Het CDA-partijbestuur komt de critici van het aangepaste artikel over de vrijheid van onderwijs in het verkiezingsprogramma opnieuw tegemoet. Een essentiële zin die was geschrapt, komt er toch weer in. Maar nog niet iedereen is tevreden.
De afgelopen weken woedde binnen en buiten het CDA een pittige discussie over de passage in het verkiezingsprogramma over de vrijheid van onderwijs. Op het laatste moment kwam het partijbestuur met een aantal amendementen op het eigen conceptprogramma. Die wijzigingsvoorstellen waren er gekomen nadat de toen nog beoogde lijsttrekker, Wopke Hoekstra, momenteel minister van Financiën, het programma nog eens had doorgevlooid. Overigens had Hoekstra niet alleen bij het onderwijs aanvullingen.
De wijzigingsvoorstellen op het gebied van onderwijs kwamen op het laatste moment naar de leden; op zo’n laat moment dat de leden zich niet meer konden opgeven voor de deelsessie waar de voorstellen aan de orde zouden komen. Tijdens de deelsessie gingen de leden akkoord met de wijzigingen (zie kader).
De onrust brak uit toen op 9 januari in de media naar buiten kwam dat het CDA de eigen passages over de vrijheid van onderwijs afzwakte. De meningen binnen het CDA over de aanpassingen liepen behoorlijk uiteen. „Als dit programma wordt vastgesteld, is het CDA mijn stem kwijt”, retweette de conservatieve denker en Driestardocent Bart-Jan Spruyt.
CDA-Kamerlid Harry van der Molen die, na het vertrek van Michel Rog, woordvoerder is op het gebied van de vrijheid van onderwijs, had geen moeite met de aanpassing: „Het was echt niet de intentie van de partijleiding om die vrijheid bij voorbaat in te perken.”
Maar niet iedereen geloofde daarin. De onderwijswoordvoerders van ChristenUnie en SGP, Bruins en Bisschop, plaatsten in het Reformatorisch Dagblad kritische kanttekeningen bij het aangevulde en gewijzigde artikel over de vrijheid van onderwijs in het CDA-programma.
Verklaring
Het partijbestuur zag zich genoodzaakt tijdens het tweede deel van het digitale verkiezingscongres, een week later, op zaterdag 16 januari, een verklaring te geven. Secretaris Marischa Kip stelde dat het CDA niet wil morrelen aan de vrijheid van onderwijs; dat scholen identiteitsverklaringen mogen vragen van ouders en dat er geen acceptatieplicht moet komen. „Wij beschermen nadrukkelijk de ruimte voor bijzondere scholen om zelf invulling te geven aan het onderwijs op basis van godsdienst, levensovertuiging of pedagogische visie”, zo besloot Kip.
Maar ondertussen bleef de onduidelijkheid. Wat geldt nu in de praktijk? Het afgezwakte artikel in het verkiezingsprogramma of de stevige taal van de secretaris? En welke tekst staat centraal in eventuele onderhandelingen voor een nieuwe coalitie na de verkiezingen van 17 maart?
Handen wrijven
Maarten Neuteboom, docent bij de faculteit rechtsgeleerdheid in Leiden en oud-medewerker bij het Wetenschappelijk instituut voor het CDA, luidde in het Nederlands Dagblad de noodklok. Hij vreest dat het CDA zwicht voor een seculier-liberale visie op tolerantie die alleen tolerantie bepleit voor seculiere moraal van de meerderheid. „Met zo’n gewijzigde passage wrijven ze zich bij D66 in de handen”, stelt Neuteboom desgevraagd.
Twijfel verdwenen
Kennelijk heeft het partijbestuur zich de kritiek aangetrokken. Want in de definitieve versie van het verkiezingsprogramma, dat vrijdag op internet verscheen, krijgt de passage die de critici node misten „om zelf invulling te geven aan het onderwijs op basis van godsdienst en levensovertuiging” weer een prominente plek. De passage wordt zelfs uitgebreid met „pedagogische visie”.
Volgens Van der Molen moeten nu het laatste restjes twijfels bij de critici zijn verdwenen. „Het CDA stond en staat pal voor artikel 23 van de Grondwet. Het CDA heeft de vrijheid van onderwijs uitgevonden. Deze fundamentele burgervrijheid bood en biedt mensen met eigen opvattingen over wat goed onderwijs is, de ruimte om daar vorm aan te geven.”
Ook Maarten Neuteboom reageert overwegend tevreden: „Het is goed te zien dat het CDA min of meer op zijn schreden is teruggekeerd.” Hij noemt de toevoeging „om zelf invulling te geven aan het onderwijs op basis van godsdienst, levensovertuiging of pedagogische visie” „goed.” Hij leest deze „als een poging tot herstel van de oorspronkelijke tekst.”
Formatie
Het partijbestuur laat de passage „al mag artikel 23 nooit een vrijbrief zijn voor onverdraagzaamheid of inperking van elkaars rechten op scholen” staan. Dat deze blijft staan is volgens Neuteboom „het gevolg van het gegeven dat een amendement van deze strekking nu eenmaal is aangenomen op het congres.” De toevoeging tussen haken „begrenzing volgt uit de rechtsstaat zelf” krijgt de goedkeuring van de Leidse docent „omdat ze een tegenwicht kan bieden aan een al te ideologische inkleuring van termen als ‘onverdraagzaamheid’.”
Toch houdt Neuteboom wel vragen. Het geeft volgens hem „te denken dat het binnen het CDA mogelijk is gebleken om zo rommelig om te springen met een grondrecht dat zo ongeveer het bestaansrecht van de christendemocratie symboliseert.” Daarover is het laatste woord wat hem betreft nog niet gesproken: „De komende tijd is het zaak ervoor te zorgen dat artikel 23 bij het CDA in veilige handen is en blijft, ook tijdens een eventuele formatie.”