Christelijke motorrijders toeren al twintig jaar door binnen- en buitenland
Ze zijn trots op hun glimmend gepoetste motor en houden van vrijheid. Maar de leden van de Christelijke Motorrijders Vereniging Op Weg zijn geen ruige types. De toertochten worden op zaterdag gereden en beginnen en eindigen al twintig jaar bij of in de kerk. „Het is jammer dat motorclubs door het toedoen van enkele groepen een slechte naam hebben gekregen.”
Freek Fitskie (57) uit Nijkerk toont maar wat graag zijn Honda Goldwing. Het gevaarte staat te glimmen in z’n garage. De ervaren rijder weet dat het tot de grootste exemplaren in Nederland behoort. Een zescilinder, 1500 cc. „Alles zit erop en eraan, van een rugleuning voor de berijder en de passagier tot cruisecontrol.” Gelukkig is de secretaris van de Christelijke Motorrijders Vereniging (CMV) niet klein uitgevallen. De tweewieler weegt bijna 400 kilo. „Dit is ongeschikt voor een tenger mannetje of een onervaren rijder. Je moet wat simpeler beginnen.”
Afgelopen zomer hadden de leden van de motorclub een feestje. Hun club bestond twintig jaar en dat was reden om van vrijdagavond tot zaterdagmiddag bij elkaar te komen. „Dat hebben tot nu toe elk lustrum gedaan. We barbecueën, overnachten in een hotelletje en gaan de volgende ochtend toeren. ’s Middags was er een drumband en hebben we herinneringen opgehaald en oude foto’s bekeken.”
Predikanten
Fitskie geniet al dertig jaar van tochten op de motor en is lid van het eerste uur. Basis voor de leden van CMV is een christelijke levenswijze. Dat betekent dat de tochten niet op zondag, maar op zaterdag worden verreden. „Eigenlijk zijn we al in 1995 met een groepje begonnen. We waren met z’n achten en vonden elkaar min of meer toevallig. Een oproep in het Reformatorisch Dagblad gaf de doorslag.” Op 8 februari werd in de Rehobothkerk in Ermelo de vereniging officieel opgericht. Circa vijftig mensen bezochten de eerste bijeenkomst.
Anno 2017 telt de vereniging meer dan 300 leden. Hun aantal neemt nog steeds toe. Ze komen uit het hele land. „We hebben leden uit alle protestantse kerkverbanden, maar ook met een roomse of evangelische achtergrond. Ik ken enkele predikanten die lid van onze vereniging zijn. Een enkeling is geen kerkganger. Maar die respecteert onze christelijke waarden.”
Liederen
Van begin maart tot eind november worden tal van tochten uitgezet, steevast op zaterdag. „We starten meestal in het midden van het land en houden daar ook traditioneel de laatste tocht voor de winter”, zegt Fitskie. „Onze leden zetten op afspraak de tochten uit, meestal twee per maand. Eentje wat noordelijker, de ander wat meer in het zuiden. We starten vaak in of bij een kerk. We drinken samen koffie, lezen een stukje uit de Bijbel en bidden voor een goed verloop van de dag. Op dezelfde wijze eindigen we ’s middags bij het startpunt. Vaak zingen we een paar liederen voordat we gezamenlijk afsluiten. We rijden op zo’n dag ongeveer 200 kilometer. Meestal nemen er tussen de tachtig en de honderd rijders aan deze tochten deel.”
Vrouwen
Iedereen vanaf 18 jaar kan lid worden van de vereniging. „Voorwaarde is natuurlijk het onderschrijven of respecteren van onze uitgangspunten en het bezit van rijbewijs A.” De groei van de vereniging komt vooral uit aansluiting van veertig- en vijftigplussers, geeft Fitskie aan. „Ons oudste lid is de tachtig al gepasseerd. Hij gaat nog vaak mee, ook als we rond Hemelvaartsdag enkele dagen de grens overgaan, meestal Duitsland in. En als er, buiten de club om, enkele leden tochten organiseren naar Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk of Italië is hij ook regelmatig van de partij.”
Veel minder dan voorheen is er sprake van een mannenwereldje. „Steeds meer vrouwen zijn lid geworden. Ik schat dat 20 procent van de leden vrouw is. Een tendens die je ook bij andere motorclubs ziet. Daarnaast nemen veel mannen tijdens tochten hun vrouw achterop mee.”
‘Pekelfiets’
Freek Fitskie zag het aantal motorrijders in enkele decennia fors toenemen. Het heeft met de toegenomen welvaart en de laatste jaren met de filedruk te maken, denkt hij. „Wij zien binnen de vereniging leden die er, naast hun toermotor, een tweede motor op na houden om de afstand tussen wonen en werken te overbruggen. Een ‘pekelfiets’ noemen we dat. Daarmee wordt ook in de wintermaanden gereden. Met je toermotor doe je dat natuurlijk niet.”
Er zijn talloze motorclubs. Fitskie weet dat door het optreden van groepen als Satudarah en de Hells Angels het imago van de motorrijders een flinke deuk heeft opgelopen. „Helaas is dat zo, dat hoor je als je daarover spreekt. In de praktijk merken wij er echter niets van. We proberen door ons gedrag te laten zien wie we zijn. Daar hoort bij dat je je aan de regels houdt. We zijn nog nooit ergens geweigerd en krijgen over het algemeen leuke reacties. Wel merk je dat, zelfs na twintig jaar, het voor veel mensen iets bijzonders is dat er een christelijke motorclub bestaat. Je legt dan uit waar je voor staat. Ik heb een sticker van de club op mijn motor, anderen dragen die op hun jas of trui. Verschillenden hebben een afbeelding van een ichthusvisje aangebracht.”
Om de rust in het verkeer te bevorderen, wordt er gereden volgens het zogenaamde molensysteem. „Twee man met een hesje aan voorop, twee met hesjes achter. De voorste bepaalt de route en wijst bij iedere afslag of rotonde de eerstvolgende aan, die daar gaat staan met zijn motor in de goede rijrichting. Hij of zij breekt pas weer op als iedereen voorbij is. Daarmee voorkom je dat je in wat drukker verkeer, bij een verkeerslicht of een spoorwegovergang elkaar kwijtraakt of gaat jakkeren. Je kunt gewoon in je eigen tempo doorrijden. Het komt altijd goed, ongeacht de grootte van de groep.”
Geen kreukelzone
Motorrijden is niet ongevaarlijk. Fitskie laat er geen misverstand over bestaan. „Ervaring is belangrijk. Je bent erg kwetsbaar en daardoor ga je veel beter anticiperen op wat er voor je gebeurt. Je hebt nu eenmaal geen kreukelzone. Dat ben je zelf.”
Ongelukken bleven de club in de loop der jaren niet bespaard. „Dit jaar kreeg een deelnemer een black-out tijdens het rijden. Hij heeft het er gelukkig levend van afgebracht. Ook zijn er af en toe valpartijen. We hebben in al die jaren nooit een ongeval met dodelijke afloop gehad.”
Rijden op een motor is volgens de secretaris van Op Weg een manier van leven. „Het gaat om de vrijheid. Ik houd van de natuur, en veel meer dan in een auto beleef je de omgeving. De wind om je hoofd en soms de regen op je helm. Ook als het wat minder mooi weer is, zetten we meestal door.”
De tochten vinden meestal plaats in landelijke gebieden, waardoor de gemiddelde snelheid al snel terugzakt naar 50 tot 60 kilometer per uur. „We hebben recent een tocht gemaakt die grotendeels via dijken in het rivierengebied ging. Prachtig.”
Fitskie weet dat het aantal wegen dat voor motorrijders wordt afgesloten of in het weekend dicht is, groeit. „Jammer genoeg is dat het geval. Maar ik kan de mensen die gaan klagen en daardoor afsluiting bevorderen wel begrijpen. Het is de schuld van hen die veel te hard rijden. Ze zien een mooi bochtje en gaan daar met 120 kilometer per uur doorheen. Het wordt dan erg onveilig en geeft veel overlast. Wij willen dat niet en waarschuwen nieuwe leden daar altijd voor. We zijn een toerclub, geen raceclub.”