„Niemand slaapt in Rotterdam op straat”, beweerde burgemeester Aboutaleb eens. Intussen steeg het aantal daklozen in Nederland in zes jaar tijd met driekwart. Vooral meer jongeren hebben geen dak boven hun hoofd, geen bed om in te slapen. Doen gemeenten wel genoeg om mensen van straat te krijgen?
Het is de onbetaalde rekening uit de crisistijd. De economische malaise bracht mensen niet alleen in diepe schulden, maar leidde ook tot forse bezuinigingen. Op de jeugdzorg, de psychiatrie, het gevangeniswezen. „Toen is het vangnet gaan scheuren”, zegt Cornel Vader, bestuursvoorzitter van de hulp- en zorgtak van het Leger des Heils. Minder geld, dat betekende minder menskracht en minder bedden. Hoewel de magere jaren voorbij zijn, plukken kwetsbaren in de samenleving daar nog steeds de wrange vruchten van.
Tien jaar terug stonden er 17.000 daklozen geregistreerd; volgens de meest recente cijfers uit 2016 zo’n 31.000. Wie illegaal slaapt in een leegstaand kantoor, onder een brug of op een bankje in het park, heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek niet meegeteld. „Die groep zou weleens even groot kunnen zijn”, schat Vader in. „En dan blijf ik nog aan de voorzichtige kant.”
De koers die de overheid koos om kosten te besparen, vindt Vader op zich niet verkeerd. „Ik ben er ook voor om mensen uit de hulpverlening sneller zelfstandig te laten wonen. Maar gebeurt dat te vroeg en met te weinig begeleiding, dan is de kans groot dat iemand het niet redt.”
Dat is ook de reden dat steeds meer jongeren op straat terechtkomen. Tussen 2009 en 2016 is onder daklozen de groep 18- tot 30-jarigen verdubbeld. „Dat komt doordat er voor deze groep bijna geen plaatsen meer zijn in de jeugdzorg. Wie geen baan heeft, geen studiefinanciering of hulp van ouders, kan onmogelijk zelfstandig wonen.”
Volle winteropvang
Hoewel er in de loop van de jaren ook meer opvangplekken kwamen, nemen ze niet zo snel toe als het aantal daklozen, ziet de bestuursvoorzitter van het Leger des Heils. Zijn organisatie heeft een kwart van de totale opvangcapaciteit in handen. „De extra plekken in de winteropvang zijn altijd meteen opgevuld. Een duidelijk teken dat de gewone capaciteit achterblijft bij wat nodig is.”
Dat komt ook doordat veel steden een strenge selectie hanteren voor een plekje in de opvang. „In bijvoorbeeld Amsterdam is het enkele feit dat je dakloos bent niet genoeg. Je moet ook verslaafd zijn, met psychiatrische problemen kampen of een verstandelijke beperking hebben.” Daardoor krijgt 70 procent van de mensen die zich in de hoofdstad aan het loket melden niets. „Zelfs geen bed. Omdat ze uitsluitend dakloos zijn. En dat is een probleem, want hoe langer het duurt voordat iemand in de opvang komt, hoe langer het ook duurt voor iemand weer een normale plek in de samenleving heeft.”
Bezette bedden
Elke gemeente is wettelijk verplicht om alle daklozen opvang te bieden. Maar in de vier grote steden, waar bijna de helft van de daklozen zwerft, gebeurt dat lang niet altijd. Dat stelden rapporten van de rekenkamers van de vier grote steden afgelopen voorjaar al. Overal zijn te weinig plekken in de crisis- en nachtopvang. Den Haag, Rotterdam en Utrecht kampen ook nog eens met een tekort aan betaalbare woningen voor mensen die toe zijn aan een eigen huis. Daardoor houden zij te lang bedden in de opvang bezet.
Rotterdam wijst daklozen die aankloppen bij de opvang geregeld de deur, concludeerde het rapport. Bijvoorbeeld omdat ze van buiten de gemeente komen of geen ggz-probleem hebben. Voor jongeren tussen de 18 en de 23 jaar geldt bovendien een wachtlijst. Aan zwaar verslaafde of agressieve jongeren biedt de gemeente helemaal geen nachtopvang. Ook duurt het vaak minstens een halfjaar voordat daklozen kunnen doorstromen naar een (tijdelijke) woonvoorziening of de ggz. De helft van de daklozen haakt voor die tijd af, staat in het rapport. Rotterdam, met vorig jaar zo’n 2050 mensen in de opvang, moest het beleid volgens de rekenkamer radicaal omgooien.
Daar werkt het stadsbestuur al langer aan, zegt verantwoordelijk wethouder Sven de Langen (CDA). Begin dit jaar zorgde hij voor extra bedden in de opvang. Volgend jaar openen twee nieuwe nachtopvanglocaties in de Maasstad de deuren. De wethouder wil dan ook meer verschillende vormen van opvang aanbieden. „Wie verslaafd is of kampt met psychische problemen, heeft andere begeleiding nodig dan mensen die door schulden of scheiding dakloos zijn geraakt. Die laatste groep kan relatief snel weer op eigen benen staan.”
Het principe dat niemand op straat hoeft te slapen, staat volgens de wethouder als een paal boven water. „Wel moet de kwaliteit van de opvang beter.” De rumoerige slaapzalen met zes, acht of twaalf bedden, bieden weinig rust en privacy. Daarom wil de gemeente afscheidingen in de slaapruimtes plaatsen.
Nee verkopen
De Langen zegt dat er nu voldoende plek is in de nachtopvang. „Als alle bedden op één locatie bezet zijn, heeft de nachtopvang de taak om iemand naar een andere opvang te verwijzen.” Mensen zouden volgens hem niet gedwongen op straat hoeven te slapen.
Een jaar geleden trokken Rotterdamse raadsleden juist daarover aan de bel. Daklozen mogen nooit meer weggestuurd worden omdat de nachtopvang vol is, vond de gemeenteraad. Vooralsnog is dat geen werkelijkheid geworden, weet Vader van het Leger des Heils. „Wij moeten nog steeds nee verkopen.”
Tegelijk, benadrukt hij, is een bed alleen niet genoeg. „Een dakloze heeft ook intensieve begeleiding nodig zodat hij weer op eigen benen kan staan. Met alleen een bed ben je nog niet van je schulden af, staat je verslaving nog recht overeind en zit justitie nog steeds achter je aan.” Het is niet alleen een centenkwestie. „Zelfs al zou er genoeg begeleiding zijn, dan nog ontbreken de plekken waar mensen uiteindelijk een eigen bestaan kunnen opbouwen.” Vader ziet wel dat gemeenten, het ministerie en woningcorporaties de nood erkennen. „Daarom ben ik hoopvol.”
De afstemming tussen allerlei instanties moet veel beter, vindt hij. Nu wachten die te veel op elkaar. „Het komt voor dat een verslavingskliniek zegt iemand niet te kunnen helpen vanwege zijn psychische stoornis. Vervolgens wijst de psychiatrische instelling hem af vanwege zijn verslaving.”
Woningnood
Grootste probleem vindt Vader het gebrek aan woningen, waardoor mensen in de opvang blijven hangen. Als gevolg daarvan zijn er te weinig bedden voor nieuwe daklozen die op de stoep staan. „Bovendien helpt juist het zicht op een eigen onderkomen om iemand van de straat te krijgen.”
De krapte op de woningmarkt heerst overal, maar de regels in Rotterdam maken die nog een stukje erger, vindt de rekenkamer. Als schuldige wijst die de zogenoemde Rotterdamwet aan – een wet die is bedoeld om mensen met een laag inkomen uit achterstandswijken te weren. De gemeente wil zo de verloedering en criminaliteit in probleembuurten aanpakken. Daarom is het voor bijvoorbeeld werklozen verboden om in bepaalde wijken te wonen.
Ondanks alle goede bedoelingen maakt het stadsbestuur het op deze manier „vrijwel onmogelijk” voor daklozen om een huis te vinden, zei de rekenkamer. Juist zij zijn veelal aangewezen op woningen in dit soort wijken. „Vorig jaar hebben we meer doorstroming gehad dan ooit”, verdedigt wethouder De Langen zijn beleid. Bijna 500 ex-daklozen gingen zelfstandig wonen, tegen 100 in 2015. Tegelijkertijd, waarschuwt het rekenkamerrapport, stonden er nog bijna 200 op de wachtlijst. Er is dus nog altijd een tekort aan woningen.
Eerst een huis
In eerste instantie paste de gemeente de Rotterdamwet niet aan. De in juli aangetreden coalitie zette de deur wel verder open voor mensen met een uitkering of een laag inkomen die een goedkope woning zoeken. De inkomenseis is een stuk minder streng en complete wijken worden niet meer uitgesloten, maar straten. De Langen verwacht dat er daarmee voldoende huisvesting beschikbaar is voor mensen uit de daklozenopvang.
Een andere aanbeveling van de rekenkamer die Rotterdam eerst niet oppakte, was de methode ”housing first”. Daarbij krijgen daklozen die bij de maatschappelijke opvang komen direct een eigen huis met ambulante begeleiding. Het idee is dat ze van daaruit aan een nieuwe toekomst bouwen. In andere steden, zoals Den Haag, had die aanpak succes.
Prima plan, vond ook Rotterdam. Alleen schoof het college dat op het bordje van de woningcorporaties. Voor zichzelf zag het stadsbestuur geen actieve rol. Tot de eenkoppige CU/SGP-fractie eind september een voorstel indiende om daar toch mee aan de slag te gaan. De voltallige raad steunde de motie. Het helpt natuurlijk dat de CU/SGP nu in het college zit, erkent raadslid Tjalling Vonk. „We komen daardoor makkelijker binnen bij de wethouder. We konden hem ervan overtuigen dat housing first werkt en dat de gemeente hier wel degelijk afspraken over kan maken.”
Eindeloos wachten
Eerst een eigen huis, dan de rest dus. „Bij de klassieke route gaat het andersom”, legt Vonk uit. „Dan ga je van de daklozenopvang eerst naar een tussenvoorziening en pas daarna naar zelfstandige woonruimte.” Het probleem is volgens hem dat veel mensen niet gedijen in de opvang. „Een groep chronische daklozen valt daardoor steeds terug in het oude leventje op straat. En komt nooit in een eigen huis terecht.”
Er gaan vaak maanden overheen voordat iemand voldoet aan de voorwaarden voor een eigen huis. Een stabiel inkomen, verzekeringen, een zorgplan, schuldhulpverlening, afkicken van een verslaving, behandeling in de psychiatrie. „In die tijd moeten mensen in de opvang blijven. Velen kiezen liever voor de straat dan voor het eindeloze wachten.”
Voor hen is een eigen woning een uitkomst, zegt Vonk. „Zelfstandige woonruimte doet iets met mensen. Het geeft perspectief. Ze krijgen een verantwoordelijkheid, voelen dat ze echt geholpen worden. Een huis kan een stimulans zijn om af te kicken van een verslaving.” Er is weer rust, veiligheid en privacy, waar het in de opvang zo aan ontbreekt. En dan ligt de weg open om in een rustige omgeving het leven weer op te pakken. Dat lukt bij 85 procent, blijkt uit onderzoek, vergeleken met 57 procent in een beschermde woonvoorziening. Bijkomend voordeel: de toch al volle nachtopvang wordt wat ontlast.
Contract tekenen
Minimaal 25 woningen voor housing first moeten er volgend jaar in Rotterdam beschikbaar zijn. Harde voorwaarden voor toewijzing zijn er niet, maar housing first is niet voor elke dakloze geschikt, weet Vonk. „Het gaat vooral om mensen die al jarenlang in het circuit zitten willen ze zo’n woning toegewezen krijgen.” Bovendien moet iemand binnen drie maanden zelf de huur kunnen betalen, bijvoorbeeld met een uitkering.
Hoe het met alle andere daklozen moet, die rondzwerven in de stad? Volgens Vader van het Leger des Heils zijn de Drechtsteden daarin een voorbeeldregio. „Daar is voor elke dakloze plek in de opvang. Toelatingseisen gelden er niet. De volgende dag wordt er meteen gewerkt aan integratie. Een dakloze krijgt een appartement in een opvangcentrum. Van daaruit wordt hij begeleid naar zelfstandigheid.” Mocht burgemeester Aboutaleb in zijn stad toch nog iemand tegenkomen die geen bed heeft om in te slapen, dan kan hij dus eens rondkijken bij de buren in het zuidwesten.