Waarom vmbo’er blijft tobben met Engels
Het vak Engels was jarenlang bepaald geen succesverhaal in het reformatorisch onderwijs. Inmiddels is de achterstand grotendeels ingelopen. Maar dat geldt niet voor het vmbo. „Al op de basisschool ontwikkelen vmbo’ers een negatief zelfbeeld ten opzichte van het vak. Dat werkt de hele schoolloopbaan door.”
Het zorgenkindje van het reformatorisch onderwijs. Zo kon het vak Engels de afgelopen decennia jaar met een gerust hart genoemd worden. Structureel scoorden leerlingen van reformatorische middelbare scholen op hun examen flink onder het landelijk gemiddelde.
Ter illustratie: in de examenjaren 2005 tot en met 2009 lag het landelijk gemiddelde voor Engels op een 6,48. De 5,53 die gemiddeld bij reformatorische scholieren op de cijferlijst prijkte, stak daar maar schamel bij af.
Die trend, waarbij refoscholieren voor Engels dik onder het landelijk gemiddelde scoorden, is voor de havo en het vwo inmiddels omgebogen. De resultaten van havisten liggen al een aantal jaren tegen het landelijk gemiddelde aan. Die van vwo’ers lagen daar in 2017 en 2018 zelfs boven.
Op het vmbo is de situatie minder rooskleurig. Tijdens de laatstgehouden centrale examens, in 2019, scoorden de vmbo’ers van de reformatorische middelbare scholen in totaal zo’n 9 procent onder het landelijk gemiddelde.
En dat is geen eenmalige inzinking. De jaren ervoor zag het plaatje er in grote lijnen hetzelfde uit. Sterker nog: de resultaten van het vmbo zijn ten opzichte van het landelijk gemiddelde al jaren licht aan het dalen.
Motivatieprobleem
Een probleem dus, dat Engels op het vmbo. Daarvan is dr. Johan van Wijk, lid van de kerngroep Engels, zich terdege bewust. De kerngroep, de voortzetting van het lectoraat Engels van Driestar educatief dat in 2014 stopte, nam in het voorjaar van 2019 en het najaar van 2020 een zogeheten motivatie-enquête af. Daaraan namen ruim 3000 brugklassers van de zeven reformatorische middelbare scholen deel.
Het beeld dat daaruit opdoemt, is glashelder. Concluderend kan er zonder meer gesproken worden over een fiks motivatieprobleem bij vmbo-leerlingen, legt Van Wijk uit. „De motivatie van onze vmbo’ers ligt op sommige onderdelen wel twee punten lager dan het landelijk gemiddelde. Bij de havo en het vwo is dat verschil duidelijk minder groot.”
Het valt op dat juist vmbo’ers al op de basisschool een negatief zelfbeeld ten opzichte van het vak Engels ontwikkeld lijken te hebben, zegt de voormalig lector Engels. Hoewel hij het primair onderwijs op geen enkele manier de spreekwoordelijke zwartepiet wil toespelen, ligt daar volgens hem wel een belangrijk deel van het probleem. „Het lijkt erop dat op best wat basisscholen de kern van het vak Engels vooral bestaat uit woordjes leren en grammatica oefenen. De cognitief sterkere leerlingen kunnen dat nog wel bijbenen. Maar de meer praktische leerlingen haken af. Dit gaat boven mijn pet, is hun conclusie.”
Sleutel
Ik kan geen Engels en ik vind het vak ook niet leuk, is dus vaak de instelling die vmbo-scholieren hebben als ze instromen in het voortgezet onderwijs, zegt Van Wijk, zelf 35 jaar docent Engels. „Die negatieve houding blijkt heel lastig om te buigen. Dat is problematisch. Motivatie is namelijk een van de sleutels tot prestatie. Als de motivatie laag is en het zelfbeeld ten opzichte van dat vak ook, is het heel lastig goede resultaten te boeken.”
Tobben
Nogal wat basisschoolleerkrachten tobben met het geven van het vak, weet Van Wijk. Begrijpelijk, vindt hij. „Als je zelf vroeger nooit goed Engels hebt gehad, er op de lerarenopleiding weinig aandacht aan het vak is geschonken en je de taal dus niet goed beheerst, wordt het heel lastig om op een aansprekende, motiverende manier Engels te geven.”
Daarbij komt dat de druk op het basisonderwijs hoog is, zegt de docent aan het Driestar College. „Engels is niet het enige vak. Dat maakt het alles bij elkaar een hele uitdaging om de situatie te veranderen.”
Het gaat lang niet op elke basisschool mis, weet Van Wijk. „Gelukkig niet. Er zijn meerdere scholen die er echt in slagen het vak op een aansprekende, goede manier te geven.” (Zie ”Grammatica aan de kant, focussen op leerplezier en interactie”.)
Keuken
Inzetten op motivatie en leerplezier, daarin ziet Van Wijk kansen. „Leerlingen vinden Engels vaak een zwaar vak waarvoor ze heel veel moeten kunnen. Maar Engels is ook leuk en iedereen kan de taal leren. Dat gevoel zouden basisschoolleerkrachten meer kunnen overbrengen.”
Hij pleit voor meer contact tussen het primair en het voortgezet onderwijs. „Als kerngroep stimuleren we dat ook. Dit is een gezamenlijk probleem. Om dat goed aan te pakken, moet er meer gesprek zijn tussen beide partijen. Neem een kijkje bij elkaar in de keuken en leer van elkaar. Dat zou echt een sleutel tot verbetering kunnen zijn.”