Ambonees-Maleis als moedertaal
Unesco heeft 21 februari uitgeroepen tot Dag van de Moedertaal. Juist dit jaar, op 21 maart, is het 70 jaar geleden dat de eerste Molukkers in Nederland aankwamen. Zij brachten hun eigen taal mee, het Ambonees-Maleis.
Verreweg de meesten van deze Molukse immigranten zijn in Nederland gebleven en kregen er kinderen; inmiddels is de vijfde generatie al aangetreden. Hoe staat de Maleise moedertaal er voor?
Na de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring op 17 augustus 1945 bleven vooral de soldaten in het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) die afkomstig waren van de Molukken, in het oosten van het huidige Indonesië, Nederland trouw. „Wij zijn christen en het grootste deel van Indonesië is moslim”, verduidelijkt Johnny Salakory (1966, derde generatie) uit Lunteren. „Plus: wij zijn geen Indonesiërs, maar Melanesiërs.” Dat blijkt nog uit het oude Molukse volkslied ”Hena Masa Waja,” geschreven in een taal van de Alfoeren, de oorspronkelijke bewoners van de Molukken.
Zelfs nog ouder is de wapenspreuk ”Mena Muria” (”Voor en achter!”) die de Molukkers aannamen toen ze de Republiek der Zuid-Molukken (”Republik Maluku Selatan”, kortweg RMS) uitriepen. Het uitblijven van steun van de Nederlandse regering, die had beloofd de Molukkers te helpen, gecombineerd met armoedige leefomstandigheden, leidde tot de treinkapingen in de jaren 70.
Het zit Salakory dwars dat veel Nederlanders de Molukkers alleen daarvan kennen. Ook in Lunteren is hij wel eens uitgescholden: „Rot op naar je eigen land!”
Inburgering
Maar over het algemeen werden de nieuwkomers er goed opgenomen. In korte tijd leerden ze de Nederlandse taal en vooral de volgende generaties burgerden goed in. Toch bleven ze hun familiegeschiedenis en -cultuur trouw, „en taal is cultuur”, zegt de Lunterse Marijke Lawalata–Van Dijk (1949), die als één van de eerste Nederlandse vrouwen met een Molukker trouwde. „In het begin kregen Molukkers Nederlandse les, maar in de jaren tachtig en negentig werd het omgedraaid en kregen Molukse kinderen Maleise les, in het kader van Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC), dat er ook was voor bijvoorbeeld Turken en Marokkanen. Ik heb toen een twee jaar durende cursus gevolgd en vervolgens zestien jaar Maleise les gegeven in Lunteren, totdat de minister het OETC afschafte. Helaas.”
Wel bleef ze uiteraard haar eigen kinderen en anderen die dat wilden bijspijkeren. Zo leerde ze haar zoon Matthieu (1983) het Maleis, maar doordat de kinderen eerst het Nederlands hadden geleerd beheerst hij die taal toch beter. Matthieu zegt dat sommigen van zijn generatie zelfs weinig meer dan „selamat tidur” (welterusten) en „selamat makan” (eet smakelijk) kennen. „Maar we zijn trots op onze wortels. Het logo van mijn sportschool verbeeldt een Molukse strijder en in de vechtsportgroep Moluccan Fighters hebben we een tijdje alleen in het Maleis gecorrespondeerd.”
Spreekbeurt
Matthieu’s dochter Elysha (2009), met slechts een kwart Moluks bloed, leert (vooral van haar opa en oma) Maleise woordjes en heeft op school in Ede een spreekbeurt gehouden over de Molukken, in vol ornaat: gekleed in schitterende ”kain kebaja” en het haar in een ”konde” (wrong). Ook leert ze de menari, de traditionele dans, waarbij ze de kebaja draagt.
René Akihari (1951, nu wonend in Ede) is „verwekt in Indië en geboren in Nederland.” Na al die jaren heeft hij echter nog steeds geen stemrecht en dit geeft hem nog altijd een gevoel van onrechtvaardigheid over dit ”institutioneel rassisme”. Hij houdt de taal en cultuur van zijn moederland in ere met muzikale voorstellingen. Zijn zus Monica geniet landelijke bekendheid als zangeres.
„Toen ik in Ederveen op school kwam –eerst de Calvijnschool, na een paar maanden de Julianaschool– sprak ik geen woord Nederlands”, herinnert Akihary zich. „Toen ik tegen de juf zei dat ik moest plassen begreep ze me niet en deed ik het in m’n broek. Toch heb ik later perfect Nederlands geleerd; ik ben 43 jaar onderwijzer geweest, eerst drie jaar in Dinteloord en daarna in Herveld. Maar toen ik op vakantie in Maleisië was en ik tegen de taxichauffeur Maleis begon te praten was dat een openbaring. Dankzij het feit dat ik de taal spreek kan ik scholen op de Molukken ondersteunen. De meesters die tegen mijn ouders zeiden dat ze hun kinderen alleen Nederlands moesten leren hebben ongelijk gehad: tweetalig opvoeden is het beste dat er is.”
Kerkgang
Door sterk teruglopende kerkgang onder Molukkers en de verminderde overdracht van de taal op de volgende generaties, neemt de kennis van het Maleis af. Daarin volgt de taal het algemene patroon van moedertaalverlies bij migranten. Toch geven Molukkers hun geschiedenis en cultuur nog niet op, en zoals Marijke Lawalata al zei, is de taal daarvan een onmisbaar onderdeel, zeker voor contact met grootouders hier of familie op de Molukken. „Mijn kinderen vinden het jammer dat ik hen niet vanaf het begin Maleis heb geleerd”, vertelt Johnny Salakory. „Nu oefenen ze het met DuoLingo.”
Marijke Lawalata: „Kalau ada kemauan, ada kemadjuan!” Waar een wil is, is een weg.
-—