Even de tandjes op elkaar. Eerder dit jaar steeg mijn energierekening, omdat de overheid de energiebelasting verhoogde. Niet leuk natuurlijk. Maar laat ik de stijging in perspectief plaatsen. Een paar jaar geleden was mijn rekening flink gedaald omdat ik toen lid werd van een energiecoöperatie. Ik werd de trotse eigenaar van tien panelen, die op afstand liggen te schitteren. Qua maandlasten betaal ik momenteel nog steeds duidelijk minder dan vóór mijn investering. In enkele jaren heb ik deze investering terugverdiend en ik wek ondertussen schone energie op. Ik blijf niet mopperen over die kleine stijging van het maandbedrag. Dit is een onderdeel uit mijn eigen kleine klimaatakkoordje. Het is voor mij ”haalbaar en betaalbaar”, om een inmiddels staande uitdrukking te gebruiken.
Twee weken terug werd er een groot klimaatakkoord gepresenteerd, 239 pagina’s lang. Vier ministers gaven een persconferentie en mochten de kritiek van links tot rechts pareren – van kapitaalkrachtige ondernemers en asfaltridders tot ontevreden ”klimaatjongeren” en milieudeskundigen. ”Haalbaar en betaalbaar”, ”eerlijke verdeling van lusten en lasten”, ”maatschappelijk draagvlak”, ”niet dwingen, wel verleiden”. Het kwam allemaal langs.
Eén stem heb ik in de kakofonie aan reacties niet gehoord. Dat is de stem van mensen in ontwikkelingslanden. Zij dragen minder bij aan klimaatverandering, maar zij ervaren meer de gevolgen daarvan dan wij. Wat haalbaar en betaalbaar is in de strijd tegen klimaatverandering is voor hen wel even een ander verhaal.
Een kersvers rapport van de Verenigde Naties (VN) over de relatie tussen klimaatverandering en armoede waarschuwt: bij een mondiale temperatuurstijging van 2 graden (niet denkbeeldig) zullen 100 tot 400 miljoen extra mensen honger lijden en zullen 1 tot 2 miljard mensen mogelijk de toegang tot schoon (drink)water verliezen. Per jaar zullen 250.000 mensen méér overlijden. Het aantal klimaatvluchtelingen als gevolg van overstromingen of droogte zal drastisch stijgen. De VN waarschuwen voor klimaatapartheid: rijken die de problemen veroorzaken, maar de middelen hebben om zelf te ontsnappen aan oververhitting, honger en conflict; armen die de gevolgen ondergaan, maar nauwelijks middelen hebben om zich ertegen te wapenen.
Dat de pers het hield bij een ”rondje Nederland”, vooruit. Maar dat in het hele klimaatakkoord de positie van ontwikkelingslanden ongenoemd blijft, verbaast me. Het klimaat houdt niet op bij de grens. Klimaatbeleid is een zaak van mondiale rechtvaardigheid. De sobere inleiding op het klimaatakkoord spreekt alleen over eigen burgers en bedrijven.
Nederland importeert op grote schaal kolen uit Colombia, olie uit Nigeria, palmolie uit Azië en soja uit Brazilië en Argentinië. En onze import van ”duurzame biomassa” uit speciaal daarvoor geteelde palmbomen in de armste landen is in tien jaar verdubbeld. Gevolgen: ontbossing, schade aan biodiversiteit, verdringing van lokale landbouw, wateruitputting en -vervuiling. Daarnaast consumeren Nederlanders voedselproducten van over de hele wereld. Die zijn niet altijd duurzaam geproduceerd.
Mijn wens is dat de politiek bij de uitvoering van het klimaatakkoord scherp oog houdt voor de gevolgen voor ontwikkelingslanden. Afgelopen weekend stuurde ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers een e-mail aan zijn partijleden om te verantwoorden waarom zijn partij het akkoord steunt. Hij schreef daarin over de klimaatproblematiek: „We weten dat de armste mensen ter wereld daar het grootste slachtoffer van dreigen te worden.” Goed dat hij juist dit onderbelichte aspect naar voren bracht!
Nederland gaat door het klimaatakkoord uiteindelijk minder soja, palmolie, biomassa, kolen en olie importeren uit ontwikkelingslanden. Op zich goed, maar voor ontwikkelingslanden wordt dit een verhaal van plussen en minnen. Wie weet kunnen de politici die toevallig deze column lezen hun invloed aanwenden, zodat ontwikkelingslanden op een doordachte manier meegenomen worden in de plannen. Haalbaar en betaalbaar – niet voor iedereen hetzelfde!
De auteur is politiek adviseur Woord en Daad.