Hoewel het coronavirus ongeacht geloofsovertuiging slachtoffers maakt, heeft de pandemie in veel landen ingrijpende gevolgen voor de godsdienstvrijheid.
Het is begin januari als in de Chinese provincie Hebei de coronasituatie verslechtert. Nog voordat de autoriteiten de bron van de nieuwe uitbraak kunnen vaststellen, is het voor een aantal socialemediagebruikers al duidelijk. In anonieme berichten op WeChat en Weibo krijgen christenen de schuld in de schoenen geschoven. Het virus zou zijn verspreid als gevolg van kerkelijke activiteiten en door buitenlandse zendelingen.
Soortgelijke –ongefundeerde– verwijten deden zich het afgelopen jaar wereldwijd veelvuldig voor, ook aan andere religieuze groepen. De pandemie zorgde voor „een golf” van onjuiste informatie, concludeerde de Amerikaanse overheidscommissie voor godsdienstvrijheid (Uscirf) deze week in een rapport. In veel gevallen leidde dat tot een toename van religieuze onverdraagzaamheid en zelfs geweld.
Volgens het eveneens deze week verschenen rapport godsdienstvrijheid van de rooms-katholieke hulporganisatie Kerk in Nood gaf de pandemie daarnaast aanleiding tot meer discriminatie, bijvoorbeeld doordat de toegang tot voedsel en medische hulp werd ontzegd. In het islamitische Pakistan zagen christenen voedselpakketten aan hun neus voorbijgaan, alleen omdat ze christen waren.
Ook maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, hadden ingrijpende gevolgen voor de vrijheid van godsdienst. Beide rapporten benadrukken dat overheden met buitengewone omstandigheden te maken kregen, maar dat een aantal zijn boekje te buiten is gegaan. Voornamelijk autoritaire regimes, zoals China, gebruikten de pandemie als excuus om godsdienstuitoefening nog meer aan banden te leggen. Maar ook in Westerse landen ging het mis.
Voor Kerk in Nood is het „duidelijk dat er gevallen waren van misbruik en schendingen van de godsdienstvrijheid.” De organisatie spreekt onder meer van ongelijke toepassing van coronaregels. Zo mochten zakencentra en recreatieoorden in Spanje en de Verenigde Staten grotere aantallen mensen ontvangen dan kerken. Ook maakt het rapport melding van buitensporige acties van politie en leger bij het inperken van de religieuze praktijken.
Volgens de Uscirf waren „sommige beperkingen schadelijk voor religieuze minderheden of anderszins in strijd met de vrijheid van godsdienst of overtuiging.” Zo verplichtten de autoriteiten in het boeddhistische Sri Lanka de crematie van degenen die stierven aan Covid-19, inclusief moslims voor wie het verbranden van lichamen vanuit de islam niet is toegestaan. De overheid weigerde lange tijd haar standpunt te herzien, ondanks dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) begraven van coronadoden veilig kan plaatsvinden. Pas onder grote internationale druk stond Sri Lanka ook begraven toe.
De pandemie had ook onbedoeld gevolgen voor de godsdienstvrijheid. Diverse Afrikaanse landen zetten militairen en andere veiligheidstroepen in om het virus een halt toe te roepen. Jihadistische groeperingen maakten daar voornamelijk in de eerste maanden van de crisis dankbaar gebruik van en voerden het aantal aanvallen op legerbases en dorpen op.