„Onderwijs thuis en in kerk gaan zwaarder wegen”
Huisgodsdienst en catechese worden steeds belangrijker in de seculiere samenleving, zegt onderwijsbestuurder Kees Boele. Als christelijke scholen zouden verdwijnen, kan christelijk onderwijs blijven bestaan door ouders die het geloof voorleven en onderwijs in de kerk.
Het was na afloop van een managementavond dat Boele –toen nog bestuurder aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN)– in gesprek raakte met een student bedrijfseconomie. De jongen bleek bij hem in de buurt te wonen en Boele bood hem een lift naar huis aan. In de auto volgde een „prachtig, broederlijk gesprek” over hoe het is om een van de weinige christenen in je omgeving te zijn. Het inspireerde de bestuurder hoe de student op de hogeschool voor zijn geloof uitkwam. „Andersom was het voor de jongen bemoedigend om te weten dat de baas van de HAN ook geloofde.”
Met het voorbeeld wil hij maar duidelijk maken: het belang van een goede christen-docent als persoon is groter dan dat van de christelijk school als organisatie. Want als die verdwijnt, blijft de docent. Christelijk onderwijs in een seculiere cultuur wordt „meer zout in plaats van zuil”, stelt de bestuurder van de Protestantse Theologische Universiteit in zijn woensdag verschenen boek.
Met zijn pennenvrucht wil Boele christen-docenten op openbare scholen een hart onder de riem steken. Hun aanwezigheid vindt hij van groot belang. Zij vormen „belangrijke identificatiefiguren” voor studenten die bijvoorbeeld een opleiding volgen die op een christelijke instelling niet bestaat.
Tegelijk hoopt hij dat iedereen die het christelijk onderwijs een warm hart toedraagt –hij rekent ook zichzelf daartoe– zich bezint op wat dit in een seculiere maatschappij betekent.
Labyrint
In zijn boek ”Van zuil naar zout” vergelijkt hij de huidige tijdgeest met de periode vóór keizer Constantijn, dus de eerste drie eeuwen na Christus. Uiteindelijk raakte ook Nederland na die tijd gewend aan een stevige positie van de kerk in de samenleving en ook van het christelijk onderwijs in christelijke scholen. Maar het einde daarvan is in zicht, betoogt de auteur. Hij laat zien hoe het huidige klimaat meer en meer begint te lijken op de eerste drie eeuwen van de jaartelling.
Zo duikt het mensbeeld van de stoïcijnen uit de Grieks-Romeinse tijd vandaag de dag op in zelfhulpboeken en therapieën. Het epicurisme, waarbij genot het enige doel in het leven is, ziet hij terug in het materialisme van tegenwoordig. En het veelgodendom van toen doemt volgens hem nu op in een „levensbeschouwelijk labyrint.” Kerken stromen leeg, maar veel mensen geloven wel in een hogere macht en combineren graag elementen uit allerlei religies.
Net als in de eerste eeuwen na Christus staat de positie van de christelijke gemeente als kleiner wordende minderheid onder druk. Het heersende gedachtegoed van vandaag is niet altijd tolerant naar christenen, stelt hij. Wie niet instemt met de neoliberale waarden, ‘discrimineert’. De steeds oplaaiende discussie over de houdbaarheid van artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs illustreert dat volgens Boele.
In de vroegkerkelijke periode waren er geen christelijke scholen, maar wel christelijk onderwijs, stelt u. Hoe zit dat?
„Christelijk onderwijs kreeg vorm in de kerk en in gezinnen. Ook wij moeten ons erop instellen dat het zwaarder gaat wegen wat vader en moeder voorleven en wat er in de kerk onderwezen wordt. Het zou prachtig zijn als christelijke scholen nog lang bestaan, maar nu de druk toeneemt moet je des te meer investeren in onderwijs thuis en in de kerk. Ik vrees dat christenen nu soms zó op christelijke scholen teren, dat de catechese en huisgodsdienst het onderspit delven. Dat is funest in deze tijd. Als vader en moeder niet zelf vertellen en voorleven wat het geloof betekent, zullen jongeren het zien als iets plichtmatigs.”
Op openbare school in de eerste eeuwen de moesten kinderen namen van de heidense goden uit het hoofd leren en deelnemen aan heidense feesten. Toch stuurden christenen hun kinderen daar bewust heen. Waarom?
„Dat was voor mij ook een verrassing. Een van de motieven was het taalonderwijs, waardoor kinderen de Bijbel konden leren lezen. Als ze die schrijvers –al waren die antichristelijk– bestudeerden, dan leerde men in ieder geval de taal goed. Die ontspannen houding kan ons helpen om in het christelijk onderwijs niet alleen gericht te zijn op de eigen kring. Wij hebben de neiging om te zeggen: lees die heidense schrijvers maar niet. Dat zie je ook aan literatuurlijsten op scholen. Maar we moeten niet denken dat jongeren veilig zijn in de bubbel van een christelijke school.”
Respectvol
Zolang christelijke scholen bestaan moeten zij het christelijke daarvan vooral zoeken in de persoon van de christen-docent, betoogt Boele. Hij waarschuwt voor allerlei christelijke varianten van wereldse concepten in leiderschap en didactiek. Die verschillen in de praktijk volgens hem nauwelijks van seculiere methodes.
Hij roept op de identiteit niet primair te zoeken in kledingcodes, het toelatingsbeleid of claims over bijvoorbeeld respectvol gedrag. „Het is mijn eigen ervaring dat in het seculiere onderwijs minstens zo respectvol wordt gesproken over leerlingen en studenten als op elke christelijke school.” Ook vindt hij dat christelijke scholen hun bestaansrecht niet moeten verdedigen vanwege hun maatschappelijke relevantie. Afgestudeerden van openbare scholen willen zich net zo goed inzetten voor de samenleving. Daarbij dreigt het risico dat je die relevantie „op enig moment ook wel kunt realiseren zonder het christelijk geloof.”
Als de christelijke school onder druk van het huidige „kerkonvriendelijke politieke klimaat op enig moment zou verdwijnen, dan is dat betreurenswaardig, maar niet verbazingwekkend”, schrijft Boele. „Het is zélfs de vraag of dat heel ernstig is, zolang de catechese en de christelijke vorming thuis goed functioneren.” Het heeft echter weinig zin „als jongeren naar catechisatie worden ‘gestuurd’ (of niet worden gestuurd als het schoolwerk of de sport belangrijker worden geacht), zonder dat zij merken dat het thuis een ernst en vreugde is om christen te zijn.”
Welke lessen kunnen christelijke scholen trekken uit de manier waarop het christelijk onderwijs functioneerde in de eerste eeuwen?
„Laten christelijke scholen zich richten op de persoon van de docent. Belangrijk is dat die door zijn levensstijl een getuige van Christus is en de onderlinge eenheid zoekt, net als de eerste christenen. Je kunt avonden besteden aan de precieze inhoud van de grondslag, maar in de praktijk van het onderwijs maakt dat weinig verschil. Het zegt jongeren weinig en zij zijn in deze tijd niet geholpen met deze discussies. Zij vragen zich vooral af hoe ze moeten leven in een volstrekt heidense omgeving. Waar houd je je dan aan vast en wie helpt je dan?”