Binnenland
Hoe extreemrechts acceptabel werd

Langzaam en vaak zonder dat we het doorhebben, krijgt radicaal- en extreemrechts gedachtegoed voet aan de grond in Nederland. Daarvoor waarschuwt onderzoeker Nikki Sterkenburg. Het zijn steeds vaker vriendelijke en goedopgeleide mensen die „alles ter discussie stellen wat ooit is bevochten.”

Auke van Eijsdenen ND
26 May 2021 17:43
Een demonstratie van extreemrechts in Nijmegen. Onderzoeker Nikki Sterkenburg zegt dat het extreemrechtse gedachtegoed steeds meer wordt geaccepteerd. beeld ANP, GinoPress
Een demonstratie van extreemrechts in Nijmegen. Onderzoeker Nikki Sterkenburg zegt dat het extreemrechtse gedachtegoed steeds meer wordt geaccepteerd. beeld ANP, GinoPress

Eigenlijk doet ze dit interview met tegenzin, bekent journalist en onderzoeker Nikki Sterkenburg (37). Niet vanwege het Nederlands Dagblad, haast ze zich te zeggen – het geldt evenzeer voor andere media. Het liefst was ze gewoon „twee weken in bed gaan liggen met een deken over mijn hoofd” om dan langzaam weer tevoorschijn te komen. Zodat ze voor niemand hoeft te vrezen. Zodat ze niet meer bang hoeft te zijn.

Nikki Sterkenburg (1984) begint haar carrière als misdaadjournalist bij Nieuwe Revu. Vanaf 2013 werkt ze vijf jaar bij Elsevier Weekblad, waarvoor ze veel schrijft over radicalisering en grootstedelijke problemen. Haar eerste boek –”Ongeloofwaardig”– gaat over het levensverhaal van ex-jihadist Dennis Abdelkarim Honing. In de zomer van 2020 neemt Sterkenburg afscheid van de journalistiek en gaat ze werken bij de nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid, onder meer bij het brexitteam en sinds maart als plaatsvervangend hoofd van de afdeling analyse. Om haar rollen te scheiden, houdt Sterkenburg zich bij de NCTV niet bezig met het dossier extreemrechts.

Toch schuwt Sterkenburg deze dagen de publiciteit niet. Het hoort erbij als je een boek uitbrengt, redeneert ze. „En ik vind het ook belangrijk. Mensen moeten deze boodschap horen.” Vorige week woensdag promoveerde Sterkenburg op radicaal- en extreemrechtse activisten in Nederland, na zes jaar onderzoek en tientallen gesprekken. Met het boek ”Maar dat mag je niet zeggen” wil ze mensen bewust maken van –en waarschuwen voor– de aanwezigheid van extreemrechts in ons land. Want het zijn allang niet meer uitsluitend „kale koppen met hakenkruizen” die een gevaar vormen, maar steeds vaker ook de gezellige, netjes geklede en goedopgeleide buurman van middelbare leeftijd. „De ontmenselijking van bepaalde groepen gaat subtiel, stapje voor stapje, telkens iets verder.”

U zou het liefst enkele weken onder de dekens kruipen. Waar bent u bang voor?

„Voor mijn veiligheid. De mensen die ik heb gesproken voor mijn onderzoek weten wie ik ben, wat ik vind en waarvoor ik hen benaderde. Daarmee komt het wel goed. Ook felle kritiek hoort erbij – en die ga ik ongetwijfeld krijgen. Prima. Maar het bangst ben ik voor een eenling die denkt: wacht even, wat zij schrijft kan écht niet. En die dan iets heel raars doet.”

U dook in de wereld van radicaal- en extreemrechts, sprak met mensen en bezocht gewelddadige protesten. Toen was die angst er niet?

„Mensen zeggen altijd dat ik zo dapper ben, maar soms voel ik me vooral Roodkapje die het bos in huppelt en pas na een tijdje denkt: o ja, er zitten hier natuurlijk wolven. Ik ben ook moeder van twee kinderen. Zij hebben hier niet om gevraagd. Het is heel stom natuurlijk, want ik heb zes jaar aan dat boek gewerkt en ben er heel trots op. En ik vind dat mensen deze boodschap écht moeten horen, anders zou ik het niet hebben opgeschreven. Maar nee, ik kijk er eerlijk gezegd niet naar uit dat het boek in de schappen ligt.”

Over die boodschap: uw boek is informatief, maar leest ook als een waarschuwing. Wat is het gevaar van radicaal- en extreemrechts in Nederland?

„Vaak bedoelen mensen met die vraag: moeten we bang zijn voor geweld? Dat is overigens een reëel gevaar, kijk naar de aanslagen in Noorwegen door Anders Breivik en later in Christchurch. Maar de potentie van extreemrechts gaat veel verder dan geweld. Het grootste gevaar zit volgens mij in de enorme invloed die deze groep kan hebben op de sociale cohesie, de verbondenheid tussen mensen. Het dehumaniserende taalgebruik, het wij-zij-denken, de polarisatie, het uitsluiten van mensen. Zodra je de samenleving niet meer als één geheel ziet, ontstaat maatschappelijke ontwrichting.”

Wordt die invloed onderschat?

„Minder dan toen ik in 2014 begon met mijn onderzoek, maar nog steeds denken mensen vooral aan neonazi’s met Wehrmachthelmen en swastika’s. Natuurlijk zijn die zorgelijk, maar ze worden direct herkend en krijgen nauwelijks nieuwe aanwas. Daarmee sterft het gedachtegoed echter niet zomaar uit. Je kunt tegenwoordig gewoon vanaf je zolderkamer iets heel boos op internet tikken. Dan krijg je drie likes en heb je mensen bereikt zónder dat je zondagochtend in de regen op een industrieterrein staat te demonstreren.”

Sterkenburg beschrijft drie soorten radicaal- en extreemrechtse mensen, die als gemene deler streven naar een homogene culturele of etnische staat. Het kan hen gaan om de strijd tegen de islam en vóór Zwarte Piet, het zijn soms neonazi’s die denken dat Joden het witte ras willen verzwakken, en je hebt etnonationalisten die beweren geen racist te zijn maar tegelijk niet met andere rassen willen samenleven.

Die laatste groep bestaat grotendeels uit sociaal welgestelde mensen die niet uit wanhoop hun toevlucht zoeken tot extreemrechts, maar vanuit een diepe overtuiging dat „de blanke bevolking” met uitsterven wordt bedreigd. Ze zijn daarom fel gekant tegen feminisme – want werkende vrouwen krijgen nu eenmaal minder kinderen. Daarnaast zijn etnonationalisten vatbaar voor complottheorieën en weten ze zéker dat een burgeroorlog aanstaande is.

Etnonationalisten hebben de grootste potentie en vormen daardoor de grootste bedreiging, concludeert Sterkenburg. „Ik denk niet dat de échte activisten ooit de Gelredome zullen vullen, maar ze kunnen wel invloedrijk worden. Ontzettend invloedrijk.”

Wie de omschrijving van deze mensen leest én de Haagse politiek volgt, ontkomt niet aan de koppeling met Forum voor Democratie. Van uiterlijke overeenkomsten –jonge gasten met overhemden onder een trui of colbertje– tot het gemopper op moderne architectuur, van de verhulde manier van spreken, tot de overtuiging dat de hele wereld gek is geworden en alléén zij dat inzien.

De connecties worden concreter als Sterkenburg begin 2017 een avondje bijwoont van Forum voor Democratie en daar een flink aantal etnonationalisten ziet die ze eerder voor haar onderzoek had gesproken.

Toeval?

„Dat heb ik mij ook afgevraagd, of het toeval was dat al die mensen daar rondliepen in die FVD-kelder. Maar goed, als je dan jaren later alle schandalen en verhalen over racistische appgroepen op een rijtje zet, vind ik het wel heel moeilijk dat te blijven geloven.”

Deze mensen hebben het vaak over rode pilletjes: naarmate mensen zich beter verdiepen, zien ze de wereld steeds meer zoals die écht is. Volgens etnonationalisten krijgen alle Nederlanders –of ze nou willen of niet– steeds meer van die rode pillen toegediend. Hebben ze gelijk? Wordt de maatschappij ontvankelijker voor etnonationalistisch gedachtegoed?

„Ja, dat denk ik wel, want bedenk: we zíjn al enorm opgeschoven. De extreemrechtse CP’86-partijleider Martijn Freling zei een paar jaar geleden in het AD over het Wilders-proces: „Wij zeiden alleen dat we niet méér buitenlanders wilden, hij zegt dat hij er mínder wil.” Als je twintig jaar geleden zo’n mening had, werd je overal uitgekotst, wilde je vrouw van je scheiden, zeiden je buren geen gedag meer en werd je ontslagen door je baas. En dat waren dan politici uit de gemeenteraad, hè, geen racistische straatschreeuwers. Het is inmiddels veel meer maatschappelijk geaccepteerd. Nu heb je gewone mensen die maandagochtend op het werk nonchalant vertellen dat ze zijn opgepakt bij een extreemrechtse demonstratie. Dan wordt er misschien luchtig opgemerkt dat-ie blijkbaar een goed weekend heeft gehad, en gaan ze weer aan het werk. Die collega’s zijn waarschijnlijk geen activisten die de straat op gaan, maar ze behoren wel tot de grote onderstroom die het accepteert.”

Ze kan het niemand aanraden, zegt Sterkenburg: tegelijk onderzoeker én journalist zijn. Tijdens haar promotie werkte ze ook als journalist bij Elsevier Weekblad. Dat leidde soms tot ongemak. „Er ging een wilde theorie rond dat ik bij de AIVD zou werken. Acht mensen wilden tegelijk uit mijn onderzoek stappen. Gelukkig heb ik hen kunnen overtuigen te blijven.”

Maar de twee werelden botsten pas écht toen Milan opeens naast haar zat. „Ik dacht: dit is het einde van mijn onderzoek.” Milan was in 2017 aangenomen als stagiair bij Elsevier, maar had niet gemeld dat hij was aangesloten bij het extreemrechtse studiegenootschap Erkenbrand. „Ik voelde me erg aangetast in mijn persoonlijke levenssfeer. Er stonden foto’s van mijn kinderen op mijn bureau –die plaats ik bewust niet op sociale media– maar dan blijkt opeens iemand recht achter je te zitten. Die ook nog kan meeluisteren met ieder telefoongesprek.”

Het was een dilemma: wegsturen kon ertoe leiden dat haar hele onderzoeksgroep zich zou terugtrekken, maar door hem te laten zitten kon het idee ontstaan dat hij mocht stagelopen in ruil voor informatie. Sterkenburg werd er zelfs mee gechanteerd. „Het zou toch jammer zijn als dit uitkomt”, kreeg ze te horen.

Het promotieonderzoek kon uiteindelijk doorgaan: Milan mocht blijven, na een stevig gesprek en onder verscherpt toezicht. Hoe het nu met hem gaat, kan Sterkenburg niet zeggen. Wat zijn exacte bedoelingen waren bij Elsevier is evenmin duidelijk. Maar onder ideologisch gedreven etnonationalisten als Milan is wel een duidelijke trend zichtbaar: ze zien dat hun ideeën voet aan de grond krijgen en hoeven zich, mede dankzij een flinke portie brutaliteit, niet langer te verschuilen. En ook: je herkent ze niet zomaar.

Welk inzicht hebt u aan dit onderzoek overgehouden?

„Dat heel veel radicaal- en extreemrechtse mensen niet als zodanig worden herkend omdat ze heel aardig zijn. Over deze mensen zijn veel vooroordelen – dat ze kale koppen hebben bijvoorbeeld. Maar het zijn vaak heel normale mensen, supervriendelijk ook. Ik ben getrouwd, maar er zitten types tussen van wie ik wel begrijp dat ze op Tinder de goede kant op worden geswipet. Vervolgens kan zo’n vriendelijke gast ook tegen je zeggen: „Als ik ooit in Nederland aan de macht kom, kan het een bloedbad worden.””

Hoe zijn deze mensen geradicaliseerd? Spelen eigen ervaringen daarbij een rol?

„Dat verschilt enorm. In sommige gevallen snap ik het wel – ik keur het uiteraard niet goed, maar ik begrijp hoe mensen daar belanden. Als jij acht jaar op een sociale huurwoning wacht, geen huis kunt kopen en dan in de krant leest dat statushouders al na 26 weken een huis krijgen, inclusief geld voor de inrichting … ja, dan snap ik dat jij je heil zoekt bij een groep die ”Eigen volk eerst!” roept. Waar die dehumaniserende taal vervolgens vandaan komt, dát begrijp ik dan weer niet. Kijk je daarentegen naar de etnonationalisten uit de alt-rightbeweging, dan zijn het vaak welvarende mensen die in een mooie stad wonen, en ook nog eens in de meest witte wijk. Wat kan het hun nou schelen? Toch willen zij ook een ‘blank’ Nederland, niet omdat ze sneller een huis willen huren maar uit ideologische gedrevenheid.”

Het maakt voor velen niet uit wat de gevolgen zijn, sociaal of zakelijk – deze mensen geloven er heilig in. Het lijkt soms bijna religieus.

Gebaseerd op een religie, het christendom bijvoorbeeld?

„Je ziet wel overlap tussen extreemrechts en conservatief-religieuze christelijke groepen. Ze vinden elkaar met name in het anti-abortusstandpunt, de traditionele man-vrouwverhouding, veel kinderen krijgen en meer geld naar defensie.”

Hebt u met christelijke mensen gesproken?

„Een paar.”

Konden ze hun geloof moeilijk verenigen met het extreemrechtse gedachtegoed, of versterkten die elkaar juist?

„Meestal versterkten ze elkaar, bijvoorbeeld wat betreft de familiewaarden. Veel mensen stemden PVV, FVD of helemaal niet, maar er zaten ook best wat SGP’ers tussen. Tegelijk leek het soms ook een paradox. Dan werd het knokken bij een demonstratie en sloegen ze keihard terug, terwijl een christen toch heeft geleerd de andere wang toe te keren. Maar op de een of andere manier konden ze dat prima met elkaar verenigen.”

U schrijft in uw boek dat we op onze hoede moeten zijn. Welke dreiging neemt u waar?

„Alles wat ooit bevochten is, wordt heel subtiel ter discussie gesteld, vaak zonder dat je het doorhebt. Totdat je denkt: wacht even, hoezo gaat het opeens over de gedwongen deportatie van migranten? Of hoezo gaat het over de afschaffing van het vrouwenkiesrecht? Als het écht gaat over extreemrechts, zijn er parallellen met nazi-Duitsland. Daar ging het ook geleidelijk. Hitler kwam niet aan de macht door over de Holocaust te brullen, maar dat was wel het slotstuk.”

Aan het begin van deze maand hebben we de oorlog en slachtoffers herdacht. Bent u na dit onderzoek banger geworden voor een herhaling?

„Ja. Kijk naar de ontmenselijking van bepaalde minderheden – die gaat soms zó ver. Aan het begin misschien nog niet direct, dan spreken ze over identiteit in plaats van ras, maar als je doorvraagt blijkt het wel degelijk om rassen te gaan. Mensen focussen nog te veel op hoeveel geweld er wordt gebruikt, terwijl dat zelden de start is. Hoe zei Roxane van Iperen het in haar 4 meilezing ook alweer? „Beschaafde taal is altijd de eerste getuige van onheil.” Dat is precies wat ik nu zie gebeuren en dat baart mij grote zorgen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer