Met de stelling dat een politiek compromis over een principieel punt de bestaande situatie nooit mag verslechteren, zijn niet alle SGP’ers het meer eens. Dat vraagt denkarbeid van het partijkader.
Vele jaren zat in de Friese gemeente Smallingerland de CU in het college. Nog maar net hadden, dit voorjaar, de vrienden van Segers de hielen gelicht of de nieuwe coalitie regelde dat de winkels, álle winkels, zeven dagen per week open mogen. Dag en nacht.
Bizar? Ja, maar wel het politieke en maatschappelijke klimaat waarin christelijke partijen anno 2018 moeten opereren: een enorme externe druk om op een wezenlijk punt van hun programma, handhaving van de zondagsrust, inschikkelijk te zijn. Wil je meeregeren? Goed, maar onder deze voorwaarde. Daar niet toe bereid? Blijf dan maar aan de kant staan.
In dit krachtenveld viel het te verwachten dat bij de kleine christelijke partijen de gangbare ethische stellingname „een compromis op een wezenlijk, aan de decaloog te linken thema mag nooit tot een verslechtering van de bestaande situatie leiden” onder druk kwam te staan.
Immers, lastige dilemma’s doemen nu op. Stel: je bent als CU of SGP welkom in een college. Je kunt in het collegeprogramma op allerlei terreinen positieve invloed uitoefenen, maar als het gaat om zondagrust zit er niets anders op dan instemmen met enige verruiming van de winkelopenstelling.
Bovendien weet je zeker: als wij niet in het college stappen, gaan de lokalo’s erin. En dan is hek helemáál van de dam. Tja, wat is dan wijsheid? Ben je voor het gevolg niet meer verantwoordelijk als je bewust kiest voor de oppositie?
Een ander, uit het leven gegrepen voorbeeld. Je kunt aan een college deelnemen zonder dat je hoeft in te stemmen met een verslechtering van de zondagsrust. Maar van jou wordt wél gevraagd dat je de gemeenteraad de vrije hand laat om zelf met een voorstel te komen voor een ruimere winkelopenstelling op zondag. Vraag: is het in dit geval jouw verantwoordelijkheid niet meer wat er vervolgens gebeurt? Is het genoeg om dan als fractie tegen te stemmen, terwijl je als college wel ruimte hebt geboden?
CU en SGP zitten in deze discussie niet geheel op één lijn. De CU nam tien jaar geleden bij monde van Rouvoet al afstand van het door GPV’er Schutte nog met overtuiging uitgedragen adagium ”een politiek compromis rond een wezenlijk thema mag nooit een verslechtering betekenen”. Dat lag toch gecompliceerder, leerde Rouvoet tijdens de politieke crisis in het kabinet- Balkenende IV over embryoselectie.
De SGP heeft, althans in theorie, nooit afstand genomen van dit uitgangspunt. In de praktijk verschuiven er op het lokale vlak echter wel degelijk panelen.
De partij is zich daarvan overigens bewust. In november vorig jaar sprak de wetenschapper Patrick Overeem –die zich diepgaand met het thema compromisvorming heeft beziggehouden– in het Tweede Kamergebouw voor een select gezelschap van SGP’ers, de zogeheten Groenkring. Een van zijn discussiestellingen: de SGP moet de theoretische eis dat een compromis nooit een verslechtering mag inhouden, loslaten.
Of de partij daar wijs aan doet, is de vraag. Vast staat dat nadere bezinning nodig is. Want als het rechterbeen van de praktijk het linkerbeen van de theorie te ver vooruit snelt, kan een valpartij zomaar het gevolg zijn.