Zelfs kerkrecht vernieuwt
Dat de Gereformeerde Gemeenten de DKO wezenlijk hebben herzien, geeft aan dat er wel degelijk oog is voor de ontwikkelingen in de samenleving, die ook de verhouding tussen kerk en maatschappij beïnvloeden.
In Mr-Online (8-12) was een artikel geplaatst met als kop ”Zelfs kerkrecht vernieuwt een beetje, nu nog de interne procedures”. In dat artikel wordt geconstateerd dat de Dordtse Kerkorde (DKO) precies vier eeuwen oud is en nog steeds dient als het ”eigen statuut” van diverse gereformeerde kerkgenootschappen. En dat deze ook in het jaar 401, dus het jaar na de herdenking van vier eeuwen DKO, werd gebruikt op een vergelijkbare manier als in de voorgaande eeuwen.
Een drietal kerkrechtjuristen geeft commentaar op het gegeven dat enerzijds weinig rechtsgebieden zo statisch zijn als het kerkrecht, maar dat anderzijds ook hervormde, gereformeerde en protestantse kerken niet alle vernieuwingen buiten de deur kunnen houden. Het gaat langzaam beter, zo stelt de auteur van het artikel.
Daarvan is kennelijk toch niet elk van de drie juristen overtuigd. Mr. Pieter Pel is van mening dat de kerken het tegenwoordig doorgaans beter geregeld hebben. „Kwesties zijn door de jaren heen uitgekristalliseerd, er is meer duidelijkheid in de kerkelijke regelgeving. Maar omdat de maatschappij verandert, verandert ook de verhouding tussen kerk en maatschappij. Er zal altijd een spanningsveld blijven.” Mr. Bart Bouter spreekt zelfs van een „toegenomen interne professionalisering.”
Nieuwe appelregeling
Hoewel de Gereformeerde Gemeenten niet met name worden genoemd, zal door beide advocaten ook wel gedacht zijn aan de herziening van de DKO die door de generale synode van 2019 van die gemeenten is vastgesteld. Daarin is niet alleen de redactie van de artikelen aangepast aan onze tijd, maar daarin zijn ook wezenlijke veranderingen aangebracht. Dat schept inderdaad meer duidelijkheid. Het geeft ook aan dat er wel degelijk oog is voor de ontwikkelingen in de samenleving, die ook de verhouding kerk en maatschappij beïnvloeden.
Door die synode is ook een nieuwe appelregeling vastgesteld. Daarin is gezocht naar een juiste verhouding tussen enerzijds het geestelijke karakter van het kerkrecht en anderzijds de eisen die vandaag ook moeten worden gesteld aan een zorgvuldige behandeling van interne kerkelijke procedures. Niet alleen om daarmee te voorkomen dat bezwaarde gemeenteleden zich wenden tot de burgerlijke rechter, maar vooral ook omdat zorgvuldigheid een eis is op grond van het Woord van God.
Privilege
In dat licht is de bijdrage aan het artikel van mr. Peter den Boef teleurstellend. Afgezien van zijn aanmerkingen op het feit dat een en dezelfde predikant in verschillende beroepsinstanties de brief aan appellant ondertekende, oordeelt hij heel erg negatief over de interne kerkelijke procedures. Dat vindt mede zijn oorzaak hierin dat uit zijn uitlatingen (als die goed zijn weergegeven) blijkt dat hij slecht op de hoogte is van het gereformeerde kerkrecht.
Hij zegt dat men binnen kerkgenootschappen niet graag ziet dat een predikant, als hij geraakt wordt in zijn portemonnee, naar de voorzieningenrechter moet om zijn belangen te verdedigen. Nee, dat zien kerkgenootschappen terecht niet graag. Kerkelijk recht is geestelijk van aard en de kerk heeft nog altijd het in het Burgerlijk Wetboek (art. 2.2.) neergelegde privilege dat zij geregeerd wordt door het eigen statuut. Dat moet dan uiteraard wel op orde zijn. Daarvoor dienden de genoemde aanpassing van de DKO en de nieuwe appelregeling.
Voorbereidingscommissie
Den Boef zegt dat tot voor kort de DKO geen kort geding kende. Inderdaad niet zoals in het burgerlijk recht. Wel was er de mogelijkheid om een meerdere vergadering (classis of particuliere synode) vervroegd samen te roepen. Hij slaat echter de plank volkomen mis als hij zegt: „Nu kun je sinds kort voor dit soort zaken terecht bij de voorzitter van de classis, de kerkenraad in een regionaal verband.” Waar hij dit op baseert, is een raadsel. De nieuwe appelregeling van de Gereformeerde Gemeenten kent dit niet. Om tot een bespoediging van procedures te komen, is op classicaal niveau nu voorzien in een voorbereidingscommissie, die de classis adviseert over een gevraagde voorlopige voorziening.
Dat Den Boef de zeer verdrietige ”zaak Kruiningen” een „krent uit de pap” noemt, getuigt van geen of weinig gevoel voor de pijn die deze zaak, die leidde tot een kerkscheuring, heeft veroorzaakt en die nog steeds wordt gevoeld.
De auteur is emeritus predikant in de Gereformeerde Gemeenten.