit de periferie. Maar God ziet naar haar om. En als Hij naar haar omziet, kan Hij ook naar mij omzien. Luther heeft daarin terecht de rechtvaardiging van de goddeloze gezien. In de Reformatie werd dan ook veel aandacht aan Maria geschonken. Wij zijn dat kwijtgeraakt.”
Toch wordt Maria in de brieven van Paulus niet meer genoemd. Misschien wordt ze soms juist overgewaardeerd?
„In het rooms-katholicisme soms wel, maar in het protestantisme zeker niet. Er zijn in het Nieuwe Testament maar weinig mensen die zo vaak bij naam worden genoemd als Maria. In protestantse kring is er veel aandacht voor Paulus en nauwelijks voor Maria. Dan vind ik dat een onderwaardering.
De bedoeling van mijn boek is niet dat we het nu alleen maar over Maria moeten hebben. Dat zou weer een overdrijving zijn. Het gaat om God en om Zijn genade.”
Maria, die traditioneel met een stralenkrans (corona), wordt afgebeeld, heeft volgens u iets te betekenen voor een wereld in de greep van een pandemie. Wat?
„Ilja Leonard Pfeijffer is zeker geen christen, maar hij schreef in maart 2020, aan het begin van de grote uitbraak van het coronavirus in Europa, in de NRC hoe hij troost vond bij een bronzen Mariabeeld in Genua. Ik vind het interessant om te zien dat veel mensen in deze wereld die het zwaar hebben, troost ervaren bij Maria. Natuurlijk, als protestant zeg ik er direct bij: die troost moeten ze bij Christus zoeken. Jazeker, maar die moederlijke gestalte van Maria heeft iets van schoonheid in zich, net als de Mariavespers van Monteverdi en het Stabat Mater van Pergolesi. Protestantse kerkgebouwen zijn kaal, onze muziek is sober, maar juist in deze coronapandemie kan schoonheid helpen en troost bieden.”
Het protestantisme heeft de wereld „onttoverd”?
„Dat is de these van Charles Taylor. Ik denk dat hij wat overdrijft, want bij Calvijn concentreert het mysterie zich in de sacramenten. Maar er mag best iets zijn van een geheimenis, een mysterie, iets wat je niet onder woorden kunt brengen. Misschien zijn we wel te rationeel geworden in onze geloofsbeleving.
Veel protestantse kerkgebouwen heten Bethel, huis van God. Wat betekent dat voor ons? De coronapandemie heeft deze vraag op scherp gezet. Het geloof is uit het gehoor. Dan kun je dus ook thuis achter je laptop een dienst volgen? We voelen allemaal aan dat dit armoedig is. Waarom dan? Omdat we niet samen kunnen zingen, maar is dat het enige?
Ik denk dat we onder ogen moeten zien dat kerkgebouwen, als plaatsen van ontmoeting tussen God en mensen, een bepaalde vorm van heiligheid vertegenwoordigen. Kijk naar de Bovenkerk in Kampen. Die staat daar al sinds de twaalfde eeuw. Daar is Gods lof gezongen, daar is het Woord verkondigd. En nu worden er geen erediensten meer gehouden. Dat is iets verschrikkelijks. Dat raakt de ziel van ons volk.”
U bent kritisch op de Mariadevotie, maar toch kunnen aspecten daarvan de protestantse traditie verrijken, stelt u.
„Als protestant vind ik Mariadevotie al snel bijgeloof. Bij beeldendienst richt je je devotie op iets wat in de plek komt van God in Christus. Zo beschrijft Henri Nouwen in het boekje ”Maria: De betrouwbare gids” welke troost hij in het Franse bedevaartsoord Lourdes vindt. Dan denk ik: Je kunt toch ook gewoon naar Christus gaan? Aan de Mariadevotie zitten dus heel kwalijke kanten.
Tegelijk zie ik dat een heleboel armen in Midden-Amerika toevlucht en troost bij Maria vinden. Het zegt iets over mijn theologische stijl dat ik niet zomaar wil afwijzen, maar wil zoeken naar een waarheidsmoment. Mariadevotie is een vorm van concreetheid die in het protestantisme vaak ontbreekt. Een afgeleide zou kunnen zijn: vier vaker het heilig avondmaal, laat de avondmaalstafel voorin de kerk staan, maak de kerk tot een plek van schoonheid. Daar ontmoeten hemel en aarde elkaar. Dat kan ook zichtbaar worden gemaakt in een fraaie architectuur, in muziek, in kunst. Worden mensen daardoor afgeleid? Nu zitten kinderen in de kerk orgelpijpen te tellen.”
De Heidelbergse Catechismus wees beelden als boeken der leken af.
„In de zestiende eeuw moest dat ook gezegd worden. De beelden stonden in de kerk zodat mensen de Bijbel niet hoefden te lezen, dus als concurrentie van de Woordverkondiging. Zo moet het niet.
Tegenwoordig kunnen mensen lezen, we hebben Bijbels, het Woord wordt verkondigd. Als je kunst in de kerk een plaats geeft, dan heeft die een totaal andere functie dan in de zestiende eeuw. Niet te overdadig natuurlijk; laten we beginnen met de muziek.”
Het dagelijks zingen van het Magnificat.
„Luther wilde dat zelfs twee keer per dag doen. In de reformatorische traditie zingen we psalmen omdat God die in Zijn Woord aanreikt. Goed, maar God heeft ons in het Nieuwe Testament ook iets aangereikt, zoals de lofzangen van Zacharias, Simeon en Maria. Dat zijn nieuwtestamentische psalmen, over God Die Zijn volk verlost en over het Koninkrijk van God dat komt. Daarover zingt Maria: nederigen worden verhoogd, armen met goederen vervuld, rijken leeg weggezonden. Dat zet juist ons westerse, kapitalistische leven in perspectief. We zijn dan wel rijk en hebben het goed voor elkaar, maar pas op: God komt en oordeelt. Waar sta je dan? Als ik een voorzichtige inschatting maak, dan denk ik dat de gereformeerde gezindte niet de minst materialistische bevolkingsgroep in Nederland is.
Helpt het om daarover te zingen? Ja, je zingt de woorden niet alleen uit, maar ook naar binnen. Daarna neurie je ze nog eens en zo komen de woorden je gedachten binnen.”
Het gebruik van iconen kan helpend zijn voor het geloof, zeker in de huidige beeldcultuur, stelt u.
„Een afbeelding van Maria kun je gebruiken om te overwegen hoe groot Gods genade is. Om je blik te laten vangen. Je kijkt niet alleen naar de icoon, je kijkt er doorheen, als door een venster.
Mocht iemand zich zorgen maken: ik heb geen icoon. Ik ben een ongeduldig mens en ik vind het lastig om me langdurig te concentreren, ook in het gebed. Maar ik zie wel in dat iconen kunnen helpen, als ze maar bedoeld zijn om God te eren.”
Waarom zou je naar een icoon van Maria kijken als je in het gebed rechtstreeks tot Christus kunt gaan?
„We móéten ook rechtstreeks naar Christus gaan. Maar als je niet naar een icoon wilt kijken, dan blijft de vraag: waarop richten we onze ogen dan? Naar die mooie BMW van de buurman?”
U noemt Maria een icoon van genade. Wat bedoelt u daarmee?
„In haar kun je zien hoe groot Gods genade is. Maria zit niet op genade te wachten, ze wordt er door overtuigd en zegt ja. Deze genade blijft tot het einde.
Maria is hét voorbeeld van hoe die genade werkt. Ook als ze zich tijdens de bruiloft in Kana laat terechtwijzen. Ze is een voorbeeldig gelovige, juist omdat ze niets voorbeeldigs heeft. Dat klinkt heel paradoxaal: juist als we proberen te geloven, dan geloven we niet. Maar juist als je je overgeeft, als je niks bent, niks hebt, niks voorstelt – dan gebeurt het.
Waarom zou ik naar Maria kijken? In reformatorische kerken wordt vaak exemplarisch gepreekt: Kijk naar Abraham, kijk naar Jakob, kijk naar Jozef, om te zien hoe hun geloof functioneerde. Waarom dan niet naar Maria? Dat gebeurt niet veel. Mijn bange vraag is: dat zou toch niet zijn omdat ze een vrouw is?”
Of omdat er in de geschiedenis veel mis is gegaan rond de verering van Maria.
„Ook, ook. Er is koudwatervrees, maar die tref je bij de reformatoren opvallend genoeg niet aan. Laten we op een goede manier aandacht hebben voor Maria.”
U pleit voor het vieren van het feest van de annunciatie op 25 maart. Hoe ziet u dat precies voor u?
„Ik denk dat we dat feest kunnen gebruiken als oefenplaats, ook voor de herontdekking van schoonheid. Ik zou er met name een muzikale bijeenkomst van willen maken, waarin het Magnificat een plaats krijgt.
Een tegenwerping zou kunnen zijn: een feest erbij, en dat midden in de lijdenstijd. Maar als je Hervormingsdag viert, dan zie ik niet in waarom je geen aandacht aan de annunciatie zou schenken. De Hervorming is een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis, waarvoor we dankbaar mogen zijn. Maar het betekende óók een breuk in de westerse christenheid, dus van alleen goed nieuws was geen sprake. De annunciatie is dat wel: het begin van het Nieuwe Testament. We leven nog altijd in de nieuwe bedeling en die is toen begonnen.
De herdenking van de annunciatie past wat mij betreft uitstekend in de lijdenstijd. Je belicht Maria als icoon van genade, hoe Gods genade haar ten deel viel. En dan hoeft de aandacht voor Maria niet ten koste te gaan van die voor de lijdende Christus. Dat is nooit de bedoeling.”
De geschiedenis laat zien dat het ook mis kan gaan in de aandacht voor Maria. Zo kondigde de paus de dogma’s van Maria’s onbevlekte ontvangenis (1854) en haar tenhemelopneming (1950) af; ze wordt medeverlosseres genoemd. Is wat meer voorzichtigheid niet op zijn plaats?
„Die dogma’s vind ik onverteerbaar; het zijn kerkelijke bedrijfsongevallen. We moeten het evenwicht bewaren, maar het punt is juist dat we als protestanten te onevenwichtig zijn geworden. Rome leert overigens niet officieel dat Maria medeverlosseres is en ik zie dat ook niet zo snel gebeuren.”
U ziet in de vrouw in Openbaring 12 de gestalte van Israël, van de kerk, maar ook van Maria. Zou u haar hemelkoningin noemen, zoals in de rooms-katholieke traditie wordt gedaan?
„Ik denk dat Openbaring 12 óók over Maria gaat. Zij verbindt Israël en de kerk. Dat we Maria zijn vergeten, ging hand in hand met het vergeten van Israël en dat vinden we sinds de Tweede Wereldoorlog een onvergeeflijke fout.
Ik zou Maria geen hemelkoningin noemen. Ik gebruik dat woord vooral om te verkennen hoe het er met de ziel van Europa voorstaat. Wat is Europa en waar gaat het naartoe? Dan vind ik het fascinerend om te zien hoe de ontwerper van de Europese vlag de sterrenkrans van Maria als model heeft genomen.”
En moeder Gods?
„Het heeft me verrast dat ook een orthodox-gereformeerd theoloog als Turrettinus die titel gebruikt. Dat kan dus. Eigenlijk is het ”Theotokos”, degene die Hem heeft gebaard Die God wordt genoemd. Dat is een titel die onder meer de vroege concilies, de reformatoren en de gereformeerde kerken aanvaardden. Maar het is een hele mond vol, dus het is begrijpelijk dat men ”mater Dei”, moeder Gods in het Latijn, ging gebruiken. Hoewel dit natuurlijk niet betekent dat Maria in letterlijke zin moeder van God is, alsof God een moeder heeft.”
Hoe kunnen protestanten Maria op een goede manier op waarde schatten?
„Vereren kan een voor protestanten acceptabele term zijn als het betekent: erkennen van Gods werk in Maria en het dankbaar waarderen daarvan als bemoediging en aansporing. De termen ”hoogachten” en ”eren” zijn wat mij betreft nog wat beter dan de term ”vereren”. „Alle generaties zullen mij zalig spreken”, zei Maria. Dat betekent dat we erkennen dat Gods iets groots en unieks in haar leven heeft gedaan en dat ze ook een unieke plek binnen de christelijke kerk heeft. Alleen al de erkenning dat deze vrouw, dit Joodse meisje, die plek heeft, helpt ons om Israël niet te vergeten, om de vrouwelijke stem niet te vergeten. En dat is vaak wel gebeurd.
De beste uiting van dat vereren, eren of hoogachten, blijft voor mij de muzikale vorm: het zingen van het Magnificat. Ik kan begrijpen dat mensen hun wenkbrauwen fronsen, maar de vraag is altijd: wat is het alternatief? Een icoon van Maria gebruiken lijkt misschien raar, maar kerkenraadskamers hangen ook vaak vol met foto’s van predikanten. Zulke beelden verwijzen naar een geschiedenis. Wie overweegt hoeveel genade Maria ontving, geeft blijk van meer dan respect.”
Maria. Icoon van genade, Arnold Huijgen; uitg. KokBoekencentrum; 384 blz.; € 27,99