Theologenblog: Racisme in de Bijbel?
Een snelle lijn tussen zwart, zwarte huid en zonde is zomaar gemaakt. Hoe staat het eigenlijk met ”zwart” in de Bijbel?
In het Huis van het Boek te Den Haag was tot maart dit jaar de expositie ”Foute boeken?” te bezoeken. In de vitrines ook (strip)boeken en boekjes die nog niet zo lang geleden door de jeugd verslonden werden: ”Sjors en Sjimmie”, ”Kuifje in Afrika”, ”Oki en Doki bij de nikkers”. Met daarin racistische karikaturen ten voeten uit, maar zonder enig probleem in de lectuurmand bij wie weet hoeveel christelijke gezinnen. Deze naïviteit zijn we anno 2020 wel voorbij – hopelijk. Afgelopen week spraken Black Lives Matter en Kick Out Zwarte Piet met premier Rutte, die een fermere aanpak van discriminatie en racisme beloofde. Want dat virus waart al zolang onder ons rond, met angstig veel slachtoffers. En het is heel besmettelijk. Hoe makkelijk kunnen beelden en woorden uit boeken er een voedingsbron van worden, al op jonge leeftijd. Wees wijs met het woord ”zwart”, zo beseffen we meer dan voorheen. Want ”zwart” staat snel op achterstand bij ”wit”.
Zwart behoort evenals wit niet tot het kleurenspectrum, maar wordt wel ervaren als een kleur. De associatie met dood en verdriet ligt voor de hand. Een bruid gaat in het wit, een begrafenisdienaar in het zwart. In de islam is zwart de kleur voor de opstand en de eindstrijd: Mohammed voerde een zwarte oorlogsvlag, evenals de Islamitische Staat vandaag. Merkwaardig is dat zwart echter ook heel positief ingevuld wordt: de modekleur die feestelijkheid aanduidt, je kleedt je ‘netjes’ in het zwart. Of zwart als kleur van rijkdom; dure zwarte auto’s zijn populair. Toch klinkt in onze taal zwart snel negatief: zwartkijker, zwarte zaterdag, zwarte ziel.
Bij die expositie in Den Haag lag ook de Bijbel, zoals ik met gemengde gevoelens las. Hoe staat het eigenlijk met ”zwart” in de Bijbel? Het woord blijkt slechts zelden gebruikt te worden. Jacobs zwarte schapen in Genesis, een zwart paard in Openbaring. De psalmist gaat in het zwart vanwege ’s vijands onderdrukking. Wit is in de Bijbel de kleur van reinheid, vergeving, en overwinning – zwart is in de Bijbel de kleur van rouw en oordeel. Het is de oude tegenstelling van licht en duister. Wat echter heel opvallend is: nergens wordt in de Bijbel zwart geassocieerd met zonde. Zonde wordt wel met scharlakenrood en purper in verband gebracht (Jesaja 1:18).
Evenmin wordt in de Bijbel ooit negatief gesproken over de zwarte huidskleur. Integendeel. De zwarte Ebed-Melech die Jeremia uit de put haalt, is een lichtend voorbeeld, evenals ‘de kamerling uit Morenland’ die door Filippus gedoopt wordt. Verhef je niet, jullie zijn voor Mij gelijk aan de Afrikanen, zegt God tegen Israël (Amos 9:7). In zekere zin allemaal antiracistische bijbelteksten.
Waar het zomaar mis kan gaan, is bij een naïef-oppervlakkige uitleg van teksten. Een paar voorbeelden. Cham in Genesis 9 staat voor Afrika – want zijn naam duidt op ‘hitte’ en Afrika is heel heet, en dus had hij een zwarte huidskleur. Slotsom: de vloek van Cham betreft zwarte mensen. Deze uitleg heeft dramatische gevolgen gehad, bijvoorbeeld in de rechtvaardiging van de slavernij. Exegetisch is dit echter klinkklare nonsens, niet Cham maar – veelzeggend! – Kanaän wordt door Noach vervloekt (vers 24).
Klaagliederen 4:6-8 beschrijft hoe de vorsten van Juda, voorheen reiner dan witte sneeuw, om hun zonde geoordeeld worden met als gevolg dat ze nu een verschijning hebben die „zwarter is dan roet”. Met zwarte huidskleur heeft dit uiteraard niets te maken. Het punt is dat zij nu vel over been zijn, hun huid is donker getaand en verschrompeld (vergelijk Job 30:30). Exegetisch dubieus is het ook, om in Jeremia 13:23 een link te leggen tussen de zwarte huid van de Ethiopiër en Juda’s zonde die gitzwart zou zijn. In deze tekst gaat hier immers niet om de kleur van zijn huid maar om de onmogelijkheid om van kleur te veranderen – net zoals het luipaard zijn vlekken niet kan veranderen. Zo kan ook Juda niet meer veranderen. De zwarte huid is hier géén beeld voor de zwarte ziel van de zondaar.
De bruid in Hooglied zegt: „Ik ben zwart, maar lieflijk” (1:5, SV). In de kanttekeningen van de Statenvertaling wordt hier ”zwart” betrokken op de uiterlijke mismaaktheid van de staat van de kerk, en het lieflijk” op de verlossing door Christus’ bloed. Echter, het meisje heeft geen zwarte huidskleur, maar een gebronsd gelaat – zij moest immers dagelijks werken in de wijngaard, in de felle zon. Het Hebreeuws gebruikt voor dit bruin-brons het woord ”zwart”. Het vrouwelijke schoonheidsideaal in die dagen was een lelieblanke huid; iets waar alleen niet-werkende hofdames voor konden zorgen, die neerkijken op dit gebronsde arbeidersmeisje.
Een snelle lijn tussen zwart, zwarte huid en zonde is zomaar gemaakt. Ook door dominees die een hartgrondige afkeer van racisme hebben. Sjablonen en karikaturen kunnen lang doorwerken, in onze denkbeelden, in onze woorden – terwijl we het ons nauwelijks of niet bewust zijn. Maar we moeten elke naïviteit in deze voorbij, anno 2020. Het verleden haalt ons in, met soms duistere bladzijden uit het boek van de geschiedenis van het Europese christendom. De Bijbel is geen fout boek – verre daarvan – maar wij kunnen wel de Bijbel fout uitleggen, met foute gevolgen. De Bijbel verdient zoveel beter!
Eric Peels is hoogleraar Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.