Vwo’er „kan wel huilen” na wiskunde
Het geluid van klikkende pennen en ritselende papieren vult de gymzaal van de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen. Op de eerste dag van de landelijke examens maakt de mavo Nederlands, buigen havisten zich over de bedrijfseconomie en worstelen vwo’ers met wiskunde.
Drie dames uit Genemuiden hebben maandagmiddag vooral „zin” in de eindtoets voor bedrijfseconomie. „Eindelijk van school af”, lacht Liesbeth Beens. „We zijn oud genoeg, hebben niks meer te leren”, vindt Femke Bakker. Ze verbetert zichzelf gelijk, want door de onlinelessen van vorig jaar in de vierde vreest ze wel een „achterstand.” Ze hoopt dat de examens daarom wat makkelijker zijn, maar volgens haar vriendin Hermien Fuite worden die al drie jaar eerder gemaakt. „Heel fijn dat we dit jaar wel gewoon naar school konden.”
Lovend zijn de havisten over hun docent, die „een dikke stapel” papier meegaf om te lezen en te oefenen. Niet dat ze er veel mee hebben gedaan. „We kwamen tijd tekort”, legt Liesbeth uit. Het levert haar geen extra zenuwen op. „Ik laat het maar over me heen komen.”
Voor Nederlands wacht de vmbo’ers een leestoets en schrijfopdracht. „Beter zaten we vorig jaar in de vierde. Dan hadden we geen examen gehad”, zegt Mienke. Annelie verwacht juist een makkie met de versoepelde eisen: „We krijgen zoveel kansen om alles te halen. Je mag een vak laten vallen en hebt ook een extra herkansing.”
Horloges
”Succes, zet ‘m op!!” moedigen de routebordjes naar de examenzaal aan. Rond kwart over één zoeken de scholieren hun bankje op in een van de rijen. „Dames, geen horloges meer om?” informeert de lerares bij de deur. „Mobiel in de bak”, wijst ze aan. Sommige scholieren grissen een geluidsdempende koptelefoon mee van de tafel. Rust verzekerd.
Terwijl de wijzers van de klok halftwee naderen, klinken de laatste adviezen door de microfoon. „Gebruik alsjeblieft je tijd”, drukt de docent zijn leerlingen op het hart. „Zet straks gelijk je naam op het uitwerkbijlage.” En: „Stop aan het eind je blad in het boekje.”
Dan kan het uitdelen beginnen. Een scholier steekt nog even z’n duim op naar zijn buurman. Dan daalt de stilte neer.
Vergelijkingsmateriaal
Ook docent Ouwendijk beleeft een spannende middag. Voor het eerst doen zijn leerlingen examen in bedrijfseconomie. Tot voor kort heette dat vak management en organisatie; bedrijfseconomie is volgens hem meer theoretisch en bevat ook nieuwe stof. Veel oefen- en vergelijkingsmateriaal had hij niet voorhanden. Slechts één examen was beschikbaar gesteld om een idee te geven van wat er te verwachten viel.
Het examen is in ieder geval niet moeilijker dan Ouwendijk had gedacht. „Het zou te doen moeten zijn.” Wel levert de vraag over het liquiditeitsoverzicht misschien problemen op, vreest hij. „Wat hoort waar precies – dat blijft lastig. Hoe vaak je het ook uitlegt.”
De docent hoopt dat in de normering rekening gehouden wordt met het debuut. „Omdat er nu drie tijdvakken zijn, hebben we voor volgend jaar een extra oefenexamen. Da’s weer een voordeel van de coronasituatie.”
Bedrukt
Tot halfvijf mogen de havisten op bedrijfseconomie zwoegen, maar voor halfvier staan de eerste al buiten. „Ik ben altijd een van de snelste. En meestal heb ik ook een goed cijfer”, zegt Jan. Ook Lizette Gerssen raakt er niet van in de stress dat de meeste klasgenoten de volledige drie uur in de gymzaal volmaken. „Ik heb alles nagekeken, alles gecontroleerd. Het ging beter dan verwacht.”
Intussen ploeteren de vwo’ers op wiskunde. Een pittige kluif deze keer, verzekert een docent die zich voor toiletbezoek even op de gang waagt. Slechts één scholier zet er voor halfvijf een punt achter. „Langer blijven zitten heeft geen zin”, stelt Hugo van Keulen. „Ik wist niks meer.” Heel erg moeilijk was het, en hij is al „geen ster” in wiskunde.
„Ik kan wel huilen”, klinkt het even later door de gang. De gezichten staan bedrukt. Het ging „slecht.” Sander Bisschop bereikte wel het einde, maar had niet elke opdracht af. Ook Berend Lokhorst heeft opgaven overgeslagen. „Vrij pittig.” Sander rekent snel: hij moet minstens een vijf halen. „Oei, ik weet niet zeker of ik dat red. Maar er valt niks meer aan doen.”