De opmars van de radicale islam betekent slecht nieuws voor de christelijke minderheid in Indonesië. Zowel intolerantie als geweld neemt toe. Het opdoeken van radicale islamitische groepen lijkt echter weinig soelaas te bieden.
Het is rond acht uur in de morgen als enkele mannen, gewapend met zwaarden en vuurwapens, het afgelegen dorp Lemban Tongoa op het eiland Sulawesi binnenvallen. Doelwit is de buitenpost van het Leger des Heils, aan de rand van het Indonesische regenwoud.
Het geweld dat volgt kost aan vier christenen het leven, onder wie een officier van het kerkgenootschap. Drie van de vier worden onthoofd, het vierde slachtoffer komt om in de vlammen nadat de aanvallers enkele gebouwen in brand steken. Het vuur verwoest zes huizen en de ruimte die als kerk diende.
Achter de aanval zit waarschijnlijk de militante islamitische groep Oost-Indonesische Mujahidin (MIT), een aan IS gelieerde beweging. President Joko Widodo van Indonesië veroordeelt de aanslag direct en geeft opdracht tot een klopjacht op de daders.
Paaien
Een woordvoerder van de nationale politie is er snel bij om te ontkennen dat de aanval religieus gemotiveerd is. Maar volgens Human Rights Watch-onderzoeker Andreas Harsono is deze aanslag „opnieuw een ernstige escalatie tegen de christelijke minderheid in Indonesië”, zei hij tegen persbureau Reuters na de geweldsuitbarsting in november.
Een groeiend probleem voor christenen is de opmars die de radicale islam de afgelopen jaren maakte in het Zuidoost-Aziatische land, thuisbasis voor zo’n 240 miljoen moslims. Invloedrijke islamitische groeperingen verspreiden een boodschap van onverdraagzaamheid tegenover religieuze minderheden, en schuwen geweld niet.
De opkomst van de conservatieve islam heeft ook invloed op de politiek. President Widodo koos de orthodoxe moslimgeleerde Ma’ruf Amin als vicepresident; volgens velen om islamitische kiezers te paaien. Een ander teken aan de wand is de snelle toename van het aantal lokale islamitische voorschriften. Dat nam toe van ongeveer 150 verordeningen in 2009 tot 770 in 2019, aldus politicoloog Michael Buehler tegen de krant The Australian.
Morele revolutie
Volgens Human Rights Watch „heeft de Indonesische regering lange tijd militante islamisten vertroeteld die betrokken zijn bij geweld tegen religieuze minderheden.” De politie werkte zelfs samen met een groep als het Islamic Defenders Front (FPI).
Aan het roer van deze radicaalislamitische organisatie stond –tot voor kort– Rizieq Shihab, naar eigen zeggen een afstammeling van Mohammed. Het FPI heeft een reputatie opgebouwd door intimidatie van religieuze minderheden. Niet alleen christenen, ook moslims uit de Ahmadiya-gemeenschap moesten het ontgelden. De groep leidde in 2016 massale protesten tegen de christelijke gouverneur van Jakarta vanwege vermeende godslastering.
Na een tijd als balling in het buitenland te hebben verkeerd, keerde Shibab eind vorig jaar terug naar Indonesië. Zijn doel: een morele revolutie teweegbrengen. Inmiddels is de regering van Widodo de strijd aangegaan met de islamitische milities en haatdragende groeperingen. Shibab verdween achter de tralies en het FPI werd op 30 december verboden.
Het is echter de vraag of het verbieden van groepen als het FPI de oplossing is tegen de groeiende intolerantie. Een woordvoerder van de verboden organisatie zei dat de leden zich niet laten tegenhouden. „Ze kunnen de FPI ontbinden, maar ze kunnen onze strijd om het land en de religie te verdedigen niet beëindigen. Als we willen, kunnen we vanmiddag een nieuwe islamitische massaorganisatie uitroepen.”
Averechts
Daarnaast kent Indonesië wetgeving die discriminatie van christenen en andere minderheden in de hand werkt. Een verordening uit 2006 wordt steeds vaker gebruikt om te voorkomen dat er kerken worden gebouwd. Deze wet vereist dat religieuze gemeenschappen tenminste 90 leden en de instemming van ten minste 60 lokale huishoudens van een ander geloof moet hebben.
De wet, bedoeld om religieuze harmonie in het land te bevorderen, blijkt echter averechts te werken. Radicale islamitische bewegingen maken er dankbaar gebruik van om de bouw van kerken en andere religieuze gebouwen te voorkomen. Lokale bevolking wordt onder druk gezet om niet in te stemmen met de bouw van een kerk.