Zwalkt De Jonge of is improviseren in crisistijd onvermijdelijk?
Zorgminister De Jonge stelde zijn vaccinatiestrategie zaterdag stevig bij. Bevestigt dat de kritiek dat hij onvoldoende koersvast is in het managen van de crisis? Of moet je als bewindsman in deze barre tijden nu eenmaal leven bij de dag?
„Omgooien die strategie en vlug een beetje”, eiste Jesse Klaver op Oudjaarsdag via Twitter van De Jonge. De GroenLinks-leider had intensivist Diederik Gommers en ziekenhuisbestuurder Ernst Kuipers de oproep zien doen om het zogeheten „essentiële” ziekenhuispersoneel versneld te vaccineren en klom onmiddellijk in de pen. En zowaar, in een persbericht dat De Jonges ministerie twee dagen later verstuurde, kon iedereen het lezen: sinds zaterdag is de voorrangsregeling voor de verpleegkundigen en artsen op de intensive cares, spoedeisende hulpen en COVID-afdelingen en voor ambulancemedewerkers een feit.
Wat Klaver daaruit afleidt, laat zich raden: als de Tweede Kamer De Jonge niet voortdurend de pin op de neus zet, wordt het helemaal niks met zijn beleid. Het past in het beeld dat de oppositie, zeker met de verkiezingen in zicht, van de bewindsman probeert neer te zetten. Iemand met veel pr en veel dadendrang, maar grossierend in toezeggingen en beleidsvoornemens die al snel moeten worden bijgesteld.
De Jonge is zich van die kritiek terdege bewust. „Als je nu terugkijkend één les moet leren, dan is het dat ons stelsel niet is opgewassen tegen een pandemie van deze omvang”, zei hij eind november nuancerend in NRC. Daarmee nam hij zijn critici voor een deel de wind uit de zeilen. Want inderdaad, Nederland kent geen landelijke aansturing van de GGD’s, de testlaboratoria en de ziekenhuizen, inclusief hun ic-afdelingen. Verder opschalen om de pandemie te kunnen bestrijden, kan alleen nadat De Jonge en zijn ministerie al improviserend hebben gezorgd voor weer een nieuwe overleg- en crisisstructuur. Dat De Jonge een pioniersrol heeft te vervullen, geldt zeker als verzachtende omstandigheid.
Dat meerdere van zijn uitlatingen en/of inschattingen achteraf ongelukkig uitpakten, staat tegelijkertijd buiten kijf. Zo kondigde hij op 7 april een traceringsapp aan die de GGD’s zou ontlasten bij het doen van bron- en contactonderzoek. Nog geen twee weken later organiseerde het ministerie al een appathon: een publieksevenement waarbij experts de eerste selectie applicaties toetsten op privacy en veiligheid. Die keus riep vragen op: Was dit geen publiciteitsstunt? Of misplaatste profileringsdrang?
Kostbare tijd ging gemoeid met het optuigen van de juiste grondslag om de app te kunnen invoeren. Eerst werd daar geen aparte wet voor geschreven–een alinea in de tijdelijke coronawet leek te volstaan– later toch weer wel. Begin oktober schaarde na de Tweede Kamer ook de Senaat zich daarachter, maar de gang van zaken deed De Jonges imago geen goed.
Met de weinig ordentelijke manier waarop de tijdelijke coronawet vervolgens tot stand kwam, verspeelde De Jonge wederom krediet. Begin juni kwam een eerste consultatieversie van de wet naar buiten. Het oordeel van experts was vernietigend. De beslisbevoegdheid die De Jonge zichzelf daarin toekende, was veel te groot. Een monsterverbond tussen de coalitie en vier oppositiepartijen –GroenLinks, PvdA, 50PLUS en SGP– was nodig om de wet eind september, maanden later dus, te redden. Maar critici zagen opnieuw het beeld bevestigd van een bewindsman die onbesuisd uit de startblokken kwam en door de Kamer moest worden gecorrigeerd.
Duitse laboratoria die het ministerie voor de zomer hun diensten aanboden, kregen aanvankelijk nul op het rekest. De Jonge beoordeelde de Nederlandse testcapaciteit als toereikend, maar al bij de eerste lichte stijging van het aantal besmettingen in augustus en september raakte de testketen verstopt. Een inschattingsfout, zo beaamde hij later zelf. De Jonge bedacht zich en ging noodgedwongen alsnog in zee met U-Diagnostics, Synlab en het internationale laboratoriumnetwerk Eurofins.
Of ook het bijstellen van de vaccinatiestrategie het gevolg is van een eerdere inschattingsfout is nog maar de vraag. Feit is wel dat geen enkele partij op 17 december, tijdens het eerste Kamerdebat over de opzet van het prikcampagne, al aandrong op een voorrangsregeling voor de acute zorg. Bovendien, tijdens dat debat schroefde De Jonge de verwachtingen over de startdatum van de vaccinatie nu eens niet torenhoog op. Hij trapte juist op de rem: 8 januari zou het inenten gefaseerd van start gaan. Eerder niet.
Die voor zijn doen opvallende voorzichtigheid wierp zijn vruchten af: maandag stemde het RIVM in met het vaccinatieplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) en op dezelfde dag bleek dat er woensdag al een start kan worden gemaakt met zowel het prikken van de medewerkers in de directe covid-zorg als met het vaccineren van hun collega’s in de verpleeghuizen.
De Jonge zag maandag nog wel voldoende reden alsnog het boetekleed aan te trekken over de datum waarop de vaccinatie start. Enkele dagen eerder was waarschijnlijk toch haalbaar geweest, zo beaamt hij nu, als het ministerie de mogelijkheid dat niet het AstraZeneca- maar het Pfizer/BioNtech-vaccin als eerste voor Nederland beschikbaar zou komen eerder onder ogen had gezien.
Voor de toediening van het vaccin van AstraZeneca had De Jonge terug kunnen vallen op huis- en instellingsartsen die ook de jaarlijkse griepprik doen. Dat van Pfizer/BioNtech kan vanwege de bewaartemperatuur en de doseringen waarin het wordt geleverd alleen vanaf centrale priklocaties worden gegeven. Daarvoor moest De Jonge aankloppen bij de GGD’s. Pas nadat hij dat begin december had gedaan konden die werk gaan maken van het upgraden van hun IT-systeem. Rijkelijk laat, zo geeft hij nu toe. Opvallend, want op 17 december voerde hij de vereiste zorgvuldigheid als belangrijkste reden aan.
Naarmate de verkiezingsdatum dichterbij komt, zal De Jonges optreden ongetwijfeld nog veel vaker onder het vergrootglas worden gelegd. Nieuwe beroepsgroepen zullen aandringen op een prioriteitsregeling: boa’s, agenten, leerkrachten. Het registratiesysteem dat moet bijhouden wie welke prik(ken) heeft gehad, kan kinderziektes vertonen, gevolgd door weer nieuwe debatrondes. Maar vooralsnog lijkt de bewindsman zijn critici weer even de baas. En kan hij zijn weg vervolgen. Al improviserend, welteverstaan.