Zeker in medisch-ethische kwesties kan casuïstiek nooit leidend zijn
Tragische, persoonlijke verhalen zijn vaak het breekijzer in discussies over ethische kwesties. Dat is niet zo vreemd: in het licht van ernstig lijden passen zelden ronde antwoorden. Ethiek is geen spoorboekje. Tegelijk ontspoort de bezinning erop gemakkelijk als de meest schrijnende gevallen uitgangspunt worden voor algehele richtlijnen. Regelingen voor die gevallen vormen bovendien zelden tot nooit het eindstation.
In Frankrijk is het debat over euthanasie, dat er in actieve vorm verboden is, keer op keer opgelaaid rond persoonlijke verhalen. In 2002 verzocht Vincent Humbert toenmalig president Jacques Chirac om euthanasie. Hij was bij een motorongeluk in 2000 verlamd, blind en doof geworden. Chirac wees het verzoek af, waarop Humberts moeder haar zoon een dodelijke dosis slaapmiddelen gaf. In 2008 deed Chantal Sébire, die aan een gezichtstumor leed, een zelfde verzoek aan Chiracs opvolger Sarkozy. Maar ook Sarkozy gaf nul op rekest, waarop Sébire zelfmoord pleegde.
Nu speelt er een kwestie rond de 57-jarige Alain Cocq. Hij lijdt al 34 jaar aan ischemie, een degeneratieve ziekte die op den duur alle vitale organen aantast. De laatste jaren kreeg hij vijf hartaanvallen en zeven beroertes en verliest hij steeds meer zijn gehoor en zicht. Cocq vroeg president Emmanuel Macron of hij zijn einde mocht bespoedigen, maar die antwoordde vorige week negatief. „Omdat ik niet boven de wet sta, kan ik helaas niet ingaan op uw verzoek”, liet hij weten.
Uit protest stopte Cocq daarop met eten en drinken. Zaterdag zette hij een livestream op zijn bed, zodat ieder via Facebook getuige kon zijn van zijn levenseinde. De sociale mediadienst stak daar echter een stokje voor en blokkeerde de video. De dienst deed daarmee het enige juiste: de dood is geen video-item. Niemand heeft de beelden bovendien nodig om zich een voorstelling te maken van Cocqs situatie.
Hoewel actieve euthanasie in Frankrijk verboden is, is er de laatste decennia meer ruimte gekomen voor vormen van palliatieve sedatie. De meest recente regelgeving rond euthanasie, uit 2016, staat toe dat patiënten in geval van ongeneeslijke ziekte en zwaar, lichamelijk lijden zonder uitzicht op herstel „diep en zonder onderbreking” verdoofd mogen worden. Bovendien moet aantoonbaar zijn dat de natuurlijke dood hoogstwaarschijnlijk niet lang op zich zal laten wachten. Dat laatste is bij Cocq niet mogelijk.
Regelgeving heeft altijd te maken met concrete situaties en gevallen. In het algemeen geldt: als een wet niet voldoet, moet die worden aangepast. Juist in regelgeving rond medische ethiek blijft het echter van groot belang terug te blijven vallen op waarden en uitgangspunten die de casuïstiek overstijgen. Gemakkelijke antwoorden in gevallen als Cocq heeft niemand. Frankrijk doet er echter goed aan om in de regelgeving op euthanasiegebied niet nog verder het Nederlandse spoor te volgen en het uitgangspunt hoog te houden dat artsen geroepen zijn levens te behouden.