Zo’n twee derde van de Colombiaanse ouderen heeft geen toegang tot een pensioen. Velen blijven daarom noodgedwongen doorwerken.
Het was een van de eerste dingen die mijn moeder opviel toen ze me in Colombia bezocht. „Waarom werken al die oude mensen nog steeds?”, vroeg ze, terwijl we in Bogota uit een taxi stapten, bestuurd door een grijsaard van ver in de zeventig.
Het antwoord is even eenvoudig als ontstellend: Omdat ze niet anders kunnen. Twee derde van de Colombianen bereikt de pensioengerechtigde leeftijd zonder aanspraak te kunnen maken op een pensioen. Van deze 4,5 miljoen zestigplussers blijft zo’n 60 procent dan ook doorwerken.
Dat heeft verschillende redenen. Net als in Nederland, bouwen alleen de werkenden met een officiële baan een pensioen op. Daarmee valt al 50 procent van de beroepsbevolking buiten de boot, want zij leven van dag tot dag in de informele economie.
Zoals de 75-jarige Elvia, die al 23 jaar snoep, chips en kauwgom verkoopt in het centrum van Bogota. Zeven dagen in de week ‘bemant’ ze een boodschappenkarretje, volgestouwd met haar handelswaar, in de drukste winkelstraat. Van twaalf uur ’s middags tot zeven uur ’s avonds. Daarmee verdient ze per dag zo’n 7 euro, net genoeg om van te leven.
„Ik heb geen pensioen, geen bijstand, alleen dit”, wijst Elvia naar haar karretje. „Mijn hele leven werkte ik in de straathandel.” Ze zit op een stoel, met over haar benen een deken tegen de kou. Een van haar benen is in een huidkleurig verband gewikkeld. Achterop de kar hangt een kruk. „Ik heb artritis, osteoporose en een trombosebeen, waarvoor ik nog moet worden behandeld”, zegt Elvia. „Feitelijk ben ik gehandicapt. Maar zelfs dan krijg je hier niets.”
Haar toon is bitter, maar ook gelaten. „Zolang de Heere me gezondheid geeft, zal ik blijven werken.”
Ook degenen met een arbeidscontract eindigen overigens veelal met lege handen. Het systeem is alles of niets. Alleen degenen die 26 jaar lang bijdragen, hebben recht op een pensioen. Kom je daar niet aan, dan heb je pech.
Nu vraag je je vast af: Is er dan geen AOW aan de andere kant van de oceaan? Nee. De enige ouderdomsvoorzieningen bestaan uit dagcentra waar ouderen terecht kunnen voor zorg, een maaltijd en een maandelijkse toeslag van hooguit 25 euro, zo’n 15 procent van het Colombiaanse minimuminkomen. „Van wat de overheid me geeft, koop ik mijn medicijnen en wat talkpoeder, en dan is het op”, zegt Elvia.
Nu is de Colombiaanse overheid zich heus wel bewust van het probleem. Maar in plaats van een waardig AOW-systeem voor ouden van dagen op te tuigen, kwam ze met een andere oplossing. Onlangs nam ze een nieuwe wet aan, waarmee bedrijven die zestigplussers in dienst nemen belastingvoordelen krijgen. Zo kunnen de ouderen toch nog doorsparen voor een pensioen, aldus de overheid.
Weer een voorbeeld van het ‘magisch realisme’ waar Colombia zo bekend om staat, of een overheid die ouderen aan hun lot overlaat? Wat mij betreft het laatste. „Men kan de graad van beschaving van een samenleving afmeten aan de manier waarop ze omgaat met haar ouderen”, betoogde Simone de Beauvoir in haar boek ”De ouderdom”.
Daar ben ik het hartgrondig mee eens.