Wetenschap & techniek

Wetenschapper: En toch is een Schepper onmisbaar

Vanaf de achttiende eeuw verdween God uit de wetenschap. De christelijke wetenschapsfilosofie is ingeruild voor een denkwereld die alleen ruimte laat voor het stoffelijke en het meetbare. Ten onrechte, stelt de Amerikaanse wetenschapsfilosoof Stephen Meyer in zijn nieuwste boek.

16 June 2021 10:48
Bill Gates zei ooit: „DNA is als een computerprogramma, maar veel, veel geavanceerder dan alle software die we ooit hebben gemaakt.” beeld Getty Images
Bill Gates zei ooit: „DNA is als een computerprogramma, maar veel, veel geavanceerder dan alle software die we ooit hebben gemaakt.” beeld Getty Images

Meyer breekt een lans voor de terugkeer van de ”God-hypothese” in de wetenschap: God als ultieme Oorzaak van het universum, de fijnafstelling van de natuurconstanten en het ontwerp van complexe structuren in de biologie.

17220224.JPG
Meyer. beeld Discovery Institute

De titel van Meyers boek, ”The Return of the God Hypothesis”, is een knipoog naar een beroemde, maar waarschijnlijk apocriefe, uitspraak van de Franse wiskundige Pierre-Simon de Laplace (1749-1827). De Fransman publiceerde in 1798 zijn boek ”Traité de Mécanique Céleste”. Toen hij het in 1802 presenteerde aan de Franse keizer Napoleon Bonaparte, vroeg deze Laplace wat de rol van God bij het ontstaan van het zonnestelsel is geweest. De wiskundige antwoordde: „Sire, ik had die hypothese niet nodig.” Dat moment markeert een fundamenteel afscheid van de plaats van God in het wereldbeeld van veel wetenschappers, stelt Meyer. Ondanks de grote aandacht voor zijn boek vindt de Amerikaan ruimte voor een interview.

Waarom namen de wetenschappers afscheid van God als Schepper?

„Wetenschappelijke oorsprongstheorieën ondersteunden de visie van een autonome en zichzelf scheppende natuurlijke wereld. In de astronomie stelde Laplace de nevelhypothese voor. Daarmee verklaarde hij de oorsprong van het zonnestelsel als het resultaat van puur natuurlijke zwaartekrachten.

De Britse advocaat Charles Lyell (1797-1875) wees langzame, geleidelijke en volledig naturalistische veranderingsprocessen aan als de geologische oorsprong van bergketens en canyons.

In de astronomie en de natuurkunde leefde het geloof dat ruimte en tijd oneindig zouden zijn. Dat maakte nadenken over God als ultieme oorsprong van materie overbodig.

De grootste verschuiving kwam met Darwins evolutietheorie. Die probeerde aan te tonen dat een blind proces van natuurlijke selectie op willekeurige variaties de oorsprong van alle levensvormen verklaart. Volgens Darwin líjken levende organismen te zijn ontworpen door een intelligente Schepper, maar de natuur zou de echte schepper zijn. De Amerikaanse evolutiebioloog Francisco Ayala noemt het zelfs Darwins grootste prestatie dat deze heeft aangetoond dat levende wezens zijn ontstaan via een natuurlijk proces van natuurlijke selectie. Zonder dat daarvoor een beroep moet worden gedaan op een Schepper of een andere externe factor.”

Uw boek gaat hiertegen in?

„Inderdaad. In mijn nieuwe boek stel ik dat recente wetenschappelijke ontdekkingen het geloof ondersteunen in het bestaan van God. Het theïsme, met zijn transcendente, intelligente en actief scheppende God, vormt de beste verklaring voor de drie belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen. Bewijs uit de kosmologie suggereert dat het universum een begin had. Natuurkundig bewijs toont aan dat het universum vanaf het begin nauwkeurig is afgesteld om leven mogelijk te maken. De aanwezigheid van digitale informatie en een complex systeem van informatieopslag, -overdracht en -verwerking in zelfs de eenvoudigste levende cellen, is een biologisch bewijs. Scheppende activiteit van God is weer noodzakelijk geworden om dit bewijs te verklaren.”

Hoe suggereert het astronomische bewijs dan een God-hypothese?

„Lange tijd meenden wetenschappelijke materialisten dat het materiële universum eeuwig en op zichzelf staand was. Het zou daarom geen Schepper nodig hebben. Astronomen hebben echter ontdekt dat het fysieke universum een begin had. Het eerste bewijs daarvoor kwam rond 1920 met de ontdekking van roodverschuiving van sterren: daardoor lijkt het alsof die zich van ons verwijderen. Kort daarna toonden de Belgische priester en natuurkundige Georges Lemaître en de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble onafhankelijk van elkaar aan dat sterrenstelsels die verder van de aarde verwijderd zijn, zich sneller van de aarde af bewegen dan die dichtbij staan. Dat suggereerde een bolvormige uitdijing van het universum, zoals een ballon wordt opgeblazen. Het heelal moet dus ooit begonnen zijn. Wetenschappers noemen dat punt de oerknal. Natuurkundige en Nobelprijswinnaar Arno Penzias merkte ooit op dat „de beste gegevens die we hebben precies laten zien wat ik zou hebben voorspeld, als ik niets anders had dan de eerste vijf boeken van Mozes, de Psalmen en de Bijbel als geheel.”

Waarom wijst de fijnafstemming van het universum op een intelligente Ontwerper?

Natuurkundigen hebben sinds de jaren zestig vastgesteld dat de fundamentele natuurkundige wetten en constanten in ons universum, tegen alle verwachtingen in, nauwkeurig zijn afgesteld. Daardoor kan de aarde leven herbergen. Zelfs uiterst kleine veranderingen in de natuurconstanten, zoals de sterkte van zwaartekracht en elektromagnetische aantrekkingskracht, de massa’s van elementaire deeltjes en de aanvankelijke rangschikking van materie en energie in het universum, zouden leven onmogelijk hebben gemaakt.

Sir Fred Hoyle, voormalig astrofysicus van Cambridge, betoogde dat „een interpretatie van de gegevens met gezond verstand suggereert dat een superintellect met de natuurkunde heeft gespeeld” om het leven mogelijk te maken.

Maar niet alle natuurkundigen delen deze conclusie. Sommige stellen dat er miljarden universa bestaan. In dit ”multiversum” is ons universum een toevallig lot uit de loterij. Toch zien de voorstanders van het multiversum een levensgroot probleem over het hoofd. Al hun voorstellen gaan uit van een mechanisme dat voortdurend universa genereert. Maar dat mechanisme vereist ook fijnafstelling, waarvoor zij geen verklaring hebben. Dat brengt ons terug naar ons beginpunt: de behoefte aan ultieme fijnafstemming.”

En in de biologie?

„De digitale code van het leven suggereert het werk van een ‘meesterprogrammeur’. Nadat de Amerikaanse moleculair biologen James Watson en Francis Crick de structuur van het DNA-molecuul in 1953 hadden opgehelderd, ontwikkelde Crick zijn beroemde sequentiehypothese. Daarin stelde hij dat de chemische bestanddelen in het DNA functio­neren als letters in een geschreven taal of digitale symbolen in een computercode.

Een functionerende computercode is afhankelijk van een precieze reeks nullen en enen. Zo kan het DNA-molecuul alleen cruciale eiwitmoleculen samenstellen door de specifieke rangschikkingen van chemische bestanddelen, de ”basen”, die zich bevinden langs de ‘ruggengraat’ van het DNA. Zelfs de atheïst Richard Dawkins heeft toegegeven dat „de machinecode van de genen griezelig computerachtig is.” En voormalig Microsofttopman Bill Gates: „DNA is als een computerprogramma, maar veel en veel geavanceerder dan alle software die we ooit hebben gemaakt.”

Geen enkele theorie van chemische evolutie verklaart de oorsprong van de informatie in DNA of RNA. In plaats daarvan laat onze ervaring, de basis van alle wetenschappelijke redeneringen, zien dat systemen met functionele of digitale informatie altijd voortkomen uit intelligente oorzaken.

Uit ervaring weten we dat software van programmeurs afkomstig is. We weten dat alle informatie altijd afkomstig is van een intelligente bron. Dat geldt voor hiërogliefen, een boek, en ook radiosignalen. De ontdekking van informatie in elke levende cel biedt dus krachtige argumenten om te concluderen dat intelligentie een rol speelde bij het ontstaan van het leven.”

In hoeverre zijn naturalistisch denkende wetenschappers het eens met deze gedachte?

„Veel wetenschappers die een strikt naturalistische of materialistische verklaring voor de oorsprong van het leven voorstaan, erkennen dat hun chemische evolutietheorieën de oorsprong van de informatie die nodig is voor het leven niet verklaren.”

Slagen ze erin een aannemelijke naturalistische verklaring te geven voor de oorsprong van informatie?

„Geen enkele strikt naturalistische theorie van chemische evolutie heeft de oorsprong verklaard van de functionele informatie die nodig is om de eerste levende cel te produceren uit eenvoudiger niet-levende chemicaliën. Theorieën over biologische evolutie slagen er ook niet in om de oorsprong te verklaren van de hoeveelheid gespecificeerde biologische informatie die nodig is om evolutie van een eerste cel naar de huidige biodiversiteit mogelijk te maken.”

In uw boek weegt u af welk scenario het waarschijnlijkst is: materialisme, pantheïsme, deïsme of theïsme. Gaat het hier om natuurwetenschap of om metafysisch geloof?

„Al deze concurrerende wereldbeelden vertegenwoordigen metafysische (zich buiten het waarneembare bevindende, BvdD) ideeën over hoe de werkelijkheid het beste kan worden verklaard. Het materialisme of naturalisme neemt aan dat de kosmos alles is wat is, ooit was of ooit zal zijn. Maar het bewijs uit de sterrenkunde, in combinatie met de algemene relativiteitstheorie, impliceert een enkelvoudig begin voor materie, ruimte, tijd en energie. Elke entiteit die dit begin kan verklaren, moet deze vier dimensies overstijgen. God, in de opvattingen van joods-christelijke theïsten, beschikt precies over zulke transcendente oorzakelijke krachten. Daarom biedt het theïsme een betere verklaring dan het materialisme.

17220225.JPG
omslag. beeld HarperOne

Het deïsme kan, net als het theïsme, de geschiktheid verklaren van de aarde voor menselijke bewoning. Net als het theïsme, vat het deïsme God op als een zowel transcendente als intelligente schepper. Maar het deïsme ontkent dat God aanwezig blijft in de schepping, als ondersteunende aanwezigheid of als actor erin na de oorsprong van het universum. Het deïsme heeft dus moeite met het verklaren van het bewijs van ontwerp- of scheppingsdaden tijdens de geschiedenis van de kosmos. Maar dergelijk bewijs bestaat juist wel in de levende wereld. Denk aan de functionele digitale informatie; die levert overtuigend bewijs van intelligent ontwerp.”

In hoeverre is de theïstische God waarover u in uw boek schrijft de God van de Bijbel?

„Het wetenschappelijke bewijs in mijn boek wijst op de realiteit van een god die de kenmerken bezit van de God van de Bijbel. Zo moet Hij in een bijzonder creatieve intelligentie bezitten, daarnaast grote kracht die ruimte, tijd, materie en energie overstijgt. Bovendien moet Hij handelen in de schepping na het begin van het universum, in tegenstelling tot een deïstische schepper.” Dat wijst op een theïstische God Die Zich bekendmaakt in Zijn speciale openbaring, de Schriftuur, en in Zijn algemene openbaring in de natuur.”

The return of the God-hypothesis. Three scientific discoveries that reveal the Mind behind the universe, Stephen C. Meyer; HarperOne, New York, 2021; ISBN 9780062071507; 564 blz.; € 25,-

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer