Ondanks verheven beginselen en mooie verklaringen heeft de ChristenUnie Israël gewoon aan zijn lot overgelaten en afbreuk gedaan aan haar eigen ideologie, constateert Wim Kortenoeven.
Op 15 mei nam de VN-Veiligheidsraad een minuut stilte in acht voor de 59 Palestijnse Arabieren (onder wie naar later bleek 50 Hamasterroristen) die een dag eerder bij massale gewelddadige bestormingen van de grens met Israël waren gesneuveld. De Nederlandse VN-ambassadeur Karel van Oosterom participeerde in deze unieke en ultiem hypocriete manifestatie.
Eerder die dag was Van Oosterom een van de ondertekenaars van een brief aan VN-secretaris-generaal Guterres, waarin de concrete en spoedige tenuitvoerlegging werd geëist van VN-Veiligheidsraadresolutie 2334 van 23 december 2016. Dat document typeert Judea (”Jodenland”), Samaria en (”Oost”-)Jeruzalem, inclusief de Westmuur en de Joodse wijk, als door Israël bezette gebieden en verklaart het voor Joden verboden zich daar te vestigen. Als zodanig is ”2334” een antisemitische resolutie, die kon worden aangenomen doordat de regering-Obama in een laatste boosaardige daad tegen Israël geen veto wilde uitspreken.
De resolutie werd ingebracht onder artikel VI van het VN-Handvest en is bijgevolg niet bindend (dat zijn alleen resoluties onder hoofdstuk VII). Maar de Nederlandse regering heeft daar kennelijk geen boodschap aan en wil Israël nu, mogelijk zelfs met sancties en andere maatregelen, tot niet-verplichte uitvoering van het absoluut ondenkbare dwingen: de etnische zuivering van Joden uit het Land van Israël.
Politieke vrees
De Nederlandse regering spreekt met één mond. Bijgevolg is de ChristenUnie steeds volledig medeverantwoordelijk voor alle acties en delegaties van Rutte III. Dus ook voor het door een Nederlandse ambassadeur ”herdenken” van Hamasterroristen en hun mensenoffers. Ook voor het gegeven dat de Nederlandse regering het Land van Israël feitelijk voor Joden verboden verklaart. Eveneens voor het (nota bene exclusief ten koste van de Joodse staat) manipuleren van het internationale veiligheidssysteem. En last but not least hiervoor dat Rutte III ”2334” expliciet bevestigt als hoeksteen van Nederlands beleid. Dat is te lezen in de beleidsbrief over ‘het’ vredesproces in het Midden-Oosten die minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken op 16 april naar de Tweede Kamer stuurde.
Op 21 augustus 2017 sprak ik in een opinieartikel in het RD de vrees uit dat de CU, bij een eventuele toetreding tot een regering met daarin ook het Israëlvijandige D66 en de in ideologisch opzicht niet expliciet met Israël verbonden partijen VVD en CDA, haar op historische, morele en Bijbelse argumenten gebaseerde solidariteit met Israël zou verkwanselen.
Op 24 februari schreef CU-fractievoorzitter Gert-Jan Segers in een column op de CU-website: „De ChristenUnie is toegetreden tot de coalitie en een van mijn angsten hierbij is dat we er moreel gemankeerder uitgaan dan we er ingingen. Mijn politieke vrees is dat we onszelf verliezen in gewichtigheid, politieke spelletjes, hang naar posities, morele bijziendheid.”
Nietszeggend
Dat zowel mijn vrees als die van Segers helaas bewaarheid is geworden, blijkt niet alleen uit de hiervoor aangehaalde gebeurtenissen. Er is inmiddels sprake van een reeks Israël beschadigende eigen handelingen, gedooghandelingen en nalatigheden van de zijde van de CU. Die kunnen niet geloofwaardig met de pro-Israëlische politieke slogans, uitspraken en Kamervragen van CU-politici gecamoufleerd worden.
Wat heeft het bijvoorbeeld voor waarde als CU-woordvoerders het standpunt huldigen dat Jeruzalem de eeuwige en ondeelbare hoofdstad van Israël is en pleiten voor de verplaatsing van de Nederlandse ambassade naar Jeruzalem, maar de Nederlandse regering met daarin de CU vervolgens keihard daartegen ingaat en in de Algemene Vergadering van de VN zelfs resolutie ES-10/L.22 steunt?
Die resolutie van 21 december, waarin specifiek wordt verwezen naar een andere AV-resolutie (waarin nota bene de Joodse band met de Tempelberg wordt ontkend), typeert álle Israëlische handelingen in de Israëlische hoofdstad als illegaal en keert zich tegen staten die er een ambassade (zouden) willen vestigen.
Nederland had natuurlijk blanco kunnen stemmen (dat werd gedaan door onder andere de EU-lidstaten Hongarije, Kroatië, Roemenië en Tsjechië), maar stemde voor. De CU dus ook. En daarmee werden alle CU-pleidooien voor het naar Jeruzalem verplaatsen van de Nederlandse ambassade natuurlijk volstrekt nietszeggend.
Frustratie
Deze gang van zaken is ongetwijfeld een reusachtige frustratie voor CU-buitenlandwoordvoerder Joël Voordewind, die de afgelopen elf jaar voortdurend voor Israël op de bres stond, maar sinds eind 2017 door zijn partij lijkt te zijn kaltgestellt. Hij mag hier en daar wat pruttelen, maar de coalitiepartners en de regering beslist niet irriteren en al helemaal niet wezenlijk bijsturen. Zo deed hij helemaal niets toen Israël op 19 april in een Kamerdebat genadeloos werd gedemoniseerd en deed hij er ook het stilzijgen toe toen de Nederlandse regering demonstratief weigerde de Joodse staat officieel met zijn zeventigste verjaardag te feliciteren.
Voordewind pleegt nog wel regelmatig pro-Israëlische interventies, maar hij zingt daarbij letterlijk een toontje lager, gaat politieke risico’s uit de weg en eist geen resultaat. Zo accepteert hij dat het kabinet zijn Kamervragen over de Nederlandse interacties met vijanden van Israël (PLO/PA, Hamas, Hezbollah, Iran enzovoorts) onvolledig of misleidend beantwoordt en/of er geen enkele concrete consequentie aan verbindt.
En zo blijven er bijvoorbeeld, ondanks obligate bezwaren van de CU, via de Palestijnse Autoriteit Nederlandse belastinggelden naar Palestijnse terroristen van onder andere Hamas vloeien. Zo blijft PLO-voorzitter Abbas ongestraft antisemitische ophitsing plegen en streeft de Nederlandse regering naar een „constructieve inhoudelijke dialoog met Iran.” Zo worden goedbedoelde en sympathiek klinkende Kamervragen, media-optredens en debatinbrengen tot nietszeggende exercities voor de bühne. En zo is de CU feitelijk medeplichtig aan onder andere het faciliteren van terrorisme tegen Joodse doelen en aan het aanpappen met een misdadig regime dat de vernietiging van de Joodse staat als centrale doelstelling heeft.
Corridor
Ook moet Voordewind nu samen optrekken met zijn volstrekte tegenpool Sjoerd Sjoerdsma (D66), die een pro-Palestijnse agenda heeft, plus op Buitenlandse Zaken een minister van eigen huize (Kaag, D66), die met een (voormalig?) PLO-kopstuk het bed deelt. Zonder het eerst deugdelijk met de Israëli’s te hebben besproken, lanceerden Voordewind en Sjoerdsma op 19 april het onzalige voorstel om Israël in tweeën te delen, door de aanleg van een corridor tussen de Gazastrook en de zogenaamde Westbank. Die zou de Gazanen bewegingsvrijheid opleveren „en Hamas de wind uit de zeilen nemen.”
In de valse vredeseuforie rond de Osloakkoorden werd destijds inderdaad over zo’n corridor gesproken, maar nadat vredespartner PLO in 2000 met een terreuroorlog was begonnen, ging het plan in Jeruzalem door de shredder. In 2012 verklaarde de toenmalige Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Lieberman, dat een corridor voor Israël onbespreekbaar is en blijft.
Intussen zijn er in Israël alternatieve ontsluitingsplannen voor de Gazastrook ontwikkeld, waaronder het plan voor de aanleg van een kunstmatig eiland voor de kust, met een door Israël gecontroleerde landverbinding. Daarbij zouden Nederlandse baggeraars een voorname rol kunnen spelen. Maar in plaats van in goed overleg een voor Israël aanvaardbaar plan te bevorderen, vroegen Voordewind en Sjoerdsma de ministers Blok en Kaag om hun voor Israël levensgevaarlijke corridorvoorstel in de EU en andere internationale organen aan de orde te stellen. Daarmee hebben zij Jeruzalem voor het blok gezet en aan internationale druk blootgesteld. De vraag blijft trouwens uit wiens koker dit plan werkelijk is gekomen.
Onbestaanbaar
Natuurlijk kan de CU in een coalitieregering niet op alle punten haar zin krijgen. En er zijn talloze budgettaire en bestuurlijke zaken waarover men politieke compromissen moet en ook kán sluiten. Maar zo’n pragmatische benadering zou onbestaanbaar moeten zijn bij onderwerpen die aan religieuze en/of morele uitgangspunten zijn vastgeklonken en/of waarbij compromissen een onomkeerbare ideologische en programmatische afbreuk aan de CU veroorzaken.
Dat laatste is bij het Israëldossier echter wel gebeurd. Ondanks verheven beginselen en een lawine van mooie verklaringen heeft de CU Israël gewoon laten vallen. Dit zijn harde woorden, maar, om nogmaals uit de column van Gert-Jan Segers te citeren: „Wat niet deugt, mag nooit met de mantel van de liefde bedekt worden.”
De auteur, voormalig lid van de Tweede Kamer, is verbonden aan Wingate Public Affairs & Consultancy.