De Jonge én experts onder vuur in nieuw coronadebat
De Tweede Kamer kruist dinsdagavond weer de degens met minister De Jonge over de coronacrisis. Niet alleen De Jonge ligt onder vuur, ook de belangrijkste kabinetsadviseurs.
Slordig. Dat is nog wel het mildste oordeel dat dinsdagochtend in de Kamer te beluisteren viel over het RIVM, het instituut dat verantwoordelijk is voor de richtlijnen over het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen door zorgwerkers.
Op 17 augustus waarschuwde de toezichthouder de beroepsverenigingen en de branche-organisaties in de langdurige zorg over twee niet al te ingrijpende aanpassingen in deze instructies. Vrijdag onthulde het tv-programma Nieuwsuur dat er nog een derde update was. Het RIVM had ook besloten de passage te schrappen dat zorgwerkers buiten het ziekenhuis bij „vluchtige contacten” met patiënten geen mondmasker hoeven te dragen. Oftewel, vanaf 17 augustus moest ook dan het mondkapje op, maar doordat het RIVM dat niet expliciet noemde, bleef dit voor sommige beroepsverenigingen en branche-organisaties onduidelijk.
Heimelijk
De oppositie en de coalitiepartijen VVD, D66 en ChristenUnie nemen dat hoog op, omdat zo het beeld is ontstaan van een bewust stilzwijgende en heimelijke aanpassing. De kwestie roept bovendien een tweede vraag op: Waaróm is de richtlijn bijgewerkt? In een e-mail aan Nieuwsuur zegt het RIVM dat de oorspronkelijke versie was gebaseerd op het zeer kleine risico om bij een vluchtig contact besmet te raken, „gecombineerd met de schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen.” Dat suggereert dat de aanpassing is gemaakt, omdat van schaarste momenteel geen sprake lijkt.
Het RIVM bestrijdt dat. De herziening zou alleen nodig zijn geweest, omdat het advies over vluchtige contacten achteraf nogal theoretisch was en praktisch slecht uitvoerbaar. Én omdat in de richtlijn voor ziekenhuizen niet apart op situaties met vluchtige contacten wordt ingegaan. Ook daar plaatst de Kamer vraagtekens bij.
Lastig voor de bewindsman is verder dat het Outbreak Management Team (OMT), het kernteam van crisisbestrijders, voor de behoefte aan testcapaciteit in het komend najaar een nogal ongelukkige raming blijkt te hebben opgesteld. „De dip die we nu zien in het aantal afgenomen testen hadden we kunnen voorkomen als we eerder de grote laboratoria hadden ingeschakeld”, gaf microbioloog en OMT-lid Ann Vossen maandagavond in de talkshow Jinek toe.
Een derde hete hangijzer raakt niet zozeer aan de ring van adviseurs rond De Jonge, maar aan het beleid van de bewindsman zelf: de vrijdag aangekondigde, extra coronamaatregelen in zes veiligheidsregio’s. Die gaan niet ver genoeg, zo vinden niet alleen veel oppositiepartijen, maar ook coalitiegenoot D66.
Motie Wilders
Van belang in de richtlijnenkwestie is wel dat VVD, CDA, D66 en CU eerdere pogingen om deze instructie veiliger te maken hebben geblokkeerd. PVV-leider Wilders diende op 7 mei een motie in, waarin hij de regering vroeg om alle zorgwerkers zonder restricties toegang te geven tot beschermingsmiddelen. Ook voor handelingen waarbij alleen sprake was van vluchtig contact dus, op dit moment staand beleid. Niet doen, adviseerde toenmalig minister Van Rijn de Kamer op 7 mei, dat gaat weer leiden tot „nieuwe schaarste.” Gevolg: met dat argument in het achterhoofd stemden VVD, CDA, D66 en CU Wilders’ motie op 2 juni weg.
VVD, D66 en CU weten dus dat de restrictieve richtlijn was gebaseerd op schaarste; dat legde Van Rijn ze op 7 mei uit. De richtlijn aanpassen vonden ze bovendien niet nodig, anders hadden ze op 2 juni de motie niet weggestemd. Op dit punt kunnen zij De Jonge dus niet te zeer afvallen. Gegeven de overige kritiek is dat voor hem slechts een schrale troost.