Het was tijd om opnieuw levensverhalen van christelijke wetenschappers te bundelen, vond de Delftse hoogleraar Cees Dekker. Ze verschijnen onder de titel ”Alle verstand te boven”. „Net als in mijn eerdere boek uit 2008 zijn het 22 persoonlijke verhalen geworden.”
Dekker ziet de nieuwe bundel als opvolger van ”Geleerd en gelovig” uit 2008. „Er is na dertien jaar een nieuwe generatie wetenschappers aangetreden. Zonder uitzondering zijn het bevlogen mensen met liefde voor hun vak en voor God. Bovendien is de maatschappij verder geseculariseerd”, vertelt hij onder de blauwe regen in zijn Haagse achtertuin.
„Het viel me op dat de sfeer van de verhalen is veranderd. Deze christelijke wetenschappers werken in een seculiere omgeving. Je proeft de secularisatie van de maatschappij terug in hun verhalen. Die hebben een toon alsof ze moeten verantwoorden waarom ze überhaupt geloven. De seculiere omgeving doet wat met de auteurs. Ze zijn daardoor bewuster met het geloof bezig. Slechts een enkeling zie je nog spontaan en onbekommerd geloven.
Dertien jaar geleden was geloven nog wat vanzelfsprekender; dat is nu echt anders. Dat heeft me tot nadenken gestemd.”
De achtergrond van de scribenten varieert van Rooms-Katholieke Kerk tot Gereformeerde Gemeenten en van evangelisch tot Russisch-orthodox; van Afrikaans tot Canadees. Hoe kwam u tot deze selectie?
„Een jaar geleden kwam ik op het idee om weer een bundel met levensverhalen van christelijke wetenschappers te publiceren. Natuurlijk heb ik geput uit mijn eigen netwerk; ik loop al even mee in de wetenschap. Ik kwam zo aan zo’n honderd namen van christelijke wetenschappers. De selectie moest wat mij betreft zo divers mogelijk zijn: ik wilde mannen en vrouwen, ouderen en jongeren, alfa-, bèta- en gammawetenschappers, zo veel mogelijk kerkelijke denominaties en diverse nationaliteiten. Die opzet is, denk ik, aardig geslaagd.”
Is het lastig om een dergelijke groep wetenschappers bij elkaar te krijgen?
„De meeste zeiden direct en enthousiast: ja. Er zijn er een paar geweest die hebben gezegd: dat is niets voor mij. Ik kan die aarzeling om mee te doen wel begrijpen. Deze verhalen zijn heel open en persoonlijk; de scribenten stellen zich écht kwetsbaar op.”
In hoeverre hebt u de wetenschappers gestuurd bij de inhoud van hun bijdrage?
Nadenkend: „Ik heb hun gevraagd om een autobiografische geloofsschets.” Met een lach: „Zo kun je dat toch noemen? Ze moesten iets schrijven over hun wording, hoe hun christelijk geloof zich had gevormd, maar ook over hun vak. En daarnaast heb ik hen laten nadenken over de relatie tussen hun vak en het christelijk geloof. Sommigen moest ik aanmoedigen om iets meer over hun vak te schrijven, anderen over de relatie tussen geloof en wetenschap. Ik heb hen verder vrijgelaten. Dat leverde zeer verschillende verhalen op.”
Vooral voor biowetenschappers was het een worsteling om evolutie een plek te geven in het christelijk geloof; iets waarin ze volgens u uiteindelijk prima slaagden.
„Inderdaad. Die zijn daar intensief mee bezig geweest, vanwege de aard van hun vakgebied. Voor biowetenschappers uit de protestantse traditie, zoals ontwikkelingsbioloog Gert Jan Veenstra, bio-informaticus Marnix Medema en ikzelf, is de evolutietheorie aanleiding geweest tot een moeizame zoektocht. Uiteindelijk werden we geholpen door nieuwe inzichten in de aard van de Bijbelse scheppingsverhalen.” Andere wetenschappers zeiden ronduit: „Met schepping-evolutie houd ik me niet erg bezig; er liggen nu urgentere vragen op tafel rond geloof en wetenschap.””
Wat is de oorzaak geweest dat er in de trend van „ongezonde polarisatie rond schepping en evolutie”, zoals u schrijft, een kentering is gekomen?
„De discussie is weer opgestart. Ik denk dat er de afgelopen twintig jaar meer openheid is gekomen over dit thema. De twintig jaar daarvoor heerste er vooral radiostilte. Voor orthodoxe christenen leek een schepping in zes letterlijke dagen stilzwijgend de enige juiste manier om hierover na te denken. Nu geloven veel christenen dat God de wereld via evolutieprocessen heeft geschapen.
Persoonlijk vind ik dat we ons niet uit elkaar moeten laten drijven door onze visie op thema’s zoals evolutie, Israël of de doop. Door de secularisatie zijn we als christenen al in de minderheid. Laten we elkaar dan vinden in ons gezamenlijke geloof in onze Heer Jezus, bijvoorbeeld, zoals de geloofsbelijdenis van Nicea dat omschrijft.”
De kwestie schepping-evolutie leeft nog volop in de achterban van het RD. Is het Schriftgezag hier niet in het geding?
„Laat ik een positieve insteek kiezen. Ik zie er een sterke wil in om het Woord van God serieus te nemen. Verliezen wat je hebt, vormt een bedreiging. Ik proef de angst dat een symbolische lezing van sommige teksten over de schepping je op een hellend vlak brengt: van orthodoxie via vrijzinnigheid naar het atheïsme. Dat geeft een sterke motivatie om vast te houden aan de vertrouwde interpretatie van het scheppingsverhaal.
Die wordt vervolgens vaak gekoppeld aan een specifieke visie: het creationisme. Maar we moeten ons afvragen: wat bedoelde God in woorden van 4000 jaar geleden te zeggen met die Bijbeltekst? Daarover heeft Gijsbert van den Brink een uitstekend boek geschreven.
Waar ik me wel zorgen over maak, is dat de RD-achterban geen geïsoleerde zuil is: ook jongeren uit de achterban van het RD gaan studeren. Gevoelsmatig moeten zij vanuit hun opvoeding een keuze maken tussen oerknal en evolutie, of God en de Bijbel. Als ze tijdens hun studie overtuigd raken van evolutie als een redelijk en logisch verhaal, gooien ze God en het geloof overboord. Dat soort overwegingen kun je teruglezen in de bijdrage van architect Hans Teerds. Hij gaf aan dat naar zijn gevoel zijn vragen niet serieus werden genomen.
Veel van de wetenschappers in de bundel geloven op een vrij rationele manier in God. Hoe komt dat?
„Uiteraard zijn het allemaal mensen met gevoel én verstand. Maar ik denk dat een waardering voor de ratio eigen is aan wetenschappers. Ze zijn gericht op het beargumenteren van wat de beste verklaring is voor een verschijnsel. In hun werk speelt de ratio een grote rol. Die manier van denken, redeneren en reflecteren vormt je; die dringt door tot in je vezels.
Op dat punt vond ik de bijdrage van natuurkundige Aart Nederveen interessant. Ik zie wetenschap vooral als een instrument om kennis te verkrijgen en die te benutten. Nederveen stelde in zijn bijdrage dat de moderne wetenschap leidt tot een andere wijze van denken, die ook het geloof beïnvloedt. We denken mechanistisch, schrijft hij. Ik vond dat een interessante observatie. Ik vroeg hem vervolgens ook hoe we als christenen dan anders kunnen denken. Daarover schreef hij boeiende dingen.”
Welke biografie vond u het aansprekendst?
Dekker somt moeiteloos een aantal namen van scribenten op. „Neurowetenschapper Suzanne van Veluwe valt op door haar gedrevenheid en haar balans in denken over geloof en wetenschap; bij kerkrechtdeskundige Rik Torfs spat de onderkoelde humor van de pagina’s af; neerlandica Martine Veldhuizen schrijft in prachtige taal.” Om vervolgens te concluderen: „Ik kan ze allemaal wel noemen. Stuk voor stuk zijn het pakkende persoonlijke verhalen van boeiende mensen die me aan het denken zetten.”
Welke het verrassendst?
„Ik denk de verhalen van de migranten, zoals Mikhail Katsnelson en Peter Ngene. Met hun Russische en Nigeriaanse achtergrond vallen ze buiten mijn normale context.”
Nederveen schreef: „Er is genoeg verbeeldingskracht voorhanden om de God van de Bijbel te zien als degene die op een verborgen manier aanwezig was in de miljarden jaren voordat de mens op het toneel verscheen.” Was u verrast dat iemand van de Gereformeerde Gemeenten dat schreef?
„Nou nee, ik denk niet zo in hokjes. Als hij het tegenovergestelde had gezegd, had het me meer verrast. Ik heb hem overigens uitgedaagd om wat meer te schrijven over schepping en evolutie, maar hij schreef liever over het evolutionaire wereldbeeld.”
In hoeverre ziet u de scribenten in uw bundel als rolmodel?
„Ik denk dat ze allemaal rolmodel zijn op het gebied van weten en geloven. Om wegwijzers te zijn voor studenten, denkende christenen en een nieuwe generatie wetenschappers. Zo kan Nederveen een rolmodel zijn binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij is breeddenkend, en houdt tegelijk vast aan het Woord van God.”
”Alle verstand te boven” is uw tiende boek. Wat drijft u om dergelijke bundels samen te stellen?
„Ik heb een missie. Ik ben wetenschapper en geloof van harte in God. Ik loop geregeld aan tegen de negentiende-eeuwse mythe dat geloof en wetenschap enorm met elkaar in conflict zouden zijn. Ik wil laten zien dat dit niet klopt. Beide passen harmonieus bij elkaar. Wetenschap valt uitstekend te combineren met geloof in God.”
Ik meen dat filosoof Egbert Schuurman zei dat de mens een cultuuropdracht heeft. Nou, wetenschap is een methode om de schepping in cultuur te brengen. Het is een deel van onze opdracht om God te eren en onze medemens te dienen. In boeken kan ik deze gedachte op een georganiseerde manier delen.”
Bent u momenteel bezig met een volgend boek?
„Niet echt. Wel zijn we bezig om het boek ”Oer” in de VS uit te geven. Er is telkens weer ruimte voor nieuwe boeken. Zo werd ”Geleerd en gelovig” in 2008 heel positief ontvangen. Maar zo’n boek heeft een eindige tijdshorizon. Daarom hoop ik op eenzelfde goede ontvangst van ”Alle verstand te boven”.”
Alle verstand te boven. 22 wetenschappers over hun leven, werk en God, Cees Dekker; Ark Media, Heerenveen, 2021; ISBN 9789033802515; 384 blz.; € 24,99