Zelfs temperatuur telt in presidentieel debat VS
Over één ding waren Democraten en Republikeinen het roerend eens. Het eerste debat tussen Biden en Trump was een weinig verheffend duel. Inhoudelijk was er nauwelijks een touw aan vast te knopen. De twee kandidaten verkwanselden hun energie aan schelden en tieren.
De vraag is natuurlijk: Hoe kon het zover komen en aan wie ligt dit? Gaat het komende week weer die kant op, als de twee kandidaten de degens kruisen? Of kan met goede afspraken een tweede moddergevecht worden voorkomen?
Ieder die even achter de schermen kijkt, weet dat organisatoren er alles aan doen om de debatten tot een succes te maken. De organisatie ligt sinds 1988 in handen van de Commission on Presidential Debates (CPD). Daarin zitten vertegenwoordigers van zowel de Democraten als de Republikeinen; de voorzitters van die twee partijen delen het voorzitterschap.
Zodra de kandidaten van beide partijen zijn genomineerd, overleggen de advocaten van de twee presidentskandidaten met de CPD. Die onderhandelingen leiden uiteindelijk tot een overeenkomst, het Memorandum of Understanding, dat bij een notaris wordt getekend en gedeponeerd. Daarin staan alle afspraken. Het hele debat is tot in detail geregeld.
De overeenkomst betreft uiteraard het aantal debatten, de tijdstippen en de locaties. Meestal gaat het om drie debatten tussen de twee kandidaten en daarnaast nog een tussen de ”running mates”. Maar dat is geen keiharde regel. Er kan hiervan worden afgeweken. Soms gebeurt dat ook.
Bij de keus van de tijdstippen wordt steeds geprobeerd een moment te kiezen waarop alle Amerikanen buiten kantoortijd kunnen kijken. Tussen het oosten en westen van de VS zit een tijdsverschil van drie uur.
Daarbij speelt ook nog de vraag in hoeverre andere populaire programma’s de debatten in de weg kunnen zitten. Presidentskandidaten die minder goed bedreven zijn in het debatteren, vinden het geen probleem als een populaire sportwedstrijd gelijktijdig op een ander net wordt gespeeld. Goede debaters hebben daar juist wél bezwaar tegen.
Maar behalve de grote punten, worden ook tal van ogenschijnlijk minder belangrijke zaken in de overeenkomst vastgelegd. Een paar voorbeelden. Sinds het allereerste televisiedebat, in 1960 tussen Richard Nixon en John F. Kennedy, wordt vooraf afgesproken hoe warm het in de zaal zal zijn. In 1960 transpireerde Nixon nogal, hetgeen zijn uitstraling op de buis schaadde.
Wanneer de twee kandidaten verschillen in lengte, kan dat aanleiding tot discussie zijn. De geschiedenis leert immers dat langere presidentskandidaten in het voordeel zijn – zij winnen drie van de vier verkiezingen. Dat verschil in lengte was bijvoorbeeld punt van discussie in 1976. De Democraat Jimmy Carter was korter dan zijn Republikeinse tegenstrever Gerald Ford. Afgesproken werd dat de spreekgestoeltes zo ver mogelijk uit elkaar werden geplaatst, waardoor het verschil in lengte optisch wegviel. Carter had er voordeel van; hij won.
Reus
Twaalf jaar later pakte het anders uit. De betrekkelijk kleine Democraat Michael Dukakis nam het op tegen de rijzige George H.W. Bush. Met kunst- en vliegwerk werd het podium aangepast, zodat Dukakis ongeveer even groot leek te zijn als Bush. Bijzonder was dat laatstgenoemde wel heel gemakkelijk met deze aanpassing akkoord ging. Aan het slot van het debat bleek welke troef Bush achter de hand had gehouden. Na de laatste zin van de debatleider liep Bush naar het midden van het podium en zei Dukakis te willen bedanken. De Democraat kon niet anders dan naar het midden lopen. Toen zagen alle kijkers hoe schriel Dukakis afstak bij de ‘reus’ Bush. Precies waar de Republikein op uit was.
Kandidaten proberen soms ook gebruik te maken van de fysieke beperkingen van hun tegenstander. Kennedy wilde heel bewust de debatten staande voeren. Hij wist dat Nixon last had van een knieblessure. Later bekende Kennedy te hebben gehoopt dat het langdurige staan Nixon zou opbreken, waardoor hij zijn scherpte zou verliezen.
Bij het debat in 2000 en in 2004 tussen de running mates werd meer rekening met elkaars fysieke gesteldheid gehouden. Omdat de Republikein Dick Cheney hartpatiënt was, werden de debatten zittend gevoerd.
De kleur van de achtergrond wordt drie dagen tevoren meegedeeld, zodat de kandidaten daar met hun kleding rekening mee kunnen houden. Met het gooien van kop of munt wordt bepaald wie als eerste mag beginnen. Doorgaans is de afspraak dat er geen spiekbriefjes mogen worden meegenomen. Het is de kandidaten wel toegestaan om tijdens de debatten aantekeningen te maken.
Toeter
Ook maakt de CPD afspraken over het managen van de spreektijden. Dat is een steeds terugkerend probleem. De kandidaten zijn vaak niet te stuiten. Dat bleek ook bij het vorige debat tussen Biden en Trump. Na afloop werd gesuggereerd de microfoon na twee minuten te dempen. Maar dat kan niet zomaar. Ook dat moet de CPD met de advocaten van beide teams overleggen.
In het verleden is al van alles geprobeerd om de spreektijden te reguleren. Het ”stop” van de debatleider blijkt vaak niet voldoende te zijn. Soms zijn als extra ondersteuning stoplichten gebruikt. Oranje licht waarschuwt: uw tijd is bijna om; rood zegt: uw spreektijd is voorbij. Maar ook dat helpt lang niet altijd.
Omdat de Democraat John Kerry erom bekend stond niet van ophouden te weten, stelde het Bush-team in 2004 voor een toeter te gebruiken. Die zou steeds harder gaan blazen naarmate de spreker over zijn tijd heen ging. Men hoopte niet alleen Kerry het zwijgen op te leggen. Een bijkomend aspect was dat hij zich steeds meer opgejaagd en dus onzeker zou gaan voelen. Het voorstel haalde het echter niet.
Voorafgaand aan elk debat proberen de meeste de kandidaten dagenlang te oefenen. Op tal van mogelijke vragen proberen zij antwoorden te geven. Hun coaches bedenken welke bananenschillen de tegenstanders hen voor de voeten kunnen werpen. Die oefensessies helpen zeker. Maar ze bieden slechts beperkte zekerheid. Want van de vragen ben je als kandidaat nooit zeker. Een ding weet men wel: zorg dat je er goed, fris en energiek uitziet. Uitstraling is nog belangrijker dan inhoud. Want er kijken wel zo’n 50 miljoen mensen.
Nog één ding: wil je het als kandidaat achteraf in de peilingen goed doen, dan moet je vooraf via omwegen de media laten weten dat de ander een kei is. Dan kan hij alleen maar tegenvallen en jij meevallen. Spindoctors kennen dat trucje. En die werkt.