In verband met de discussie over schepping en evolutie doen drs. W. de Kloe en drs. J. Kloosterman MBA een oproep aan reformatorische kerken en scholen.
Naar aanleiding van het verschijnen van het boek ”En de aarde bracht voort” van prof. dr. G. van den Brink is een discussie ontstaan over de verenigbaarheid van de evolutietheorie met de Bijbel. Vanuit onze verantwoordelijkheid en ervaring als leidinggevende in het onderwijs en ambtsdrager zijn wij hierover zeer verontrust.
Wij constateren dat de discussie vooral gevoerd wordt op grond van wetenschappelijke argumenten en missen een principieel waarderingskader om kennis en wetenschappelijk denken te duiden. De bedoeling van dit schrijven is u te overtuigen van de noodzaak om gezamenlijk in beweging te komen, in een poging verdere verwarring te voorkomen. We doen dit publiek vanwege de impact van de discussie en de noodzaak van een breed gedragen reactie. We noemen daarvoor vier argumenten. Vervolgens komen we met een voorstel.
Schriftgezag
Ons belangrijkste argument is dat het hier ten diepste gaat om het gezag van de Schrift. De vraag is of we, met alles wat we weten en (nog) niet weten, bereid zijn onvoorwaardelijk voor de Heere te buigen, of ertoe neigen Zijn Woord aan te passen aan de stand van de wetenschap en de geest van de tijd. Met het antwoord staat of valt de orthodoxe gereformeerde leer zoals door onze vaderen beleefd en beleden.
Natuurlijk is er een zekere mate van vrijheid in de wijze waarop bepaalde Bijbelteksten geïnterpreteerd worden. De Bijbelse lijn van schepping via zondeval naar herschepping is echter een hoofdlijn in de Schrift. God heeft de wereld goed en de mens zeer goed en naar Zijn Beeld geschapen. Adam is willens en wetens, in een bewuste daad van ongehoorzaamheid, van God afgevallen en heeft daardoor de gebrokenheid van de schepping veroorzaakt.
De evolutietheorie veronderstelt een voortgaande ontwikkeling van minder goed naar steeds beter en staat dan ook in meerdere opzichten haaks op deze hoofdlijn. Gezien de verbinding van de eerste Adam met de Tweede mag de historiciteit van Genesis niet ter discussie gesteld worden. Dat betekent niet dat we precies weten hoe de schepping gegaan is. We belijden echter voor alles dat wat de Schrift zegt helemaal waar is.
Verwarring
Een tweede, niet minder belangrijk argument is dat de huidige discussie leidt tot veel verwarring, met name onder jongeren. Hoe zit het nu precies met het gezag van de Bijbel? Wat moet je nu wel en wat niet (letterlijk) geloven? En welke gevolgen heeft het anders omgaan met Genesis voor andere delen van de Schrift?
Als de eerste hoofdstukken van Genesis gelezen mogen worden vanuit de context van de tijd waarin ze geschreven zijn, geldt dat dan ook voor de geschiedenis van Jona? Moeten we de wonderen van de Heere Jezus Zelf misschien ook als metafoor zien? En druist het feit van de opstanding van Christus niet tegen alle natuurwetenschap in?
Tegen de tijdgeest in hebben martelaren, reformatoren en voorgangers uit de tijd van de verlichting pal gestaan voor het Woord. Niet uit halsstarrigheid, maar omdat ze zich in hun geweten lieten leiden en binden door het Woord alleen. Over zeggingskracht gesproken.
Subjectief
Een derde argument is dat wetenschap als zodanig subjectief en tijdgebonden is. De wetenschapper doet zijn werk vanuit bepaalde vooronderstellingen en beschrijft slechts een onderdeel van de werkelijkheid tot op zeker hoogte. Die vooronderstellingen hebben met zijn levensovertuiging en persoonlijke opvattingen te maken en zijn ingebed in de cultuur waarin hij leeft. Het is per definitie onmogelijk om sluitende wetenschappelijke uitspraken te doen over de complexiteit van het ontstaan van de wereld en het leven. Natuurwetenschap gaat immers over het heden, niet over wat in het verleden gebeurd is.
In Job 38 wijst de Heere erop dat niemand erbij was toen Hij de aarde grondde. Het uiteindelijke antwoord op de vraag naar het begin en naar hoe God als Schepper gehandeld heeft, is afhankelijk van wat je gelooft, en niet allereerst van wat je weet vanuit menselijke kennis.
Een vooraanstaande wetenschapper als de Amerikaan Alvin Plantinga heeft recent nog (zie zijn boek ”Het echte conflict”) de pretentie van de wetenschap onder kritiek gesteld. Het op de juiste wijze waarderen en interpreteren van wetenschappelijke kennis vraagt dan ook om een duidelijk levensbeschouwelijk kader.
Ten dele
Ons laatste argument gaat over het Bijbelse gegeven dat ons kennen altijd ten dele zal zijn. Ons instrumentarium om waarnemingen te doen is beperkt en ons inzicht om gegevens te interpreteren is begrensd en door de zonde aangetast. In de seculiere samenleving is de overheersende opvatting dat de laatste vragen spoedig beantwoord zullen worden. Wie wetenschap vermeerdert, vermeerdert echter smart.
Dat geldt in meer dan één opzicht. Nieuwe kennis levert nieuwe dilemma’s op en leidt tot nieuwe vragen. Meer kennis laat Gods grootheid en onze kleinheid zien. Kennis moet tot ootmoed leiden: „Hoe groot zijn, Heer, Uw werken! Hoe ver gaat Uw beleid! (...) Een ziel, aan ’t stof gekluisterd, beseft Uw daden niet” (Ps. 92:3, berijmd). Niet om daarmee de wetenschap monddood te maken. Wel om haar in te kaderen. Niet ons inzicht, maar onze belijdenis, gegrond op en gevoed vanuit Gods Woord, moet de duiding van kennis bepalen. Daarmee houdt het mysterie een legitieme plaats en bevestigt het Gods grootheid.
Het voorgaande geldt overigens evenzeer voor een creationistische benadering die meent de schepping te kunnen bewijzen.
Dit Bijbelse gegeven moet meeklinken in de prediking en functioneren in de opvoeding van onze kinderen. Om het met Job (39:37) te zeggen: „Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.”
Wegwijzer
De huidige discussie zal verstrekkende gevolgen hebben. De verwarring die nu bij opvoeders, bij jongeren en in kerkelijke gemeenten optreedt, vraagt om een Bijbelgetrouwe reactie die in het gezin en in de kerk, op school en tijdens het pastorale gesprek hanteerbaar en begrijpelijk is.
Om die reden doen wij een beroep op u om een brede commissie in te stellen die zich buigt over de vraag op welke manier leidinggegeven kan worden aan het omgaan met vragen die raken aan het Schriftgezag en de dominerende pretentie van wetenschappelijke kennis. Het doel is te komen tot handvatten voor ouders, docenten en ambtsdragers om over deze problematiek het gesprek aan te gaan met jongeren en ouderen en een Bijbelse meningsvorming te stimuleren. Daarbij zijn bestaande materialen en doordenkingen binnen kerken en scholen ongetwijfeld bruikbaar. Toerusting is nodig om, in een tijd waarin er meer wetenschappelijke kennis is dan ooit, wegwijzer te kunnen zijn.
Onder verwijzing naar de column ”Hozen en roeien” van mr. D. J. H. van Dijk (RD 21-8) zijn we ons ervan bewust dat oplossingen niet van menselijke actie verwacht moeten worden, maar van de Heere Zelf. Dat neemt niet weg dat u in uw positie, onder biddend opzien tot de Koning van de Kerk, uw verantwoordelijkheid in dezen dient te verstaan.
Wij zien uit naar een brede en positieve reactie.
De auteurs zullen deze oproep op persoonlijke titel als brief verzenden naar de synodes van de tot de gereformeerde gezindte behorende kerkverbanden en aan de reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs.
Lees meer over dit onderwerp in ons thema Geloof & wetenschap.