„Predikant worstelde met pastoraat tijdens crisis”
Tijdens het hoogtepunt van de coronacrisis kreeg het meeste pastoraat in gemeenten telefonisch of schriftelijk vorm. Nederlandse voorgangers voelden zich in deze tijd gehinderd om hun zorg goed uit te oefenen.
Het is een van de resultaten van een wereldwijd onderzoek naar online kerk-zijn in tijden van corona. Voor het onderzoeksproject Contoc (”Churches Online in Times of Corona”) zijn in de maanden juni en juli zo’n 6500 voorgangers en pastoraal werkers bevraagd in meer dan twintig landen.
De reacties bieden een overzicht van de manier waarop voorgangers reageerden op de crisis. De meeste onderzoeksgegevens zijn afkomstig uit Duitstalige Europese landen, met meer dan 5000 reacties vanuit Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk.
Vanuit Nederland maken dr. Theo Pleizier en prof. dr. Henk de Roest deel uit van de onderzoeksgroep. Beide wetenschappers zijn als praktisch theoloog verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen. „Het onderzoek biedt inzicht in de manier waarop kerken omgaan met de crisis”, zegt prof. De Roest. „In hun communicatie, in pastoraat en catechese. Het valt op dat vaak heel creatief is gereageerd.”
Analyse
Beide onderzoekers benadrukken dat het nog te vroeg is om grote conclusies te trekken. De data zijn enkele weken binnen en de analyse is nog volop bezig. Donderdag ontmoetten de leden van de onderzoeksgroep elkaar online en werden vanuit alle landen eerste bevindingen gedeeld.
In Nederland vulden ongeveer 170 voorgangers de vragenlijst volledig in. „Dat is te weinig voor een representatief beeld door alle denominaties heen”, zegt dr. Pleizier. „Wel zien we dat de data een aardige dwarsdoorsnede bieden. Respondenten werken bijvoorbeeld zowel in stedelijke gebieden als op het platteland. Zo ontstaat een mooi beeld van hoe voorgangers omgaan met de crisis.”
Verreweg de meeste predikanten (73 procent) pakten voor de zomer de telefoon voor pastoraat. Ook van schriftelijk pastoraat werd veel (37 procent) gebruikgemaakt: via bijvoorbeeld e-mail of een (nieuws)brief. „Over de hele linie zie je dat voorgangers zich pastoraal gehinderd voelden”, aldus dr. Pleizier. „Zij geven aan dat hun pastorale rol niet zozeer veranderde, maar dat zij daarin onvoldoende aanwezig konden zijn. Tegelijk werd hun rol in de liturgie juist veel sterker dan voorheen; vaak waren zij –letterlijk– als enigen in beeld tijdens de digitale kerkdienst. Je zou kunnen zeggen dat de pastorale en liturgische rol in deze periode uit elkaar zijn gegroeid.”
Mogelijkheden
Tegelijk ziet een merendeel van de voorgangers kansen in de crisis. Dr. Pleizier: „Door alle denominaties heen zie je dat men ook nieuwe mogelijkheden ontdekt. Zo schreef een voorganger: „Ik merk dat gemeenteleden via de telefoon veel vertrouwelijker met mij durven praten dan ze voorheen deden.” Iemand anders noemt als voordeel dat het makkelijker is om onzichtbaar aan te haken bij een kerkdienst, zoals je vroeger achter een pilaar kroop als je ongezien de dienst wilde bijwonen. Zorgen lees je echter ook: zullen mensen na de crisis hun plek in de dienst weer innemen?”
Prof. De Roest wijst op een „inhaalslag” van traditionele kerken ten opzichte van evangelische kerken als het gaat om onlinecommunicatie. „Deze laatste groep was vaak al veel verder in het aanbieden van onlinediensten. De crisis heeft geleid tot een versnelling op dit gebied.”
Veel predikanten geven aan dat de nieuwe manier van uitzenden ook na de crisis zo zal blijven. „Er is een emancipatie zichtbaar van de minder mobiele kerkganger, die voorheen al uitzendingen volgde”, aldus dr. Pleizier. „Voor hun positie in de gemeente is veel meer aandacht gekomen.”
Uit het geheel van de reacties komt één lijn naar voren, zegt dr. Pleizier: „Voorgangers hebben zich heel snel aangepast aan de omstandigheden. Een paar maanden geleden viel de term ”vitale beroepen” nog weleens. Uit de inzet van predikanten blijkt hoe vitaal ze hun eigen werk en roeping zien. Niemand heeft gezegd: We wachten wel tot de crisis voorbij is, en daarna pakken we onze activiteiten weer op. Daar is de samenkomst van de gemeente echt te belangrijk voor.”