Kruidenvrouwtjes, homeopathisch artsen en acupuncturisten moeten niets van dr. Cees Renckens (74) hebben. Met scherpe pen stelde hij veertig jaar lang alternatieve behandelwijzen aan de kaak. Op 3 oktober treedt hij af als bestuurslid van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK). Zijn strijdbijl begraaft hij nog niet. „Ik blijf schrijven voor de vereniging, tot het eind van mijn leven.”
Acupunctuur tegen bekkeninstabiliteit, peperdure antidyslexiebrillen, een homeopathisch middel tegen kalverdiarree, reïncarnatietherapie bij traumatische ervaringen en anale ozontherapie tegen darmfistels. Zomaar enkele voorbeelden van opmerkelijke behandelingen die Renckens noemt in zijn jongste boek ”Met het vizier op Kackadoris. Kroniek van de hedendaagse kwakzalverij”. Het vuistdikke werk vormt het sluitstuk van zijn carrière bij de VtdK. Daar was hij van 1988 tot 2011 voorzitter.
Voordat u lid werd van de VtdK hebt u een aantal jaren in Zambia gewerkt als tropenarts. Hebben de toverdokters die u daar zag u gemotiveerd om kwakzalverij te bestrijden?
„Ik herken bij hen veel van wat ik zie bij alternatieve genezers. Toverdokters werken heel primitief met kruiden en het aanroepen van voorouders. Mijn collega’s stelden voor om met hen samen te werken, maar dat wilde ik niet. Er is een onoverbrugbare kloof tussen deze ”witch doctors” en de reguliere geneeskunde.”
U bent fel tegen alternatieve geneeswijzen. Is de grens met reguliere behandelingen wel zo scherp te trekken?
„Meestal is die grens duidelijk, al zijn er grijze gebieden. Kruidenpreparaten bijvoorbeeld. Die beschouw ik als alternatief totdat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ze wel degelijk een effect hebben.
Een behandeling moet werkzaam zijn, liefst ook met een plausibele redenatie, zodat je begrijpt waarom iets werkt. Dat is mijns inziens niet het geval bij homeopathische middelen. Die zijn zo sterk verdund dat er geen werkzame stof meer in zit. Ik vind het daarom zinloos dat daar serieus onderzoek naar wordt gedaan.
Hetzelfde geldt voor acupunctuur, waar miljoenen aan onderzoeksgeld in worden gestoken. Nou, als het over meridianen gaat –banen in het lichaam waardoor energie zou stromen–, ben ik niet meer geïnteresseerd.”
Ongeveer de helft van de reguliere behandelingen is niet bewezen effectief. Wijst u die ook af?
„Nee. Die zijn vaak al heel oud, zijn gebaseerd op veel klinische ervaring, worden geaccepteerd door medisch hoogleraren en ze hebben een begrijpelijk werkingsmechanisme. Het nut van chirurgische ingrepen kun je niet eens wetenschappelijk aantonen, omdat er geen goede controlegroep –patiënten met een standaardbehandeling of een nepmedicijn– te maken is. Dergelijke reguliere behandelingen mag je daarom niet op één lijn stellen met alternatieve geneeswijzen, waarbij in de eerste plaats het wetenschappelijk bewijs ontbreekt en daarnaast het werkingsmechanisme ongeloofwaardig is.”
Wat als mensen toch zeggen baat te hebben bij bijvoorbeeld een homeopathisch middel?
„Dan feliciteer ik hen hartelijk. In de beleving van een patiënt kunnen klachten na een behandeling verminderen, maar dat hoeft niet aan de therapie te liggen. Klachten hebben een natuurlijk beloop, kunnen opspelen en dan weer afnemen.
Doe je een onderzoek met een controlegroep, dan valt zo’n homeopaat door de mand. Heel zielig, maar het is wel zo.”
De alternatieve geneeskunde –een breed spectrum aan behandelingen die buiten het reguliere circuit vallen– werd populairder vanaf de jaren zestig, beschrijft Renckens in zijn boek. Zes procent van de bevolking had in 1989 contact met een alternatieve genezer, tegenover slechts 1 procent in 1968. Gemeten naar het aantal alternatieve artsen was 1993 een topjaar. Toen waren er zo’n 800 praktiserende arts-acupuncturisten en 500 actieve homeopathisch artsen. Sindsdien is het aantal dalende. Er praktiseren nu zo’n 800 tot 900 alternatieve artsen in Nederland. Daarnaast zijn er grofweg 40.000 alternatieve genezers, die geen artsenopleiding hebben gevolgd en niet BIG-geregistreerd zijn. Van hen maakt 6 procent van de Nederlanders gebruik, volgens de Gezondheidsenquête 2018 van het CBS.
Tijdens uw voorzitterschap bij de VtdK heeft u het aantal alternatieve artsen zien afnemen.
„Dat klopt, tot mijn grote tevredenheid.”
Hoe komt dat?
„Voor een deel is die afname het gevolg van de inspanningen van onze vereniging, denk ik. Onze vereniging is met ruim 1800 leden een van de grootste clubs ter wereld tegen alternatieve geneeswijzen. Zo’n grote groep artsen heeft zeker invloed, al weet ik niet hoeveel.
Een andere reden voor de afname is dat de meeste jonge dokters weinig moeten hebben van alternatieve geneeswijzen. Zij zijn opgeleid volgens het principe van evidence-based medicine, wat wil zeggen dat behandelingen wetenschappelijk gestoeld moeten zijn.”
In hoofdstuk 3 van ”Met het vizier op Kackadoris” komen drie personen aan bod die Renckens tot de grootste kwakzalvers van de twintigste eeuw rekent, te weten Cornelis Moerman (1893-1988), Jules Samuels (1888-1975) en Johan Borgman (1889-1976).
Moerman werd bekend om zijn dieet voor kankerpatiënten, dat vooral bestaat uit groente(sap), vers fruit, granen, peulvruchten en zuivel. Verboden zijn vlees, vis, gevogelte, koffie, thee en water.
Het moermandieet klinkt best gezond, behalve het verbod op koffie, thee en water. Waarom betitelt u Moerman toch als kwakzalver?
„Hij zoog het dieet compleet uit zijn duim. Het effect van de dieetsamenstelling testte hij op duiven, een diersoort waarvan hij dacht dat er geen kanker bij voorkomt.”
Hoe kon hij zo populair worden?
„Hij was arts en beweerde kanker te kunnen genezen. Logisch dat je dan wanhopige mensen aantrekt. Hij hield hele triomftochten door het land.”
U heeft meerdere rechtszaken tegen alternatieve artsen gevoerd. Daarvan heeft u er één verloren, die tegen de internist dr. Houtsmuller.
„Klopt, dat steekt me nog steeds. Ik noemde Houtsmuller kwakzalver en leugenaar; dat mocht niet van de rechter. Houtsmuller propageerde haaienkraakbeen als therapie tegen kanker. Je krijgt daar hele smerige winden van. Hij beweerde dankzij zijn dieet van uitgezaaide kanker te zijn genezen. Dat was een grove leugen, want hij heeft nooit uitzaaiingen gehad.”
Inderdaad werd Houtsmuller er in 1997 door zijn oncoloog van op de hoogte gesteld dat er geen uitzaaiingen van een bij hem gevonden melanoom waren. Vlak daarvoor had hij een boek ”Niet toxische tumortherapie” uitgebracht waarin hij claimde dat hij zichzelf van een melanoom met uitzaaiingen had genezen. Dat klopt dus niet. De uitgever besloot het boek te voorzien van een inlegvel met een rectificatie. Houtsmuller beweerde dat hij door zijn artsen op het verkeerde been was gezet.
Hoe kijkt u aan tegen alternatieve artsen en genezers?
„Het zijn zwakke broeders en warhoofden, met daartussen een enkele oplichter.”
Wat motiveert hen?
„Geneeskunde is een heerlijk vak. Als arts streelt het je enorm als mensen baat hebben bij je behandeling. Ze zijn je dankbaar, ze spreken hun bewondering voor je uit. Dat is gewoon verslavend. Het is als arts heel moeilijk om bescheiden te blijven. Je doet immers bijna dagelijks levensreddend werk. Zo veel status en aanzien, wie wil dat niet?
Reguliere artsen moeten er hard voor werken. Kwakzalvers niet. Na een cursusje medische basiskennis van een halfjaar mogen ze aan de slag.”
Wie beschouwt u momenteel als grote kwakzalvers?
„Echte beroemdheden zoals Moerman zijn er niet meer. Wel zijn er nu drie vooraanstaande alternatieve artsen die ik zou willen noemen. Als eerste dr. Ines von Rosenstiel, kinderarts en arts integrale geneeskunde in het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem. Zij heeft een jaar in Tibet gezeten om inspiratie op te doen voor haar behandeling.
Dan is er Rogier Hoenders, psychiater bij ggz-instelling Lentis in Groningen. Op een nascholingscursus nodigde hij onder meer Tibetaanse monniken uit als docent. Hij promoveerde op een slecht proefschrift over integrale psychiatrie.
Als derde noem ik de voormalige neuro-acupuncturist Jan Keppel Hesselink. Hij runde een eigen praktijk, deed veel literatuuronderzoek naar acupunctuur en schreef daar scherpe boekjes over, maar heeft zich er nu van gedistantieerd. Hij is dus een afvallige. Dat gebeurt niet vaak, meestal dwalen alternatieve artsen tot hun dood toe.”
Naast alternatieve artsen zijn er in Nederland zo’n 40.000 alternatieve genezers, zonder BIG-registratie. Hoe kijkt u tegen hen aan?
„Ik pleit niet voor een verbod op hun werkzaamheden. Als mensen naar hen toe gaan, is dat hun verantwoordelijkheid. De eigen gezondheid in de waagschaal stellen, vind ik oliedom.
Wel is het zaak om het aan de kaak te stellen als er iets mis gaat. Denk bijvoorbeeld aan Jomanda, een naar haar zeggen genezend medium. Zij heeft de actrice Sylvia Millecam meermalen gezegd dat ze geen borstkanker had en daar dus niet aan behandeld hoefde te worden. Daardoor kon een kleine tumor uitgroeien tot een gigantisch gezwel. Helaas is Jomanda in 2013 vrijgesproken door de rechter.”
Een vakgebied in opkomst is leefstijlgeneeskunde. Een van de voormannen hiervan is de Leidse diabetoloog prof. Hanno Pijl, die in 2019 werd genomineerd voor de Meester Kackadorisprijs voor kwakzalverijbevorderaar van het jaar.
Wat hebt u tegen Pijl en leefstijlgeneeskunde?
„Binnen de leefstijlgeneeskunde zitten veel kwakzalvers. Pijl zit in het bestuur van de Academy of Integrative Medicine, een instituut dat kwakzalverij bevordert. Een kwalijke zaak dat hij zijn titel daaraan verbindt.
Leefstijlgeneeskunde klinkt mooi, maar het effect is vaak tijdelijk. Mensen houden een leefstijlverandering slecht vol. Er wordt beweerd dat je met gezond leven van diabetes kunt genezen; ik geloof daar nog niet in.
Als gynaecoloog adviseerde ik vrouwen die kampten met onvruchtbaarheid en overgewicht soms om af te vallen. De helft begint na zo’n advies te huilen. Afvallen lukte ze gewoon niet. De theorie is veel mooier dan de praktijk.”
Hoe heeft u het werk voor de vereniging ervaren?
„Als heel nuttig en afwisselend. Sommige kwesties waren ernstig, andere lachwekkend. Kwakzalvers zijn heel vindingrijk en komen telkens met iets nieuws. Wij zijn altijd reactief. Daarom kunnen wij geen beleidsplan maken zoals andere bedrijven.
De vereniging heeft een sterk bestuur met zeer gedreven mensen. Het was heel prettig om met hen samen te werken.”
Wat hoopt u dat de vereniging in de toekomst gaat bereiken?
„Dat meer artsen zich distantiëren van alternatieve geneeswijzen.
Verder dat tuchtrechters zich ook inhoudelijk durven uit te spreken over een behandelwijze. Nu berust een tuchtrechtelijke maatregel meestal op een slecht bijgehouden dossier, dat tarieven niet kloppen, dat er onhygiënisch wordt gewerkt of dat er sprake is van seksueel overschrijdend gedrag. Nooit wordt de vraag gesteld: slaat de behandeling wel ergens op? Binnen het tuchtrecht is kwakzalverij gewoon toegestaan.
Ik pleit voor een beroepsverbod voor alternatieve artsen. Een arts zou wat mij betreft alleen een BIG-registratie moeten kunnen krijgen als hij of zij afziet van alternatieve geneeswijzen.
Gaat een beroepsverbod te ver, laat hen dan in ieder geval BTW betalen. Omdat artsen een onmisbare functie hebben, zijn ze daarvan vrijgesteld. Maar dat ook alternatieve artsen vrijgesteld zijn, vind ik een heel pijnlijke zaak. Een rechterlijke dwaling.”
Wat Cees Renckens tot kwakzalverij rekent
Alles wat niet tot de reguliere geneeskunde behoort, is in de ogen van oud-gynaecoloog dr. Cees Renckens verdacht. In zijn jongste boek, ”Met het vizier op Kackadoris. Kroniek van de hedendaagse kwakzalverij”, beschrijft hij de alternatieve geneeskunde vanaf 1973.
De alternatieve geneeskunde verdrong in de jaren zeventig de „klassieke kwakzalverij”, die voornamelijk bestond uit magnetiseren, wichelroedelopen, kruidengeneeskunde en onbevoegde uitoefening van de geneeskunde.
Tot de hedendaagse kwakzalverij rekent Renckens acupunctuur (met inbegrip van de VEGA-test, een „variant van de elektro-acupunctuur”), natuurgeneeswijzen (kruidentherapie, astrologie, iriscopie, celtherapie), orthomoleculaire geneeskunde (het gebruik van voedingssupplementen met hoge doses vitamines en mineralen), paranormale therapie (voorheen magnetiseren geheten), haptonomie (versterking van lichaam en geest door „gevoelvol” aanraken), yoga, homeopathie (stapsgewijze sterke verdunningen in combinatie met schudden), de antroposofische geneeskunde (geloof in kosmische krachten, reïncarnatie en het bestaan van een etherisch lichaam naast het fysieke) en manuele geneeswijzen.
Bij de manuele geneeswijzen worden standsafwijkingen van de wervels gecorrigeerd middels ruk-, duw- en trekbewegingen. Dit zou niet alleen helpen tegen afknellingen van de zenuwen en bloedvaten, maar volgens de Wassenaarse arts Mayta Sickesz en haar volgelingen ook tegen een hele reeks inwendige kwalen: suikerziekte, maagzweren, autisme, depressie en schizofrenie.
Nog niet genoemd is integrative medicine of integrale geneeskunde. Hierbij wordt naar alle aspecten van de mens gekeken: fysiek, emotioneel, mentaal en spiritueel. De relatie van de zorgverlener en de patiënt staat centraal. Alle mogelijk geschikte therapeutische en leefstijlbehandelingen worden benut. Dat daar ook alternatieve geneeswijzen tussen zitten, vindt Renckens bezwaarlijk.
Tot grote ergernis van Renckens worden veel van de genoemde behandelingen vergoed uit aanvullende zorgverzekeringen.
KWF Kankerbestrijding wint Meester Kackadorisprijs
Vrijdag 2 oktober was weer de jaarlijkse uitreiking van de Meester Kackadorisprijs voor de ”kwakzalverijbevorderaar van het jaar”.
In augustus heeft de Vereniging tegen de Kwakzalverij zes kandidaten geselecteerd, waarvan er later drie zijn genomineerd voor de prijs. Een van hen is prof. Arno Hoes, decaan en vicevoorzitter raad van bestuur van het UMC Utrecht. Als decaan is hij eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de medische opleiding aan deze faculteit. Het curriculum van deze opleiding bestaat uit een keuzeblok alternatieve geneeskunde, gegeven door antroposofen en homeopaten van het Louis Bolk Instituut.
Ook KWF Kankerbestrijding viel de twijfelachtige eer te beurt om te zijn genomineerd. Op de website kanker.nl zijn „talrijke verwerpelijke teksten” te vinden, zoals: „Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat acupunctuur bij kanker kan helpen bij vermoeidheid, stress, depressie, droge mond en misselijkheid.” En: „Uitgangspunt van geest-lichaam therapieën is dat geest en lichaam een directe invloed op elkaar hebben. De geest kan gebruikt worden om lichamelijke problemen (bijvoorbeeld stress) te behandelen. Voorbeelden van deze complementaire zorg: mindfulness en meditatie, warmte en koude, ontspannings- en visualisatieoefeningen, luisteren naar muziek, yoga, biofeedback en hypnotherapie.”
Derde kandidaat was de raad van bestuur van ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten. Die „tolereert” een verpleegkundige als werkneemster op de kraamafdeling, die daarnaast een eigen praktijk heeft als klassiek homeopaat. Op haar website verspreidt ze in de ogen van de VtdK „absurde en levensgevaarlijke” adviezen tegen corona. „De jury acht het onwaarschijnlijk dat deze verpleegkundige haar overtuigingen niet uitdraagt tijdens haar reguliere werk op de afdeling.”
Uit de drie kanshebbers heeft de jury KWF Kankerbestrijding tot de ‘gelukkige’ winnaar verkozen.
Huisarts Peters: Geef toe dat er geen bewijs is voor alternatieve behandeling
Hoe kijkt iemand als Jan-Peter Peters, huisarts in Beekbergen, naar de stevige uitspraken van Cees Renckens? Peters zag de afgelopen twintig jaar in zijn praktijk regelmatig mensen langskomen die naast de reguliere behandelingen ook alternatieve therapieën volgden. Hij weet dat sommigen daar baat bij leken te hebben.
„Alternatieve artsen en genezers zijn zwakke broeders en warhoofden, met daartussen een enkele oplichter”, stelt Cees Renckens. Peters begrijpt wel hoe Renckens tot deze uitspraak kan komen. „Een alternatieve arts moet zich afvragen waarom hij alleen voor alternatieve therapieën kiest. Een alternatieve therapie is geen vervanging voor, maar hooguit een aanvulling op de reguliere geneeskunde. Pas als er regulier niets meer te bieden is en je patiënten niet het bos in wilt sturen, komen mijns inziens alternatieven in beeld.”
Veel alternatieve therapeuten hebben enorm veel aandacht voor de patiënt, zegt Peters. „Daarin ligt hun kracht. In de reguliere geneeskunde is er vaak minder tijd en aandacht voor de patiënt.”
Een alternatieve behandeling kan een gunstige uitwerking hebben vanwege het placebo-effect, zegt Peters. „Wanneer artsen een niet-werkend medicijn geven, al is het een pepermuntje, doet dat al wat. Een placebo kan 30 procent effect geven: zo sterk werkt suggestie. Je kunt daarom stellen dat ook een alternatieve therapie tot op zekere hoogte werkt.”
Kruiden en bepaalde diëten zijn tot daaraantoe, wat Peters betreft, maar met homeopathie kan hij niet uit de voeten. Het onderliggende principe van homeopathie –de populairste alternatieve behandeling– vindt Peters strijdig met de natuurwetenschappen. „Hoe meer verdund de werkzame stof, hoe meer effect een homeopathisch middel zou hebben. Dat strijdt met elke natuurwet.” Mensen weten niet altijd het verschil met fytotherapie of kruidengeneeskunde, zegt Peters. „Daarvoor geldt: hoe geconcentreerder, hoe meer effect.”
Oplichters kent Peters ook wel. Hij noemt het voorbeeld van een arts uit de jaren negentig die vitamine-C-pillen voorschreef voor 1000 euro per pot. „Voor een tientje kun je die bij de drogist krijgen.” Ook kent hij een therapeut die 1500 euro vraagt voor een alternatieve behandeling tegen tinnitus, een continue piep in het oor. „Er is veel onderzoek gedaan naar tinnitus, tot nu toe zonder resultaat. Je kunt iemand met een laag salaris hopeloos in de problemen brengen als je zo’n bedrag vraagt voor een niet-werkende behandeling.”
Renckens pleit voor een beroepsverbod op alternatieve artsen. Dat gaat Peters te ver, al kan hij wel meekomen in die gedachtegang. „Als arts heb je een vertrouwensrol, je hebt een medische opleiding gevolgd en een eed afgelegd. Aan de andere kant doet een alternatieve arts dingen waarvan hij weet dat daar geen wetenschappelijk bewijs voor is. Wees dan ook eerlijk en geef dat toe.”