Lange rijen voor de winkels in onze woonplaats Jeruzalem zijn dezer dagen na de versoepeling van de coronaregels onvermijdelijk. Dat brengt af en toe enige stress met zich mee.
Bellend, toeterend en piepend glijdt de tram over de rails in de Jaffastraat in Jeruzalem. De achtersten in de rijen voor de kleding- en schoenenwinkels staan namelijk bijna op de rails. De winkels zijn weer open nu we tussen de tweede en mogelijk derde lockdown zitten. Blijkbaar geeft een groot deel van de bevolking er de voorkeur aan naar de winkel zelf te gaan, in plaats van kleding of schoenen online te bestellen en thuis te laten bezorgen. Wij ook.
Niet voor alle winkels staan de klanten in de rij. Het zijn vooral de grote, internationale ketens die de massa’s trekken. Mensen vertellen daar dat ze kleding nodig hebben voor hun snel groeiende kinderen. Sommigen staan lang in de rij, want een zaak mag maar één klant in de winkel hebben per zeven vierkante meter. De klanten en de personeelsleden hebben in de rij en de winkel vrijwel allemaal een mondkapje op, zelfs over de neus. Maar de twee-meter-afstandregel wordt met voeten getreden.
Aangezien mijn vrouw Judith en ik een hekel hebben aan rijen, kiezen we voor een gedegen warenhuis waar geen rijen voor staan. Achter de voordeur staat de bewaker om de temperatuur op te nemen, die vandaag laag uitvalt. Het is drukker dan anders. Ook wij ontsnappen niet aan de rij.
Op de etage waar wij boodschappen doen, blijkt namelijk maar één kassa open. Voor ons zijn maar twee klanten en de rij achter ons zwelt in rap tempo aan.
Bij een klant voor ons blijkt de code niet te werken op onderbroeken die hij heeft gekocht. De caissière probeert dan een nummer dat op de verpakking staat in te toetsen, maar ook daar wil de winkelcomputer niet van weten. Ze geeft het pakje terug aan de klant en zegt: „Probeer even een ander doosje te vinden.” Op dat doosje blijkt hetzelfde euvel. Dan gaat ze zelf op zoek.
Bij een andere klant werken de codes wel. Maar als alles in een grote tas is gestopt en de eindafrekening volgt, zegt zij: „Dat kan niet.”
De producten gaan weer uit de tas. Over verschillende artikelen volgt een discussie of daar wel of geen korting op zit. Ik kijk achterom. De rij blijkt wat minder lang te zijn, want sommige klanten zijn weer de winkel ingelopen om nog meer producten te halen. „Bij ons gaat het heel snel”, beloof ik de dame achter ons. Ik verwacht slechts één complicatie.
Dan opeens wordt er nog een kassa geopend. „De clubkaart is verlopen”, zegt de caissière. Dat klopt, want door de coronacrisis zijn we maanden niet meer in deze winkel geweest. „Wilt u hem verlengen?”, vraagt ze.
„Graag”, zeg ik. De clubkaart kost 25 euro per jaar, maar de prijs is er zo weer uit omdat de kortingen voor de clubleden makkelijk tot 50 procent kunnen oplopen.
Maar de verlenging blijkt niet zo gemakkelijk te gaan als ik hoopte. Ze moet mijn mobiele nummer weten, waar ze een sms’je heen stuurt. Als ik die aanklik, volgt een lange vragenlijst. Probleem is echter dat mijn mobiel trager is dan anders, wat ik wijt aan de zware muren van dit gebouw. „Ik ga er thuis verder mee aan de gang”, beloof ik haar.
Ook al zijn de vragen nog niet ingevuld, we krijgen de korting en hebben de clubkosten er gelijk weer mee terugverdiend. We nemen de roltrap om het gebouw weer te verlaten.