Dankdag 2017: Danken voor het gewone, het alledaagse
Bedanken? Dat doe je pas als je iets bijzonders hebt gekregen. Een flinke bonus, een prachtig cadeau. Niemand haalt het in z’n hoofd z’n werkgever aan het einde van de maand een bedankmailtje te sturen voor het zojuist bijgeschreven salaris. Toch is Dankdag houden vooral danken voor het gewóne. Voor dagelijks brood, een handvol meel, een beetje olie.
„Dat had je niet moeten doen.”
„Dit is echt veel te veel.”
Uitbundig wordt er bedankt voor de belangeloze hulp van een vriend die een probleem oploste waar je zelf niet uit kon komen. Hartelijk wordt de gever bedankt voor zijn cadeau ter gelegenheid van een verjaardag of jubileum. En die dankbaarheid mag woorden krijgen. Omdat het niet normaal is dat iemand zo behulpzaam is. En op dat grote cadeau had je niet gerekend.
Maar aan het begin van een nieuwe dag vader en moeder bedanken voor hun zorg? Ze zouden denken dat je niet goed bij je hoofd bent. Of je vrouw, man, zoon, dochter, werkgever, collega, buurman, buschauffeur, treinmachinist of predikant bedanken voor wie ze voor je zijn of wat ze voor je doen? Ze zouden zich grote zorgen maken over je gezondheid als je dat dagelijks deed.
Bedanken doen we bij iets bijzonders. Bij iets ongewoons. Bij dat wat we niet verwacht hadden.
Fipronil
Dat is ook precies de reden waarom er veel mensen zijn die moeite hebben met de jaarlijkse dankdag. Want waar moet je voor danken als de afgelopen maanden een geliefde je is ontvallen?
Als je een slechte uitslag hebt gekregen in het ziekenhuis?
Als je ontslagen bent, ziek thuis zit, geen werk meer kunt vinden omdat je in dit land als vijftiger al te oud bent?
Of als je bedrijf getroffen is door de Fipronilaffaire, waardoor je al maanden veel kosten moet maken om alles te reinigen, terwijl er geen inkomsten zijn?
Nooit mag er aan al deze dingen zomaar voorbijgegaan worden. Dankbaarheid kun je niet maken en mag je nooit eisen. Zeker niet als er verdriet is en pijn.
En toch is dankdag er niet in de eerste plaats voor het bijzondere, maar voor het gewone. Niet allereerst voor geestelijke zegeningen, maar voor de natuurlijke. Het is de dankdag voor gewas en arbeid. Dankdag voor het dagelijks brood. Geen dankdag voor gebak en banket. „Geef ons heden ons dagelijks brood.” Heden, dagelijks.
De weduwe in Zarfath, naar wie Elia in een tijd van grote hongersnood gestuurd werd, was bezorgd over dat gewone (1 Koningen 17). Toen de profeet haar vroeg om brood zei ze dat het meel om brood te bakken bijna op was en er nog maar een restje olie in de fles zat. Nog één keer wat eten en dan zouden zij en haar zoon sterven van de honger.
Maar Elia verzekerde deze niet-Joodse vrouw dat de God van Israël ervoor zou zorgen dat olie en meel niet op zouden raken.
Nee, ze zal geen voorraad hebben.
De kasten zijn leeg en blijven leeg.
En de oliefles is nooit tot de rand gevuld.
Meel voor morgen is er niet.
Maar voor vandaag, voor heden, is er genoeg.
En morgen zal het er weer zijn voor morgen.
Maar dat weet ze niet, ze moet het geloven.
Iedere Bijbelkenner hoort hierin een echo van het wonder van het dagelijkse manna. God gaf Zijn volk iedere dag genoeg. Overhouden deden de Israëlieten niet, op hun reis door de woestijn. Voorraad was er evenmin. Ze moesten geloven dat God morgen weer zou doen wat Hij vandaag deed: voldoende, genoeg geven om van te leven.
Danken voor het genoeg.
Voor een handvol meel, een weinig olie.
Voor Gods trouwe zorg. Gisteren, vandaag.
En bidden om geloof dat er morgen en overmorgen wéér genoeg zal zijn.
Dankdag zou nooit gehouden kunnen worden als het afhing van de gevoelens van dankbaarheid bij mensen. Omdat we recht menen te hebben op het gewone. Als iets er altijd is, valt het niet meer op dat het er is.
Rutte III
Het gewone. De ”gewone Nederlander”.
Volgens premier Rutte zal zijn nieuwe regering er juist zijn voor die mensen. Ze gaan het merken in hun portemonnee dat de ploeg van Rutte, na de langste formatie ooit, in de week voor dankdag is aangetreden.
Maar wat is een gewone Nederlander? Te hopen valt dat Rutte de doorsnee-Nederlander bedoelde. Gewoon als gewoon en niet ter onderscheiding van al die mensen die wij zelf níét gewoon vinden.
Over gewoon gesproken: wordt Rutte III een gewone regering? Of is alleen al het feit dat er twee partijen die zich christelijk noemen op het regeringspluche zitten niet zeer ongewoon in een tijd dat een niet-christelijke meerderheid in het parlement gewoon is geworden?
Is de nationale dankdag voor gewas en arbeid niet dé gelegenheid om God te danken voor het feit dat we een natie zijn en in een land wonen waar het gewoon is dat wisselingen in het landsbestuur vreedzaam en in harmonie verlopen? En voor het feit dat we in dat gewone land een bijzondere regering krijgen?
Danken voor die regering wil niet zeggen dat er geen kritiek is op sommige maatregelen die zijn voorgesteld. En danken kan nooit zonder bidden. Biddag en dankdag grijpen in elkaar als de schakels van een ketting. Als ze losgemaakt worden, breekt die ketting.
Dankdag voor het gewone, het alledaagse.
Voor eten en werk.
Voor de rust, de welvaart en het feit dat het gewoon is –lijkt– dat er overvloed is.
Voor gezondheid én gezondheidszorg.
God danken voor Wie Hij is voor zondaren die niets verdienen.
Danken voor het manna dat neerdwarrelt terwijl wij slapen en dat in de ochtend als rijp op het land ligt.
Danken voor een weinig meel en het beetje olie dat in de fles zit nadat die is leegeschonken.
„Want zo zegt de Heere, de God Israëls: het meel van de kruik zal niet verteerd worden en de olie der fles zal niet ontbreken (…)” (1 Koningen 17:14a).