Gre de Boer en haar man gebruiken de Bijbelse tienden als richtlijn voor het geven aan goede doelen. Maar is die oudtestamentische wet nu nog steeds geldig? Drie deskundigen reageren op deze en zes andere vragen.
Jaarlijks rond Kerst en voor de vakantie gaan Gre de Boer (57) en haar man om tafel. Samen bepalen ze welke goede doelen ze het komende jaar steunen. „Van geven word je rijker.”
Al vanaf hun huwelijk, nu 35 jaar geleden, geeft het Urker vissersechtpaar 10 procent van hun netto-inkomen aan goede doelen. Haar man nam dit mee het huwelijk in, vertelt De Boer. „Ik was het van huis uit niet zo gewend om de tienden te geven. Mijn man had toen we verkering kregen al een sponsorkindje. Dat geven van giften is zo doorgegaan in ons trouwen.”
Het geven van tienden is een bewuste keus. „Het is fijn om een richtlijn te hebben”, vindt De Boer. Ze haalt Maleachi 3 aan: „Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de Heere der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen.”
Kotter
Die zegen heeft het gezin ervaren, vertelt de Urker vrouw. Want hoewel haar man naar haar aangeven „gezegend” is in zijn werk, waren er ook magere jaren. „De ene week kwam er veel binnen, de andere niks.” Toen de kinderen klein waren en haar man op een kotter voer waar hij niet zo veel verdiende, was er eigenlijk niets om weg te geven. „Toen gaven we van wat we niet hadden.” Dat vond De Boer weleens moeilijk. „Als vissermansvrouw heb je het beheer over de financiën. Ik zag dat we zelf net rond konden komen. Kunnen we dit jaar niet overslaan, vroeg ik dan aan mijn man. Hij zei: We gaan het gewoon doen.”
Dat je van geven niet minder wordt, merkte het echtpaar juist in die tijd. „Er gebeurden wonderen: een week later hoorden we dan bijvoorbeeld dat iemand een extraatje naar ons had overgemaakt.” Haar kinderen heeft De Boer later weleens gevraagd of ze gemerkt hebben dat het er vroeger financieel soms om spande. „Ze gaven aan er geen erg in te hebben gehad of nadeel van te hebben ervaren. Sterker nog: de kinderen geven nu zelf ook aan goede doelen. Ze hebben de zegeningen ervan gezien.”
Collectebus
Sommige goede doelen „komen vanzelf op het pad”, naar andere ging het echtpaar op zoek. „Daarin is het voor ons belangrijk dat ze binnen het christelijk domein vallen”, vertelt De Boer. „De organisaties die we jaarlijks steunen, zijn allemaal christelijk.”
Op een lijst –eerst op papier, later digitaal– houden Gre en haar man de goede doelen bij. „Ik ga geen bedragen noemen, maar het zijn er in totaal ongeveer dertig stuks.” Elk jaar rond Kerst krijgt de lijst een update.
Met het afstaan van de tienden houdt het voor het echtpaar uit Urk niet op. Aan de oudtestamentisch opdracht hecht De Boer evenveel waarde als aan de opdracht tot vrijgevigheid uit 2 Korinthe 9. „Het is én én. Mijn man vindt het prettig als we de doelen jaarlijks op papier zetten, op een vast moment. Maar we geven ook als tussendoor de collectebus langskomt, er een ramp gebeurt of iemand die krap bij kas zit hulp nodig heeft. Van geven word je rijker. Niet alleen financieel. Geefgedrag hoort bij de christen.”
Zeven vragen over de tienden
Financeel planner André van Luijk, voormalig docent Oude Testament van de Cursus Godsdienstonderwijs (CGO) B. van Ojen en dominee F. W. van der Rhee beantwoorden vragen over de tienden.
Kun je de tienden vergelijken met ons belastingstelsel?
Van Ojen: „Daar is geen simpel ja of nee op te antwoorden. Bij zo’n vergelijking zijn ten minste drie dingen belangrijk om in het achterhoofd te houden.
Ten eerste: Nederland is geen theocratie. Voor het verbondsvolk Israël was de drieslag God, volk en land heel belangrijk. God stelde Zich in een nauwe relatie tot Zijn volk en gaf ze het van melk en honing vloeiende land. Het gebod om de tienden te geven was dus gekoppeld aan de belofte dat God voor het volk zou zorgen. Daarmee staan de tienden in een heel positief licht.
Ten tweede is het goed om te bedenken dat er meerdere tienden waren. Jaarlijks moest er 10 procent van de oogst naar de tempel. Dat was voor de levieten, omdat zij geen eigen land hadden. Daarnaast kregen zij een deel van een driejaarlijkse tiende die ook bestemd was voor weduwen, wezen en vreemdelingen. Verder was er ieder jaar de tiende om voor Gods aangezicht in de tempel een feestelijke maaltijd te houden. En toen Israël een koning kreeg, werden er ook voor de staat tienden geïnd. Bij elkaar was de belastingdruk waarschijnlijk 30 tot 40 procent. Dat is vergelijkbaar met Nederland.
Het is in de derde plaats goed om te beseffen dat een aanzienlijk deel van de Israëlische staatsinkomsten voor de tempeldienst bestemd was. David spaarde veel voor de bouw van een huis voor God. En bij de reformaties onder Hizkia en Josia ging er ook veel geld naar de tempel. In Nederland is die band tussen overheid en kerk er sinds 1983 niet meer. Tot dat jaar betaalde de overheid de traktementen en pensioenen van ambtsdragers van een aantal kerken, waaronder de Nederlandse Hervormde Kerk. Sinds 1815 was deze regeling in de grondwet vastgelegd.”
Van Luijk: „Via de belastingen geven we ook aan de noden om ons heen. Mensen die een uitkering ontvangen, krijgen het geld vanuit een sociale voorziening. Dat is uiteindelijk via de belastingen opgebracht. Giften aan goede doelen met een anbi-status kun je van de belasting aftrekken. Ik vind niet dat dit voorop moet staan bij de keuze welke organisatie je steunt. Het doel moet zijn om iemand te helpen. Is de gift daarna aftrekbaar, dan is dit mooi meegenomen. Daarna kun je alsnog beslissen of het bedrag dat je terugkrijgt ook naar het goede doel wordt overgemaakt.”
Zijn de tienden nu nog relevant?
Van Ojen: „Theologisch gezien kun je niet hard maken dat de tienden nu nog gelden. Nergens in het Nieuwe Testament wordt die regel voorgeschreven. Wel klinkt de oproep om ruimhartig en blijmoedig te geven. Die oproep gaat trouwens altijd samen met de nadruk op een sober leven. Er wordt sterk gewaarschuwd tegen het rijk willen worden – dat is natuurlijk wat anders dan het rijk zíjn.
Praktisch gezien zijn de tienden voor velen nu niet meer haalbaar. Er zijn veel eenverdienersgezinnen waarvoor het niet te doen is om 10 procent van het inkomen aan goede doelen te geven.
Toch staan de tienden niet voor niets in de Bijbel. Dat God het volk Israël bijvoorbeeld met misoogsten strafte als het laks met de tienden omging, laat zien dat de Heere het geven van goederen ten behoeve van Zijn dienst en het heil van de naaste uiterst serieus neemt. Dat is nu niet anders.
Wordt het geven van de tienden een verdienste, zoals bij de Farizeeën, dan rust daar ook geen zegen op. In Lukas 11:42 zegt Jezus: „Wee u, Farizeeën, want gij vertiendt munt, en ruit, en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het oordeel en de liefde Gods.” Kortom, de offerdienst moet een liefdedienst zijn en niet verworden tot een soort verstarde krenterigheid. Ook dat geldt in de 21e eeuw nog.”
Ds. Van der Rhee: „Vorig jaar heb ik met dankdag een preek gehouden naar aanleiding van Maleachi 3, waarin de profeet het volk oproept om de tienden te geven. Toen heb ik benoemd dat je die regel niet zomaar over kunt zetten naar deze tijd. Tegelijk vind ik het te gemakkelijk om te zeggen: ik betaal belasting, dus dan hoef ik me niet meer aan de tienden te houden. Gebruik de tienden als een spiegel: is God me 10 procent van mijn inkomen waard? Uiteraard moet je je verstand blijven gebruiken, maar bezinning op dit punt is niet verkeerd.”
Is het Bijbels om exact uit te rekenen wat je geeft?
Ds. Van der Rhee: „Het lijkt me erg verstandig om uit te rekenen hoeveel geld er maandelijks waar naartoe gaat. Maar hoeveel je geeft, is uiteraard ondergeschikt aan hóé je geeft.
De preek die ik vorig jaar hield, was vooral een oproep tot bekering. En daarbij hoort ook bekering van de portemonnee. Maar wel in die volgorde: eerst een nieuw hart, dan een ‘nieuwe’ portemonnee. Als God in je leven op één staat, is de gift aan de kerk als het goed is niet de sluitpost van je uitgavenpatroon.”
Van Luijk: „De tienden moet je niet dwangmatig als regel hanteren. De intentie waarmee je geeft, is belangrijk. Als het je zoektocht is hoeveel je maximaal moet geven om aan de tienden te komen, gaat dat met een heel andere intentie dan wanneer je blijmoedig 3 procent van je inkomen geeft. Planmatig bezig zijn met inkomsten en uitgaven is niet on-Bijbels. Iemand die de tienden geeft, kan dat ook met een blijmoedig hart doen. Dat hoeft elkaar niet in de weg te staan.”
Van Ojen: „Bij deze vraag wordt vaak Mattheüs 6:3 genoemd: „Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet.” Maar die tekst moet je, zoals ieder Bijbelvers, in de context lezen. Het gaat hier om een kritisch woord van Jezus richting Farizeeën die met veel bazuingeschal op de hoeken van de straat hun vrijgevigheid etaleren. Zo moet het niet. Maar in stilte uitrekenen wat je geeft, om zo bij je belastingaangifte de giften van je inkomen af te trekken, daar is niets mis mee.”
Hoe bewust moet je bezig zijn met je inkomen?
Ds. Van der Rhee: „Ik hoop dat de toehoorders van mijn preek uit Maleachi 3 zich bewuster zijn geworden van de manier waarop ze met hun geld omgaan. Met name onder jongeren merk ik weleens dat het besef ontbreekt dat de dienst van de Heere geld kost. Nu spreek ik generaliserend, maar de meeste ouderen zijn zich er toch meer van bewust dat de kerk ook een bankrekening heeft. Tegelijk realiseer ik me dat jongvolwassenen soms weinig te besteden hebben, bijvoorbeeld vanwege een studieschuld of hypotheek.
Te veel met geld bezig zijn is uiteraard niet goed, maar meer bewustwording over het uitgavenpatroon kan geen kwaad. Wie de schoen past, trekke hem aan.”
Van Luijk: „Dat is voor een christen een spanningsveld. Het plannen van je uitgaven en verantwoord omgaan met je geld staan niet haaks op de Bijbel. Ik zeg altijd tegen mijn kinderen: Stroom en water zijn belangrijk, geld ook. In de Bijbel staan 2650 teksten over geld en goed. Kijk alleen al naar de gelijkenissen: bijna de helft ervan heeft een link met bezit. Het wordt gevaarlijk zodra geld een doel op zichzelf wordt; dan wordt het een afgod. Agur bidt niet voor niets of hem rijkdom en armoede bespaard blijven. Ook hier is de intentie belangrijk: is het inkomen een middel om te leven of is je leven erop gericht zo veel mogelijk inkomen te krijgen?”
Moet je alleen aan christelijke goede doelen geven?
Van Luijk: „In Galaten 6:10 staat: „Doe wel aan alle mensen inzonderheid de huisgenoten des geloofs.” Zelf geef ik bij voorkeur aan christelijke organisaties. Die bieden over het algemeen hulp zonder onderscheid te maken tussen christenen en niet-christenen. Ik zou adviseren: kies iets wat voor je leeft. Je kunt niet heel de wereld redden. Als je twee of drie doelen steunt, volg je meer van zo’n organisatie. Een goed doel kan ook zijn de hulp aan je buren in nood. Naast het geven aan professionele organisaties, kan met Kerst iets geven aan iemand die het echt nodig heeft ook een goed doel zijn. Zoek het niet alleen in het grote en verre, maar ook in je directe omgeving.”
Ds. Van der Rhee: „Het accent zou wel moeten liggen op de huisgenoten des geloofs. Organisaties die vanuit een Bijbelse overtuiging werken, zetten zich als het goed is ook in voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk.
Het geven aan niet-christelijke goede doelen is niet verkeerd, al moet je altijd kritisch kijken of ze niet handelen in strijd met Gods geboden. Bevordert een organisatie voor ontwikkelingshulp bijvoorbeeld de abortuspraktijk in een derdewereldland, dan kun je daar natuurlijk niet aan geven.”
Mogen persoonlijke omstandigheden van invloed zijn op geefgedrag?
Van Luijk: „In de kern niet. Het geven aan goede doelen mag geen sluitpost van de begroting zijn. Daarnaast mag je het vertrouwen hebben dat het geven je niet zal beperken in je keuzes. Tegelijk is het lastig om dit te zeggen. Je zult maar starter zijn en alle beetjes bijeen moeten schrapen. Pas kwam er een stel bij mij dat 10 procent van hun inkomen aan goede doelen gaf. Toen ze een nieuw huis wilden kopen, kon dit, maar dan moesten ze wel concessies doen op die 10 procent. Het stel heeft hetzelfde huis gekocht, maar besloten minder af te lossen, zodat ze lagere maandlasten hadden en daardoor meer ruimte overhielden om hun giften te kunnen geven.”
Ds. Van der Rhee: „Niet iedereen heeft de mogelijkheid om grote geldbedragen af te staan. Voor ouderen die van een AOW moeten rondkomen of jongeren met een studieschuld is het soms al lastig om aan het eind van de maand niet rood te staan.
De Heere vraagt echter niet alleen onze portemonnee maar ons hele leven. Ook onze tijd. Hoeveel mag God van onze agenda hebben? Het geven van tijd is in onze jachtige maatschappij misschien wel een groter offer dan het overmaken van een geldbedrag. Wat doe je als je geroepen wordt een ambt te bekleden, of te helpen in het jeugdwerk? Mogen hobby’s en andere nevenactiviteiten sneuvelen voor de dienst van de Heere?”
Wat is de opbrengst van geven?
Van Ojen: „In het Oude Testament staan wetten in het licht van wat God al gegeven hééft. De tien geboden beginnen met „Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.” God heeft Zijn volk verlost van de slavernij. Dat is het kader waarin de wet staat. In de nieuwtestamentische bedeling staat de oproep om blijmoedig te geven ook in een zo’n perspectief. Kijk naar 2 Korinthe 9. Na Paulus’ oproep om royaal te geven, klinkt het: „Doch Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave.” De bron van alle gaven die God schenkt en waarvan wij mogen uitdelen, is de gave van God aan een zondige wereld: Zijn Zoon Jezus Christus, Die Zijn leven gaf voor zondaren.”
Ds. Van der Rhee: „Wat ik bijvoorbeeld vaak hoor van mensen die hun tijd geven voor het kerkelijk jeugdwerk: „Ik krijg er zó veel voor terug.” De dienst van de Heere is een liefdedienst. Uiteraard gaat het in het kerkelijk werk om dienstbaarheid aan God. De verheerlijking van Gods Naam en de uitbreiding van Zijn Koninkrijk zijn het doel, maar de Heere geeft er vaak veel voor terug.”
Van Luijk: „Geven is een medicijn tegen gierigheid en hebzucht. Je leert erdoor je vertrouwen op geld los te laten. Te leven in afhankelijkheid en vertrouwen dat het goedkomt. Geven kan pijn doen. Mensen boeken met het grootste gemak een wintersportvakantie, maar een vergelijkbaar bedrag aan een goed doel betalen, dat voel je. Blijmoedig geven doet geen pijn.
Geven is ook een theologisch en psychisch mechanisme: je geeft zonder dat daar direct iets voor terugkomt. Dat is een oefening om het vertrouwen op een Ander te stellen.”