Vrouwelijke ambtsdragers, homoseksualiteit, schepping en evolutie. Daarover wil prof. dr. A. Huijgen het in zijn boek ”Lezen en laten lezen” liever niet hebben. Maar op een studiedag in Apeldoorn, over gelovig omgaan met de Bijbel, kwamen deze hete hangijzers toch regelmatig langs.
Prof. Huijgen, hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) van de Christelijke Gereformeerde Kerken, wil een spade dieper gaan. Hij laat woensdag in de Apeldoornse Victorkerk een filmpje zien van het Kampen Boys Choir, een jongenskoor dat in de Bovenkerk in Kampen een motet van Palestrina zingt: „Zoals een hert verlangt naar de waterbronnen, zo verlangt mijn ziel naar U, o Heere.”
Zulke psalmen zijn bedoeld om te zingen, te bidden, om verinnerlijkt te worden, zegt prof. Huijgen even later. „Het gaat erom dat de waarheid, de melodie van de Schrift, gaat resoneren in de ziel. Om de levende, verborgen omgang met de levende God.”
En ja, een aanleiding tot het schrijven van zijn boek was inderdaad de discussie rond schepping en evolutie, vrouw en ambt en homoseksualiteit. Kern van het boek, en dat hebben volgens hem niet alle recensenten opgepikt, is echter de bewogenheid van God. De ziel, een klankkast waarin het Woord resoneert, vindt zijn oorsprong in Gods bewogenheid. „Je kunt niet over God spreken buiten Jezus Christus om. God is voluit bewogen, Hij is namelijk liefde.”
Daarnaast staat de komende Christus, de eschatologie, centraal. Prof. Huijgen citeert de hervormde theoloog Oepke Noordmans: „Als de Bijbel een titel zou moeten hebben, dan luidt die: ”Hij komt”.” Er is hoop omdat Jezus Christus komt, stelt de TUA-hoogleraar.
Prof. Huijgen ziet zijn boek als een „herbronning” van de bevindelijke traditie. Hij verbaast zich er dan ook over dat recensenten uit de gereformeerde gezindte dát niet hebben opgepikt. Hij vermoedt dat dit komt door „koudwatervrees” voor hermeneutiek, het verstaan van de Schrift met het oog op het persoonlijk geloof, kerk en theologie vandaag. „Maar rationalisme en secularisatie gaan door en bedreigen ook de reformatorische kring. Ik voer dan ook een pleidooi voor bevindelijke Bijbellezing, met verwachting van de komende Christus.”
Dat rationalisme ervaren zijn gemeenteleden in Lelystad dagelijks aan den lijve, zegt ds. P. Roosendaal. „We hebben behoefte aan stilte. Daarin ontvangen we het Woord. De ziel heeft rust nodig om te ademen.”
Maar moet de ziel wel „leeggemaakt” worden om het Woord te kunnen ontvangen? „De afstemming op het Woord ontstaat in mijn ervaring niet door leeg te worden, maar doordat het Woord andere stemmen het zwijgen oplegt. Als God spreekt, gebeurt er wat.”
Dr. J. R. Douma, vrijgemaakt gereformeerd predikant in Zwolle, vraagt aandacht voor de manier waarop de monastieke traditie de Bijbel leest. „We moeten niet vergeten dat de Schriften al eeuwenlang worden gelezen met het oog op de Godsontmoeting. Dat ze zich láten lezen in de verborgen omgang.”
Hij onderstreept de woorden van prof. Huijgen dat Bijbellezen tegenwoordig geproblematiseerd wordt, dat christenen vooral oog hebben voor weerbarstige teksten. En dat is misschien het grootste probleem, vindt dr. Douma. „We lezen de Bijbel vaak niet om in Gods aanwezigheid te komen.”
Christenen zouden de Bijbel moeten lezen om de vreugde van Jezus te zien en te ervaren, om te groeien in liefde. „Misschien is gelovig omgaan met de Bijbel, zoals de ondertitel van het boek ”Lezen en laten lezen” luidt, niet het punt. Dat is het liefdevol omgaan met de Bijbel. Zodat Christus in ons gestalte krijgt. Als de Bijbel een titel had, was die niet: ”Hij komt” maar ”Hij is hier”.”
In de „confrontatie met het leven” in Amsterdam kreeg de hervormde predikant dr. P. J. Visser naar eigen zeggen een ander Godsbeeld. „Van een God Die alles voor zeggen heeft naar God Die het amper voor het zeggen krijgt.”
Zó is God in deze wereld, stelt dr. Visser. „Hij wordt constant afgedankt, vertrapt, aan het lijntje gehouden.”
Maar God is een God van liefde. „En dat maakt Hem, van het begin tot het einde van de Schrift, kwetsbaar.”
De media moeten volgens hem stoppen met het „eindeloos herhalen” van het nieuws dat er kerken worden gesloten. „Want dat is nu eenmaal de werkelijkheid. In déze wereld staat Hij op, rechtvaardigt Hij de goddeloze.”
Prof. dr. W. van Vlastuin, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam en rector van het Hersteld Hervormd Seminarium, houdt een pleidooi voor Bijbellezen met de „héle Luther.” Hij vindt het beroep van prof. Huijgen op de zestiende-eeuwse kerkhervormer te beperkt.
In het lezen van de Schrift vindt een ontmoeting plaats van de verloren mens en de rechtvaardige God, stelt hij. „Voor Luther gaat het om het zich laten lezen door wet en Evangelie, om de rechtvaardiging van de goddeloze.”
Hij vindt dat prof. Huijgen het Schriftgezag te veel beperkt tot de verhouding tussen God en mens. „Luther zou geen schroom hebben om stellige en bindende uitspraken over bijvoorbeeld homoseksualiteit te doen.”
Dr. W. A. de Boer las de bijdrage van dr. G. T. M. Visser, die vanwege ziekte afwezig was, voor. De „vlam” van een levende geloofsbeleving is volgens de Leidse filosoof ook in niet-gereformeerde tradities te zien. Hij wees onder meer op de „innerlijkheid en gelatenheid” bij de middeleeuwse mysticus Meister Eckhart.
Dan gaat prof. Huijgen kort in op de vijf lezingen. Zou, bijvoorbeeld, de titel van de Bijbel wel ”Hij is hier” kunnen luiden? „In deze wereld, of dat nu Amsterdam of Lelystad is, is het juist vaak de ervaring dat Hij er niet is. Daarom moeten we blijven benadrukken dat Christus ook komende is.”
Tegen prof. Van Vlastuin: „Het innemen van stevige stellingen is nog geen deugd. We moeten het goede zeggen. Als je de hele Luther wilt, krijg je ook zijn uitspraken over de Joden. We moeten dus selectief zijn.”
Prof. Huijgen wil het Schriftgezag niet alleen op de existentiële relatie tussen Christus en de gelovige betrekken. „In die relatie komt het hele leven aan bod. Ik stel in mijn boek dat het laatste gezag, de ultieme norm voor leer en leven, de Schrift als het Woord van God zelf is. Dat lijkt me helder. Ik vind het wel grappig dat ik nu het verwijt krijg dat ik niet stellig genoeg ben. Meestal krijg ik het verwijt dat het anders is.”
Ds. M. K. de Wilde, predikant van de hervormde gemeente in Sommelsdijk, sprak over het ”Chicago Statement on Biblical Inerrancy” uit 1978, een verklaring over de onfeilbaarheid van de Bijbel. De verklaring is onderschreven door onder anderen de Amerikaanse predikanten Tim Keller en John Piper.
Prof. Huijgen ziet de verklaring vooral als een rationele verdediging van de Bijbel. Een fout is voor de opstellers iets dat niet overeenkomt met de feiten. Dit is echter een „modern begrip” van feitelijkheid: alsof er ‘kale’ feiten zijn die objectief vastgesteld kunnen worden.
Maar volgens ds. De Wilde moet de verklaring vooral worden gezien als een belijdenis: de Bijbel is onfeilbaar. „Omdat bij prof. Huijgen de context van deze verklaring ontbreekt, wordt er een karikatuur geschapen.”
Als de Bijbel onfeilbaar is en zonder fouten, dan kunnen mensen dit boek zonder twijfels lezen, betoogt ds. De Wilde. Dan heeft de Schrift gezag. „Dat is een spannende belijdenis, want buig je ook voor Hem? Laat je niet alleen lezen, maar ook leiden: in wat de Heere zegt.”
Er is „weinig” in het boek van prof. Huijgen waarmee de Amsterdamse hoogleraar prof. dr. H. van den Belt het niet eens is, zegt hij. Hij verwachtte echter meer aandacht voor de historische en culturele kloof tussen de lezer en de Bijbeltekst. Het wordt volgens hem juist „spannend” als Bijbeluitleg zich laat beïnvloeden door nieuwe inzichten in de natuurwetenschap, bijvoorbeeld in de visie op schepping en evolutie. Volgens hem gaat prof. Huijgen te veel uit van de term „gelatenheid” en hij zich duidelijker moeten uitspreken. „Maar misschien is dat iets voor deel 2 van dit boek.”
Ds. J. M. J. Kieviet, emeritus predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken, noemt ”Lezen en laten lezen” een „vroom” boek. „Het breekt een lans voor een gelovige omgang met de Bijbel, het is een pleidooi voor innerlijke ontvankelijkheid. Niet ik lees het Woord, maar het leest mij.”
Wat hij echter „pijnlijk” mist in het boek, is „begrip en invoelingsvermogen” voor christenen die „beducht zijn voor aantasting van het gezag van de Schrift.”
Prof. Huijgen stipt onderwerpen als vrouwelijke ambtsdragers, homoseksualiteit en schepping en evolutie slechts even aan in zijn boek. „Ik vind het spijtig dat hij zich niet laat kennen in deze drie kwesties”, aldus ds. Kieviet. „Door te zwijgen, laat hij te veel te veronderstellen over. Zou de Heilige Schrift geen richting willen geven op deze punten? Dat weiger ik te geloven.”
Prof. dr. E. Talstra, emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam, vindt dat prof. Huijgen te veel een tegenstelling maakt tussen verstand en geloof. Staat bijvoorbeeld in Psalm 78 historische kennis tegenover hoop? „Nee, het geschiedenisboek ís het verhaal van de hoop.”
In een reactie op de laatste vijf lezingen zegt prof. Huijgen onder meer dat in de Chicago Statement betrouwbaarheid, onfeilbaarheid en foutloosheid „op één hoop” worden gegooid. „Er is een probleem als je vindt dat de Bijbel iets bepaalds móét zeggen.”
Tegen ds. Kieviet: „Ik proef een oprechte zorg en die wil ik heel serieus nemen. Maar waar blijven we als we het pad van angst aflopen? Ik wil de Bijbel eerlijk lezen. We zijn van God afhankelijk. Hij laat ons niet alleen. Dan durven we het aan om elkaar te vertrouwen. Als je de Bijbel dichttimmert, heb je een Bijbel naar eigen inzicht. Daarvoor wil ik waken.”
Dan gaan prof. Huijgen en dr. B. Loonstra, predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Gouda, met elkaar in gesprek over Paulus’ spreken over vrouwen in de gemeente. In zijn vorig jaar verschenen boek ”Meedenken met Paulus” betoogt dr. Loonstra dat „de Schrift zelf leert dat in andere tijden de rol van de vrouw anders kan worden dan die welke Paulus in zijn eigen situatie verdedigt.”
Dr. Loonstra zegt dat hij, evenals prof. Huijgen, wil uitgaan van het primaat van de Schrift. „De Bijbel moet het laatste woord hebben. Waar zit het verschil tussen ons dan wel? Dat ik de erkenning van de verschillende culturele contexten, vroeger en nu, wil verwerken in de uitleg van de tekst.”
Dat slaven op een gegeven moment in opstand kwamen, is volgens dr. Loonstra in tegenspraak met wat Paulus over hun positie zegt. „Herinvoering van slavernij zou ingaan tegen ons gevoel van recht en onrecht.” Voor de positie van de vrouw in de kerk geldt min of meer hetzelfde, aldus de predikant.
Prof. Huijgen vindt dat „de consensus van wat in een gemeente liefde heet” niet bepalend mag zijn voor de uitleg van de Schrift. De Bijbel wil zich volgens hem dan ook niet voor of tegen slavernij uitspreken, maar slaven tot voorbeeld stellen. Zo wil Paulus, als hij over vrouwen in de gemeente spreekt, hen niet buitensluiten. „We zijn geneigd dat in deze teksten te lezen.”
Prof. Huijgen wijst op de scheppingsorde: „Man en vrouw schiep Hij hen.” „Als ik daar alle teksten over mannen, vrouwen, huwelijk en de relatie tussen Christus en Zijn gemeente naast leg, dan heeft ons dat iets te zeggen. Maar wat dat precies betekent voor man-zijn en vrouw-zijn, kan ik niet in één alinea beantwoorden. Die vraag moet op tafel komen.”