Dat vinden CU en SGP. In de zomer van 2001 uitte het Mensenrechtencomité zich „ernstig ongerust” over het wetsvoorstel voor euthanasie. Het vreesde „routine” en „ongepaste druk” rond het levenseinde en vroeg zich af of het recht op leven in de Nederlandse wetgeving wel voldoende was gegarandeerd. De regering werd gevraagd om binnen een jaar te antwoorden, maar na twee herinneringen heeft het comité pas deze week iets ontvangen.

Het document dat nu naar de VN in Genève is gezonden, blijkt niet meer te bevatten dan een vertaling van het kabinetsstandpunt van deze zomer over de evaluatie van euthanasie. Zowel Rouvoet (CU) als Van der Vlies (SGP) noemt het antwoord aan het VN-comité „erg mager.”

„Je mag een zo belangrijk orgaan als het Mensenrechtencomité niet afschepen met zo’n algemene reactie”, zegt Rouvoet. „Ik vind dit niet passend en tamelijk gemakzuchtig. Het comité had ernstige kritiek op de Nederlandse situatie. Daar hoor je gericht op te antwoorden. Het kabinet neemt de kritiek kennelijk niet serieus.”

Van der Vlies vermoedt dat het verschil in opvatting binnen de coalitie ten grondslag ligt aan de wijze waarop het kabinet reageert. „De kritiek van het VN-comité is ook onze kritiek. Het gebrek aan voldoende controle op het handelen van artsen en de handhaving van de wet baren inderdaad grote zorgen. Maar daarnaast zou ik wensen dat het kabinet ook principieel erkent op de verkeerde lijn te zitten. Ons leven is in Gods hand en niet in dat van de autonome mens.”

Twee mensenrechtendeskundigen noemen het antwoord van het kabinet vandaag in deze krant „eigenlijk niet adequaat.” Volgens dr. M. de Blois van de Universiteit Utrecht is dit stuk „totaal niet toegesneden” op de gestelde vragen. „Het is een stapel papier met de boodschap: Zoek zelf uw antwoorden.”