Om met een onthutsend feit te beginnen: Nederland staat als het om private vermogens gaat wereldwijd aan de top van de ongelijkheid. De cijfers slaan het beeld van een polderende natie vol gelijkheid aan flarden. De welvaart is nog steeds hoog, maar de kloof tussen rijk en arm verdiept zich. Crises, oorlogen en epidemieën vormen een belangrijk kantelpunt.
Verbijsterd kijkt Dirk naar zijn vrouw Maria, die op de krakkemikkige stoel aan de oude tafel heeft plaatsgenomen. Vijf van de kinderen achter haar, de jongste op schoot. Er ligt modder op de vloer. Eten is er nauwelijks.
Het is een donkere decemberdag in 1685. Het Groningerland is enkele weken geleden getroffen door een grote overstroming. Veel boerderijen zijn compleet weggespoeld en er zijn veel dieren verdronken. Bij de Waddenzee zou volgens geruchten een hele familie door het zoute zeewater zijn verzwolgen.
Ook Dirk en Maria brengen het er niet ongeschonden vanaf. Het woonhuis, dat op een glooiing in het landschap is gebouwd, staat nog overeind, maar de schuur is ingestort. Enkele koeien hebben de overstroming niet overleefd, andere zijn ziek geworden. De akkers zijn volgend jaar niet bruikbaar als gevolg van het zilte zeewater. Geld voor een nieuwe schuur en andere koeien is er niet.
Maria vertelt wat er die ochtend is gebeurd. Rijk Costen, de opkoper van de adellijke familie Addinga, kwam onaangekondigd binnen. „Hij heeft een bod op alle bezittingen gedaan. Net als bij buurman Creamer.” Dirk trekt een zuur gezicht. „We zullen zijn armetierige aanbod moeten aannemen. De Addinga’s pakken alle grond in de omgeving. Als we niet van de honger willen omkomen, zullen we voortaan voor die rijkelui moeten melken.”
Kleintjes
Zo zou het gegaan kunnen zijn. Pas de laatste tien jaar is duidelijk geworden wat de gevolgen kunnen zijn van epidemieën, overstromingen, oorlogen of bijvoorbeeld bodemerosie op de verdeling tussen rijk en arm. Het onderzoeksteam van prof. dr. Bas van Bavel, hoogleraar sociale en economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, doorzocht de geschiedenis. „Zo werd Groningen in de 17e en de 18e eeuw geteisterd door grote overstromingen. De kleintjes verloren, de grote wisten hun bezit te vermeerderen.”
Veel recenter, tijdens de financiële crisis tussen 2008 en 2013, deed zich iets soortgelijks voor. „Ondernemers in het midden- en kleinbedrijf waren gedwongen hun bezit te verkopen aan grotere partijen met veel diepere zakken.” Als voorbeeld noemt hij de boekensector. „Veel winkels hebben hun deuren moeten sluiten, terwijl de omzet van Bol.com in deze branche stijgt.”
Tweede Wereldoorlog
Ellende leidde niet altijd tot grotere ongelijkheid. Er zijn maar weinig periodes in de geschiedenis waarin de rijkdom zo gelijkmatig was verdeeld als in de decennia na 1945. Daar gingen twee wereldoorlogen aan vooraf. Hetzelfde geldt voor de 14e eeuw, toen de zwarte dood de Europese bevolking had gedecimeerd. Na een zware pestepidemie hadden de gilden veel in de melk te brokkelen, na 1945 deelde de gewone man via vakbond, kerk of politieke partij in de macht.
Deze historische ontwikkelingen tonen volgens Van Bavel aan dat het niet de schok in de samenleving zelf is waardoor grote veranderingen optreden. „Een crisis doet natuurlijk wel het nodige, maar dat is meestal voor de korte termijn. Zoals het verdampen van beurskoersen of –bij een oorlog– het verwoesten van kapitaal. Rijken raken tijdelijk een deel van hun vermogen kwijt. De beurs veert echter na een aantal weken of maanden weer op, de gevolgen van een oorlog zijn als het om vermogen of bezittingen gaat meestal een kwestie van enkele jaren. Belangrijker zijn de uiteenlopende effecten voor verschillende groepen in de samenleving en het politieke antwoord op de crisis. Daarbij spelen de verdeling van bezit en van politieke invloed een cruciale rol.”
Piketty
Over de groeiende kloof tussen rijk en arm wordt sinds 2013 weer stevig gediscussieerd. Aanleiding is het boek ”Kapitaal en ideologie” van de econoom Thomas Piketty, dat in dat jaar verscheen. De Fransman stelt in de bestseller dat de ongelijkheid in het welvarende Westen schrikbarend groot is.
Cijfers laten ook in Nederland een grote kloof tussen rijk en arm zien. Uit een rapport van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) blijkt dat de onderkant van de inkomenspiramide, de 10 procent minst verdienende huishoudens, er al decennialang op achteruit gaat. Die groep bestaat voor een belangrijk deel uit volwassenen met een uitkering, naast bijvoorbeeld zzp’ers met weinig inkomsten of alleenstaanden met laagbetaalde baantjes. De inkomensongelijkheid groeit volgens de WRR door de versoberingen van de uitkeringen, ingezet in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
De grootste ongelijkheid in welvaart zit echter niet in de inkomensongelijkheid, maar in het verschil in privaat vermogen. De onderste 60 procent van de Nederlandse huishoudens heeft 1 procent van het totale vermogen in handen. De rijkste 10 procent beschikt over meer dan de helft van het vermogen. Onderaan, zo blijkt uit de cijfers, groeien de schulden en bovenaan groeien de topvermogens als kool. Van Bavel: „Nederland is beslist een rijk land, maar het grootste deel van de vermogen van de gewone man zit in de pensioenfondsen. Dat is een prima stelsel dat we moeten koesteren, maar je kunt er niet bij en je hebt er niets aan om financiële schokken op te vangen.”
Marktdenken
De verschillen komen volgens de hoogleraar ook voort uit het belastingstelsel. „Van iedere euro die in Nederland met werk wordt verdiend moet 38 cent belasting worden betaald. De afdracht op inkomen uit vermogen bedraagt voor elke euro 8 cent. En hoe groter het vermogen, hoe lager de afdracht. En die is aanzienlijk minder dan in landen die juist bekendstaan om hun verschillen tussen arm en rijk, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.”
Met een van zijn masterstudenten vulde Van Bavel de beschikbare gegevens van het CBS over topvermogens aan. „Daaruit blijken bezitters van topvermogens een nog veel groter aandeel in het totale vermogen te hebben dan uit de officiële statistieken blijkt.” (zie graphic)
De economisch historicus wijt de toenemende ongelijkheid vooral aan het marktdenken, dat Nederland al enkele decennia in een ijzeren greep houdt. „De afbraak van het maatschappelijke middenveld is met name sinds 1990 zichtbaar. De macht van de vakbond nam af. Coöperaties en publiekrechtelijke organisaties en woningbouwverenigingen werden marktpartijen. Honderden miljarden kwamen in een marktgericht verband terecht. Het grote internationale bedrijfsleven kreeg steeds meer ruimte.”
Coronagolven
In 2020 doet de prangende vraag zich voor wat de coronagolven betekenen voor de verdeling van de welvaart. Als er niet wordt ingegrepen, zal deze crisis de verschillen verder verdiepen, vreest Van Bavel. „De regels van het economische krachtenspel zijn na 2008 niet veranderd. Het wrange is bovendien dat juist de werkers in vitale beroepen, die in de frontlinie stonden, zoals de verpleegkundigen, onderwijzers, vuilnismannen en pakketbezorgers, het meest in de verdrukking komen.”
De afgebrokkelde macht van de factor arbeid belooft volgens hem weinig goeds voor het postcoronatijdperk. „Bovendien, na corona staan we voor dezelfde grote uitdagingen als die we vóór de pandemie al zagen, zoals het enorme aandeel flexibele en onzekere arbeid. En niet te vergeten: de energietransitie.”
Chaotisch
Helemaal hopeloos is het volgens de hoogleraar niet. „Net als mondialisering komt corona als een schok van buitenaf, maar bepalen we zelf het antwoord. Met name in wet- en regelgeving.” Om de groeiende ongelijkheid een halt toe te roepen dient volgens hem het belastingstelsel grondig te worden aangepakt, evenals de inrichting van de arbeidsmarkt. „Concreet betekent dat minder belasten van arbeid, en het evenrediger belasten van de zeer rijken. En het herstellen van het maatschappelijke evenwicht. Geef zzp’ers meer mogelijkheden om zich te organiseren, bevorder sociaal ondernemerschap met bedrijven die bijdragen aan een maatschappelijk doel. Zet in op het midden- en kleinbedrijf en regionale ecosystemen. We moeten naar een pluriformer landschap. In onze gereedschapskist zit nu alleen de private, winstgerichte onderneming, en de staat. Dat is echt veel te weinig om de grote uitdagingen aan te kunnen.”
De situatie is wel urgent, benadrukt Van Bavel. „Het is aan de politiek om, te midden van de coronanood, al verder te denken en aanpassingen op veranderingen in de wetgeving voor te bereiden. Of dat haalbaar is in deze nogal chaotische tijd, is de vraag. Ik blijf hoopvol, maar besef dat de inzichten in de wetenschap op dit punt verdergaan dan in de politiek.”
„Corona werkt als een vergrootglas”
Corona werkt volgens ChristenUnie-Tweede Kamerlid Eppo Bruins als een vergrootglas. „Het maakt voor iedereen zichtbaar hoe diep de kloof tussen arm en rijk is.” Het vraagt volgens hem om een grondige herziening van het belastingstelsel en de arbeidsmarkt.
Bruins, financieel specialist bij de ChristenUnie, is het met prof. Van Bavel eens dat de rijkdom bij een steeds kleinere groep terechtkomt en dat hun vermogen groeit. Of de kloof tussen arm en rijk steeds breder wordt, waagt hij te betwijfelen. „Wel dieper. Het hangt ervan af wat je tot het vermogen rekent. Als we in Nederland de pensioenaanspraken meetellen, valt het verschil wel mee.”
Dat wil niet zeggen dat er niets aan de hand is. „Als je voor een dubbeltje geboren bent, wordt het steeds lastiger om een kwartje te worden. Dat zegt ook het Sociaal en Cultureel Planbureau. Wanneer iemand in een huurhuis woont en een flexibel contract bezit, is het vrijwel onmogelijk om deel uit te gaan maken van de middenklasse. Die groep wordt steeds verder uitgehold. De groep die een wasmachine verwijderd is van armoede, neemt nog steeds toe. Een proces dat al tientallen jaren aan de gang is. Daarentegen is het voor rijken gemakkelijker om rijkdom te behouden en uit te breiden.”
Volgens de CU’er is het belastingsysteem een belangrijke boosdoener. „De onderkant wordt met toeslagen opgepompt. Zozeer zelfs dat het vaak niet meer lonend is om nog meer te gaan werken. Eenmaal aan het werk, ben je als anderhalfverdiener beter uit dan als alleenverdiener. De keuze om eventuele financiële problemen op te lossen door steeds meer uren te gaan werken, beperkt de keuzevrijheid in het gezin, bij het opvoeden van kinderen en het verlenen van bijvoorbeeld mantelzorg.”
Bruins bepleit een grondige herziening van het stelsel, „met een gerichtheid op huishoudniveau.” Dat betekent belasten naar draagkracht, meer belasting op consumptie en minder op arbeid. Andere noodzakelijke maatregelen zijn het afschaffen van het toeslagenstelsel, eerlijker verdelen van vermogens door rijken zwaarder te belasten, hervorming van de arbeidsmarkt en stimuleren van praktische opleidingen. „We hebben –om maar wat te noemen– veel meer timmerlieden, brandweermensen en elektrotechnici nodig. Er zijn al meer dan voldoende managers en young professionals. In die zin laten deze tijden van corona extra zien wat echt telt: vakmensen en publieke sectoren als de zorg.” Voor wat betreft de salarissen van deze laatste groep: een volgend kabinet zal er, zodra er een helder advies ligt, volgens hem niet omheen kunnen om hier iets aan te doen.
De ChristenUnie diende recent een uitgewerkt voorstel in voor een eerlijker verdeling van de belastingdruk. Bruins geeft aan dat een eerlijker herverdeling van de welvaart ingewikkeld is en tijd zal vergen. Hij sluit niet uit dat, om te voorkomen dat bepaalde groepen te hard getroffen worden, het Rijk „enkele miljarden zal moeten bijleggen.” Extra inkomsten kunnen worden verkregen uit een vliegbelasting, accijnzen en heffingen op andere activiteiten die het milieu aantasten. Belastingontwijking door de (super)rijken moet nog moeilijker worden gemaakt en topsalarissen, bijvoorbeeld in de bankensector, aan banden worden gelegd.
Om gezinnen met onhoudbare schulden te helpen, is recent een fonds opgericht. Gemeentelijke kredietbanken krijgen mede dankzij de inspanningen van de ChristenUnie de komende tijd de gelegenheid schulden op te kopen. Bruins, die aan de basis van dit initiatief stond, spreekt van een „Jubeljaarfonds. Die schulden worden nu op een perverse wijze onderling verhandeld. Met het fond kan voor een half miljard aan schulden worden weggewerkt.”
Wat deden grote crises met de ongelijkheid?
De grote pestepidemie van 1348 trof Italië, ook brandhaard in de coronacrisis, als eerste Europese land. De ziekte kostte zeker een derde van de bevolking het leven, maar verkleinde de verschillen in de samenleving. Het toenmalige erfrecht zorgde voor een gelijke verdeling. De overlevende arbeiders waren bovendien goedgeorganiseerd (gilden) en konden daardoor hogere lonen eisen.
In 1630 werd Italië voor de tweede maal door een zware pestepidemie getroffen met een vergelijkbare sterfte. Na deze crisis nam de welvaartskloof juist toe. In de achterliggende periode had de elite de nodige maatregelen genomen: de lonen werden bevroren en het erfrecht was aangepast, waardoor bezit niet kon worden versnipperd. De belastingen richtten zich met name op consumptie dus drukten vooral op gewone mensen.
De krach van 1929. Ook na de grote daling van de beurzen in dat jaar en de daaropvolgende economische depressie namen de welvaartsverschillen eerder af dan toe. Er werd ingezet op een uitbouw van de sociale zekerheid, het belastingstelsel werd progressiever, de positie van huurders sterker en de arbeidswetgeving kreeg een impuls, alles onder druk van nieuwe sociale bewegingen en organisaties.
De Eerste (1914-1918) en de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verminderden de ongelijkheid. Vakbonden, politieke partijen, coöperaties en kerken lieten hun invloed gelden en zorgden voor een verdeling van de welvaart via belastingen op vermogens en erfenissen.
De oliecrisis in de jaren zeventig leidde tot inflatie en massale werkloosheid. Toch nam de ongelijkheid niet sterk toe. Het gaf wel een omslagpunt, want als antwoord op deze crisis brak een tijdperk van deregulering en privatisering aan: de opkomst van de vrije markt. Het zou later het einde van coöperaties inluiden en ook de vakbonden waren over het hoogtepunt van hun macht heen en zagen hun invloed daarna langzaam afbrokkelen.
De financiële crisis van 2008 werd te lijf gegaan met grote hoeveelheden belastinggeld om het financiële systeem intact te houden en banken te redden. Het heeft de kloof tussen arm en rijk onmiskenbaar vergroot.
Corona lijkt op het eerste oog arm en rijk te treffen. Schijn bedriegt, want rijken kunnen zich beter onttrekken aan het virus zelf en de gevolgen ervan. Opnieuw zijn grote bedragen ingezet. De ‘spelregels’ (belastingen, arbeidsmarkt en dergelijke) zijn nog hetzelfde. Van Bavel vreest dat de gevolgen van het virus de verschillen tussen arm en rijk opnieuw zullen vergroten.
::