Liefhebbers van plaatselijke geschiedenis
Elk dorp heeft ze wel: de liefhebbers van de plaatselijke geschiedenis, fanatiek bezig voor de historische vereniging, oude ansichtkaarten van het dorp verzamelend, boeken makend of gewoon pratend met anderen op de ‘leugenbankjes’. Supermarkten overal in het land spelen erop in: klanten krijgen een album en sparen historische plaatjes bij de boodschappen. Waarom blijft plaatselijke historie zo boeiend?
„Valburg wacht historische verrassing”
De autochtonen kent hij allemaal. Althans… hun ouders en grootouders. Frans Mientjes is een wandelende encyclopedie. En hij voorspelt: het dorp Valburg wacht nog een aardige historische verrassing.
De oude gebouwen in het Betuwse vlek met inmiddels zo’n 2000 inwoners hebben voor Mientjes geen geheimen. Ook niet de verdwenen dorpsboerderijen en hun voormalige eigenaren. Van de meeste van hen heeft de 83-jarige amateurhistoricus fotomateriaal. Zelf gemaakt of later gekregen. Zijn archief bevat meer dan 10.000 negatieven en ontelbare foto’s, waarvan inmiddels het meeste is gedigitaliseerd.
De gepassioneerde oud-Valburger –inmiddels woont hij een dorp verder– was en is nog steeds de vraagbaak van veel inwoners of verre familieleden van hen die ooit in het dorp woonden. Mientjes weet bijna alles. Zelfs dat de bouwers van een nieuwe wijk nog een bijzondere verrassing te wachten staat. „Op een bouwlocatie aan de rand van Valburg bevond zich ooit de boerderij van Barten. Die is na een brand met de grond gelijk gemaakt. De kelder stond toen echter nog vol met weckflessen. Die komen ze straks met de nieuwbouw nog tegen.”
Dorpscafé
Achttien jaar lang vulde hij de dorpskrant met beeldmateriaal van oud-inwoners en hun woonomgeving, voorzien van historisch feitenmateriaal en vanzelfsprekend bijnamen. Zelf is de ”Nachtjager” –„ik weet nog steeds niet waarom ik zo genoemd werd”– geboren in zo’n eeuwenoud pand, beter bekend als café De Roode Leeuw. In 1862 kwam dat in handen van zijn grootvader, die daar niet alleen koeien hield en een boterfabriek had, maar daar ook tabak droogde. „Vader nam het dorpscafé over, maar moest met vier andere concurrenten in een dorp van nog geen 800 inwoners zijn echte kost verdienen met het verkopen van verzekeringen.”
De Roode Leeuw was de zoete inval van veel kerkgangers, die na de preek van meneer pastoor toe waren aan een stevige borrel. „Nog steeds bevinden zich aan de voorzijde de ringen waar de paarden van de boeren aan vast werden gemaakt. We hadden het met vijf kinderen –moeder was in 1941 overleden– zo arm dat ’s avonds de kachel in de kamer en keuken uitging en we ons maar in het café bij de potkachel moesten warmen. Je mocht als kind ook geen ruzie maken met anderen, anders kwam de klandizie in gevaar. Toen we na de oorlog terugkeerden van ons evacuatieadres bleek dat de geallieerden alle drank hadden opgemaakt.”
Zijn liefde voor fotografie en het verzamelen van historisch materiaal erfde hij van opa. Na zijn terugkeer uit Paramaribo in 1959 fotografeerde Mientjes in het Betuwse dorp alles wat maar losliep en vastzat. Honderden portretfoto’s, duizenden groepsuitjes, straten en situaties bezit hij, naast een lijst met tachtig scheldnamen van dorpsgenoten. Voor zijn unieke archief zoekt Mientjes een goed onderkomen. „Ik wil zeker weten dat het straks in goede handen terechtkomt.”
„Geschiedenis druipt van de muren”
Kampen staat bol van de ongeschreven verhalen. Meer nog: „De geschiedenis druipt er van de muren.” Het archiveren en notuleren van dat alles moet wel goed gebeuren, vindt historisch journalist en schrijver Herman Broers (50).
Hoewel Broers een Fries is –geboren in Burgum, momenteel inwoner van het Friese dorpje Scherpenzeel– wordt hij in geschiedkundige kringen een bekende ‘Kampenaar’ genoemd. De herziene versie van zijn biografie over de beroemde inwoner van de Hanzestad dr. Willem Kolff (1911-2009) is dezer dagen opnieuw in het Engels vertaald en gepubliceerd. Voor persoonlijke gesprekken met de uitvinder van de kunstnier en het kunsthart reisde Broers tussen 2003 en 2006 vele malen naar de VS. Kolff was toen al op hoge leeftijd. Tussen beiden ontstond een bijzondere band.
Na dit debuut in boekvorm volgden meer soortgelijke publicaties over personen, gebouwen en tijdperiodes in de geschiedenis van Kampen. Broers zorgde ervoor dat in de voormalige Van Heutszkazerne (nu cultuurcluster De Stadskazerne) zalen zijn vernoemd naar personages die in en om dit gebouw van blijvende betekenis zijn geweest. De naam zelf dankt het historische pand aan het gelijknamige boek van de schrijver.
Veeldoener
De Fries runt in de IJsselstad –„die dankzij de komst van een nieuwe burgemeester in 1919 braaf protestants werd”– bovendien een eigen uitgeverij, Aerie. Daarnaast is hij coördinator van het Historisch Tijdschrift, het kwartaalblad van de Historische Vereniging voor de IJsseldelta Jan van Arkel. Van dat genootschap is Broers ook interimvoorzitter. Verder geeft hij regelmatig lezingen en presentaties over de Kamper geschiedenis.
Kortom, Broers is een veeldoener met passie voor de geschreven en orale historie. „Ik ben de zesde van zeven kinderen. Er werden bij ons veel verhalen verteld over vroeger. Mijn vader was een talen- en geschiedenisfreak.” Wat thuis met de paplepel werd ingegoten probeert de journalist in de praktijk gestalte te geven. „Ik wil mooie verhalen schrijven over projecten die mij boeien en zo anderen daarvoor interesseren.”
En dat valt nog niet mee, merkt hij. Althans niet onder de jongere generaties. Als onbezoldigd voorzitter van de historische vereniging ziet hij met zorg dat de gemiddelde leeftijd van de 465 leden rond de 75 jaar ligt. „We hebben in Kampen een van de tien beschermde middeleeuwse stedelijke archieven van Nederland. Wil je daar in de toekomst ook nog ongeschreven verhalen vandaan halen, dan is onderzoek nodig. Dus ook vrijwilligers die dat voor hun rekening nemen. Om jongeren te trekken, hebben we ons ledenblad vernieuwd en aantrekkelijk vormgegeven. Verder willen we meer exposities houden en het aanbod van lezingen verfijnen en meer toespitsen op veertigers en vijftigers.”
Kennis van de historie, ook de plaatselijke, is volgens Broers van groot belang. „Geschiedenis is een eindeloze bron van informatie, maar ook nodig om te kunnen relativeren. Alles komt terug, zij het in een andere vorm. Los hiervan is het ook gewoon leuk om dingen te weten.”
„Streekdracht is verhaal met emotie”
Streekdracht is emotie. Achter ieder kledingstuk zit een verhaal. Wie kennis wil maken met de historie van de Zeeuwse dracht, wordt geacht er goed voor te gaan zitten. „Voor paraderen op een braderie voelen we niets”, vertellen Liza en Wim van der Heijden (75 en 76) uit Kleverskerke, bij Arnemuiden. Met name de in Krimpen aan den IJssel geboren Liza is een autoriteit op het gebied van Zeeuwse streekdracht. Ze schreef mee aan twee boeken over de historische kledij, vorige week rolde het derde en laatste boek van de pers.
De liefde voor het Zeeuwse goed ontstond bij de oud-lerares textiele werkvormen na haar huwelijk met Wim in 1990. „Ik kreeg de kleding van zijn moeder. We hadden hetzelfde postuur. Het heeft me jaren gekost om te leren dit fatsoenlijk aan te trekken. En nog steeds heb ik daarbij de hulp van mijn man nodig.”
Omdat de ‘Kleverse’ niet dagelijks rondloopt in de 19e-eeuwse dracht, kost het verkleden nog steeds zo’n anderhalf uur. Die tijdsinvestering doet Liza alleen als een van de twee verenigingen waar ze lid van is (Zeeland telt er acht) een optreden of presentatie geeft. En natuurlijk tijdens de jaarlijkse streekdrachtdag in augustus.
Er zijn nog steeds enkele honderden Zeeuwen die via streekdrachtverenigingen en stichtingen de dracht in ere willen houden. Voor een handjevol vrouwen is het zelfs nog hun dagelijkse tenue.
Uit de historische beschrijving van de Zeeuwse dracht wordt duidelijk dat het boerengoed sinds 1800 zich per regio steeds doorontwikkelde en onderhevig was aan modetrends. „Het werd zelfs zo erg dat op den duur alles, net als bij een uniform, moest kloppen. Het vervaardigen van de kledingstukken, of van de bijbehorende muts en sieraden, werd een vak apart. Zelfs mutsopdoenster, voor het wassen, stijven en in plooi brengen van mutsen, was een echt beroep. Inmiddels is er niemand meer die dat nog goed kan. Eén lid van onze vereniging is daar nu wel mee aan het oefenen. Desondanks ben ik enorm zuinig op de mutsen die ik heb.”
Om het ambacht nog enigszins voor de toekomst te bewaren is boek twee een praktisch vervolg op het eerste deel, dat handelt over de geschiedenis van de dracht. Lezers van het boek kunnen dankzij voorbeeldpatronen zelf aan de slag. Het slot van de trilogie (”De Zeeuwse streekdrachten. Goed gemutst”, uitg. Wbooks) verscheen afgelopen dinsdag en handelt over de historie en conservering van de bijbehorende mutsen. En daarmee wordt een voor Nederland uniek project afgerond, dat in 1997 van start ging om de geschiedenis van deze boerenkleding uit de Deltaprovincie in kaart te brengen.
Ondertussen krijgen de drachtverenigingen nog regelmatig kledingstukken aangeboden van mensen die kasten en zolders van ouders en grootouders leegruimen. „Bij het ophalen van de spullen krijg je eerst alle bijbehorende verhalen te horen en rolt er weleens een traan over de wangen. De muts en de sieraden krijg je vaak pas veel later. Streekdracht is emotie.”