Stevig. Zo mag het Nederlandse optreden ten opzichte van twee Turkse ministers, afgelopen weekeinde, worden genoemd. Over de vraag of het juridisch correct was, is het laatste woord nog niet gezegd. Vier vragen.
Was het Nederlandse optreden te onbesuisd?
Dat is wel de opvatting van Turkijekenner Joost Lagendijk, van 1998 tot 2009 Europees Parlementslid en daarna langdurig werkzaam in Turkije; onder meer als publicist. Hij poneerde de afgelopen dagen diverse keren dat Nederland zijns inziens veel diplomatieke drukmiddelen onbenut heeft gelaten en te snel heeft gegrepen naar allerlei noodmaatregelen. Er zijn aanwijzingen dat premier Rutte aanvankelijk ook van plan was om het bij diplomatieke maatregelen te laten. Zo repte hij vrijdag nog van „het zwaarste middel” toen hij het had over het uitoefenen van diplomatieke druk.
Wat had Nederland in diplomatiek opzicht kunnen doen?
Buitenlandse bewindspersonen worden doorgaans met de nodige egards ontvangen. Zo krijgen ze een officiële ontvangst, (politie)-begeleiding en ziet het gastland erop toe dat ze hun voorgenomen programma ordentelijk kunnen afwikkelen. Nederland had kunnen aankondigen dat het dergelijke royale gebaren achterwege zou laten, en het daarbij kunnen laten. Mogelijk had dat deëscalerend gewerkt. Niet overal leidt de Turkse campagne namelijk tot ophef. De Turkse minister Cavusoglu, wiens komst naar Rotterdam niet doorging doordat Nederland de landingsrechten van zijn vlucht introk, trad zaterdag op in het Franse Metz om daar campagne te voeren voor de uitbreiding van de Turkse grondwet. En wat zijn komst ook losmaakte bij de Fransen, tot openbare ordeverstoringen leidde het Turkse bezoek niet.
Was het Nederlandse optreden onwettig?
Het oordeel over die vraag is aan de rechter, maar die zal zich pas over de kwestie buigen als Turkije, dan wel Cavusoglu of de zaterdag uitgezette Turke minister van Familiezaken Kaya een zaak maken van het Nederlandse optreden. Al te veel jurisprudentie over de handelwijze van overheden rond ongewenste politieke bezoeken is er bovendien niet.
Sommigen verwijzen naar een uitspraak van de Britse vreemdelingenrechter, die in 2009 oordeelde dat Groot-Brittannië PVV-leider Wilders ten onrechte weerde uit het Britse parlement toen hij daar zijn anti-Koranfilm ”Fitna” wilde vertonen. Turkije is echter, anders dan Groot-Brittannië, geen EU-lid. Bovendien stapte Wilders destijds niet op eigen houtje in het vliegtuig; hij ging op uitnodiging van Lord Pearson, lid van het Britse parlement.
Tussen de juridische status van de beide Turkse bewindslieden bestaat bovendien een belangrijk verschil. Behalve een staatshoofd en een premier geniet volgens het Verdrag van Wenen alleen een minister van Buitenlandse Zaken in het buitenland diplomatieke immuniteit. Een minister van Familiezaken niet.
Welke juridische argumenten pleiten voor de Nederlandse aanpak?
Ten aanzien van Kaya kan worden betoogd dat voor haar dezelfde regels golden als voor iedere andere Turkse staatsburger. Haar bezoek was niet officieel en had niet als doel het voeren van een bilateraal regeringsoverleg. Strikt genomen mocht zij het land alleen betreden met Nederlandse toestemming die in dit geval ontbrak. Dat zij tot ongewenst vreemdelinge werd verklaard gebeurde volgens Nederland uit angst voor verstoringen van de openbare orde. Wat er ook van dat argument valt te zeggen; uit de lucht gegrepen was het zeker niet.
Spannender is de vraag hoe het zit met het intrekken van de landingsrechten van de vlucht van Cavusoglu, die wel diplomatieke onschendbaarheid geniet. Er valt iets te zeggen voor de kritiek dat Nederland meer had kunnen doen om het met de Turkse minister op een akkoordje te gooien. „U mag hier campagne voeren, maar wij bepalen van wanneer tot wanneer en waar.” Of dat voor het Internationaal Gerechtshof voldoende zal zijn om Nederland op de vingers te tikken, staat overigens nog te bezien.
Meer achtergronden leest u in ons thema Conflict Turkije.