Grapperhaus mag door na „lichte deuk”
Lichtgehandicapt en gedeukt. Zo vervolgt justitieminister Grapperhaus naar eigen zeggen zijn loopbaan; na een huilend voorgelezen, emotionele spijtbetuiging waarmee een Kamermeerderheid donderdag genoegen nam.
Hij had zichzelf verkeerd ingeschat, zich te veel laten meeslepen door de gebeurtenissen van de dag en was tekort geschoten bij het nemen van zijn verantwoordelijkheid als bewindsman. Zware, beladen termen gebruikte justitieminister Grapperhaus woensdag om over te brengen dat hij echt behoorlijk had gefaald.
Tegelijkertijd betoonde hij zich ook strijdbaar. Aftreden was geen optie en zijn gezag mocht dan zijn beschadigd, weg was het zeker nog niet. „Op enig moment moet ik ook weer opstaan, het stof van me afkloppen en doorgaan”, hield hij de Kamer voor.
Grapperhaus’ knieval volgde op een scherpe eerste debattermijn die duidelijk maakte dat de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie de afweging ‘aftreden of doorgaan’ in eerste instantie bij de bewindsman zelf wilden laten. Een deel van de oppositie, GroenLinks voorop, eiste berouw en drong aan op een flinke koerswijziging in het sanctiebeleid. Bij een ander deel, PVV en Kamerlid Krol, had Grapperhaus het hoe dan ook verbruid. De justitieminister kreeg dus de kans om met toezeggingen over het milder gaan handhaven van de coronamaatregelen een deel van de Kamer weer achter zich te krijgen, en greep die mogelijkheid met beide handen aan.
Vooraf wilde hij hebben gezegd dat hij zich niet helemaal herkende in het beeld van een hardvochtige, strenge handhaver. Ja, hij had harde taal geuit jegens overtreders, maar daarmee doelde hij expliciet op burgers die de regels willens en wetens negeerden omdat ze daar maling aan hadden. Het merendeel van de samenleving, dat zich keurig hield aan de anderhalvemeterregel en het samenscholingsverbod had hij juist geregeld complimenten gemaakt.
Én, zo voegde Grapperhaus daar nog aan toe, de overtuiging dat repressie alleen te weinig was om het draagvlak voor de coronamaatregelen te behouden, had bij hem al veel eerder postgevat. Daarover had hij in mei al gesproken met Henk van Essen, als nieuwe korpschef van de nationale politie de opvolger van Erik Akerboom.
Hoewel de Kamer uiteenlopende wensen uitte over het handhavingsbeleid voerde één verzoek daarin duidelijk de boventoon: boetes of strafbeschikkingen vanwege het overtreden van de anderhalvemeterregel zouden niet moeten leiden tot een aantekening in iemands justitiële documentatie. Eind mei gaf de Kamer op VVD, CDA en 50Plus na al massaal steun aan een motie van DENK-Kamerlid Azarkan die daartoe opriep, maar die legde Grapperhaus naast zich neer. Woensdag draaide hij bij: hij wilde tot het uiterste gaan om te onderzoeken hoe dit onderdeel van het beleid kon worden aangepast. Het voorstel waarmee hij later deze maand op de proppen komt, is vermoedelijk het verlagen van de boete voor mensen die onvoldoende afstand bewaren tot een bedrag van minder dan 100 euro. Dergelijke boetes komen namelijk niet op iemands strafblad te staan.
Grapperhaus zal daarnaast rekening moeten houden met de wens van de SGP, de enige oppositiefractie die de door PvdA-leider Asscher ingediende motie van afkeuring niet ondertekende. SGP-leider Van der Staaij zei daarbij te verwachten dat handhavers vanaf nu meer ruimte zullen bieden aan waarschuwingen in situaties waarin mensen, net als in de kwestie-Grapperhaus „niet de intentie hadden bewust maatregelen te overtreden, maar het even misging.”
Met zijn toezegging was voor de minister de ergste kou al uit de lucht. Zijn zelfvertrouwen was toen al weer dermate groot dat hij alle vervolgverzoeken van onder andere PVV en Krol om alle, reeds opgelegde ‘anderhalvemeterboetes’ kwijt te schelden resoluut terzijde kon schuiven. Ook de beschuldiging dat hij in zijn eerste reactie bewust verzweeg wat uit latere foto’s alsnog duidelijk werd, namelijk dat niet alleen zijn gasten maar ook hijzelf onvoldoende afstand had gehouden, mistte volgens hem grond: hij had dat op dat moment gewoon niet paraat. In Grapperhaus’ bewoordingen: hij had van sommige dingen op dat moment echt niet meer de beleving dat ze zo waren gebeurd omdat zijn brein te gefixeerd was op de veronderstelling dat hij en zijn echtgenote het allemaal goed hadden georganiseerd.
Tenslotte wierp ook premier Rutte al zijn gezag in de strijd voor het behoud van de positie van Grapperhaus. Zo’n kundig man naar huis sturen, die aantoonbaar zo’n groot aandeel heeft in het succesvol bestrijden van de coronacrisis; dat kan ik me niet veroorloven, hield hij de Kamer voor. Zijdelings noemde hij nog een argument, dat voor de coalitiefracties ongetwijfeld heeft meegewogen: het krediet dat de minister na drie jaren van vlekkeloos functioneren in het parlement heeft opgebouwd. Én, zei Rutte, er is toch ook nog zoiets als mildheid en genade in Nederland.
Geheel risicoloos is het in het zadel houden van Grapperhaus voor het kabinet niet. Als bijvoorbeeld blijkt dat handhavers en agenten vanaf nu inderdaad massaal weigeren om bij overtredingen corrigerend op te treden en desnoods te beboeten, wordt het lastig om de coronamaatregelen weer aan te scherpen, mocht dat nodig zijn. Zeker na Grapperhaus’ pijnlijke uitglijder moet het kabinet er alles aan doen om sceptici, coronatwijfelaars en burgers bij wie de coronamoeheid inmiddels flink heeft toegeslagen toch binnenboord te houden. Maar daarvan is Rutte zich, getuige zijn toezegging van eerder deze week, als geen ander bewust.
Dat het blazoen van Grapperhaus door de gang van zaken op zijn bruiloft toch lelijk is bekrast, werd hem nog eens fijntjes ingewreven door fractievoorzitter Dijkhoff van coalitiegenoot VVD. „De minister kreeg geen boete, maar ik zag vandaag wel boetedoening. Hij kreeg geen aantekening in het justitieel documentatiesysteem, maar wel in het publiek geheugen en ik denk zo dat die heel wat langer zal blijven hangen.”
Dijkhoff vergeleek de positie van Grapperhaus met die van een wielrenner wiens ketting bij het beklimmen van een berg van het tandwiel loopt. „Het peleton rijdt door, waarna je het in je eentje weer moet zien in te halen”, schetste hij.
Dat Baudet ruim na middernacht nog een motie van wantrouwen indiende, had slechts symbolische betekenis.