Kooplustige Chinezen blijven zoeken naar zingeving
Chinezen zijn het meest materialistische volk op aarde en tegelijkertijd zoeken velen naar houvast in kerken, kloosters en tempels. Kooplust vult je huis maar niet je hart, ervaren ze.
Veel geld willen verdienen en een voorliefde voor materieel bezit. Nergens ter wereld blijkt dat meer te leven dan in China. In een opiniepeiling, in 2013 uitgevoerd door het bureau Ipsos, waarbij ruim 16.000 mensen uit 20 landen werden ondervraagd, kwamen de Chinezen als het meest materialistische volk naar voren.
De regering werkt daar sinds begin van de jaren 80 van de vorige eeuw ook nadrukkelijk op aan. Zo had China’s economische hervormer Deng Xiaoping een belangrijke boodschap: „Rijk worden is glorieus.” Hoop op rijkdom deed zelfs het armste boertje zwijgen over zijn toestand en ook de invoering van het eenkindbeleid zou worden verzacht door de belofte van welvaart.
Begin jaren 80, stelt Elisabeth Croll in haar studie ”China’s New Consumers”, was er sprake van een heuse consumptierevolutie. Burgers gingen meer verdienen én meer uitgeven – relatief minder aan voedsel en meer aan kleding, huisraad, luxegoederen. Croll: „De welvaart in een familie werd gemeten aan de hand van het aantal poten dat er in huis was (van de koelkast, het fornuis, de stereo-installatie). Zo werd er gesproken van een 30-potig huishouden of een 20-potige uitzet voor een trouwlustig stelletje. De staat stimuleerde de kooplust door spaarzin te ontmoedigen met renteverlagingen en door de vijfdaagse werkweek in te voeren. Daardoor kon er in het weekend worden gewinkeld.
„Nergens in Azië is de wens om rijk te worden zo groot als in China”, stelt Croll in haar studie. Vooral onder jongeren is het enige wat telt geld en materiële dingen.” Daar worden dan soms wel creatieve dingen mee gedaan, zoals het eindeloos veranderen van de persoonlijke lifestyle, inclusief het uiterlijk.
Er is ook een keerzijde. Zo citeert Frank Pieke in zijn boek ”China, een gids voor de 21e eeuw” iemand die stelt dat „het leven nog nooit zo ijk en gevarieerd is geweest als nu, maar ook nog nooit zo onzeker.” Honderden miljoenen Chinezen hebben grote twijfels over de toekomst van hun leven en van hun land en zoeken houvast in religie. „Ze vragen zich af of er niet meer is dan enkel materialisme en wat een goed leven nu eigenlijk inhoudt. „We dachten dat we ongelukkig waren vanwege onze armoede, maar nu zijn er velen niet meer arm en toch zijn ze nog altijd ongelukkig.””
Zingeving wordt node gemist, maar ook een moreel kompas. In religie zoeken burgers waarden die samenhang bieden en richting geven.
Ian Johnson benadrukt in zijn boek ”The Souls of China. The return of religion after Mao” dat Chinezen met die zoektocht in feite terugkeren naar de geestelijke situatie van vóór de 20e eeuw, toen religie invloed had op alles en iedereen (en die „de Chinese godsdienst” werd genoemd, een mengeling van boeddhisme, taoïsme en confucianisme). Lang voordat de communistische atheïsten korte metten maakten met religie waren het de nationalisten die dat al deden.
Het huidige regime sluit aan bij die trend. Omdat miljoenen Chinezen hun toevlucht nemen tot het christelijk geloof –volgens Peking een vreemde want westerse religie– probeert de staat ook zelf het materialisme te temperen door op het belang van nationalistische waarden te hameren en op dat van inheems religieus erfgoed. Ook in Peking wordt aangevoeld wat eraan ontbreekt. Zoals een Chinakenner het formuleerde: „De grootste uitdaging is niet de werkloosheid of de inflatie, maar het ontbreken van een aansprekende ideologie.”
serie Meer zin in minder
In landen waar onder burgers kooplust en materialisme hoogtij vieren, zijn soms tegenbewegingen zichtbaar, of houden tradities stand die andere waarden koesteren. Vandaag: China.