Watersnoodbijbel bekritiseerd cadeau voor koning Willem III
Zijn vader werd de held van Waterloo genoemd. Koning Willem III werd de waterheld van Het Loo. Zijn volk waardeerde zijn inzet met een kostbaar geschenk: de Watersnoodbijbel. Te zien in Paleis Het Loo én op de gevel van een weeshuis in Huizen.
Willem III is omschreven als driftig, egoïstisch en boosaardig. Als grillig, dat ook. Je wist het maar nooit met hem. En daardoor kon hij onverwacht vriendelijk en royaal uit de hoek komen. Zoals bij de watersnood in 1861. Door kruiend ijs was er in de Waal een ijsdam ontstaan. Daardoor werd de druk op de dijken te groot. Ze braken, op 5 januari bij Brakel, op 6 januari bij Zuilichem en op 7 januari liep het water over de dijk bij Aalst en drong daar de huizen binnen.
Er vielen geen slachtoffers. Een dijkbreuk bij Beneden-Leeuwen op 1 februari kostte echter 37 mensen het leven. „Met hevig gedruis stortte het water over den dijk en voerde grote ijsschotsen mee, die het vernielingswerk bespoedigden”, vertelde een ooggetuige. „Dat werk werd plotseling voltooid. Een stuk der kade op de Leeuwense dijk werd plotseling weggeduwd, niets was daartegen bestand. Een verwoestende uitwerking was het gevolg. Ongeveer 12 huizen werden in de brullende stroom meegesleept, en meerdere personen werden meegesleurd door de golven. Hartverscheurend waren hun angstkreten, die zelfs boven het lawaai van de daverende stortvloed, zelfs boven het woedende geraas der instromende ijsmassa, konden worden gehoord.” Velen raakten dakloos.
Medeleven
Dagenlang reisde de koning met zijn broer Hendrik rond in het rampgebied, en ook oudste zoon Willem toonde zijn meeleven. De veerman van Tiel vond de tocht maar een waagstuk. „Durft gij er over?” vroeg de koning. De veerman antwoordde: „Ja, Sire, als het moet, durf ik alles.” De koning sprak: „Dan durf ik het ook. Steek af.”
De koning sprak de overlevenden moed in. Uit eigen zak gaf hij 40.000 gulden. Hij stuurde bovendien allerlei hulpgoederen. De getroffenen vonden de flanellen onderhemden, met parelmoerenknoopjes en rode zijde bestikt, echter veel te luxe, zodat die voor het goede doel maar aan plaatselijke comitéleden werden verkocht. De koning organiseerde verder een nationale verloting. Particulieren uit binnen- en buitenland stuurden daarvoor 14.000 kunstvoorwerpen in.
Koning Willem schreef een biddag uit. Hij nam ook het initiatief om in het rivierengebied vluchtheuvels op te werpen. Zijn optreden in die maanden wordt tot zijn weinige roemruchte wapenfeiten gerekend.
Verkleefd aan Oranje
Met zijn liefdadigheid vijzelde hij zijn populariteit op. In het Koninklijk Huisarchief in Den Haag zijn kasten en dozen gevuld met aanhankelijkheidsbetuigingen uit die maanden aan het adres van de Oranjes.
Het bekendste cadeau ligt daar echter niet. Dat is een Bijbel. Het moest echt een geschenk van het volk worden en daarom gold er niet alleen een minimumbijdrage –twee cent–, maar ook een maximum: een gulden.
De inzamelingsactie, „als bewijs van verkleefdheid aan Oranje”, was een initiatief van de Utrechtse oefenaar J. L. Bernhardi (1811-1873). In een van zijn Zamenspraken schreef hij: „Wij moesten de koning een Bijbel aanbieden, een fraai exemplaar van de echte Statenbijbel. Het moet een fraai exemplaar zijn, in prachtig fluweel gebonden, benevens een prachtige lessenaar erbij.” In die lessenaar werd een lade aangebracht waarin een album kon liggen. Daarin kwamen de namen van de geldgevers te staan.
Bernhardi koos bewust niet voor de pasverschenen Bijbelvertaling, maar voor een Statenbijbel, door Pieter Keur uitgegeven in 1702. Het Boek kreeg een nieuw voor- en achterplat. J. M. van Kempen in Voorschoten vervaardigde het zilverbeslag. In overleg met dr. H. F. Kohlbrugge koos Bernhardi de geschiedenissen die daarop zouden worden afgebeeld: de dood van Willem van Oranje in 1584, de ondergang van de Armada in 1588, het moment dat prins Maurits na de overwinning bij Nieuwpoort in 1600 knielt om God te danken en de inname van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629. Centraal op de kaft is een embleem te vinden met daarop een ijsvogel die, door Christus behoed, rustig te midden van woelige baren zijn nest bouwt. Eronder de lijfspreuk van Willem van Oranje: ”Saevis tranquillus in undis” (Rustig te midden van de woelige baren).
Gedenkstuk
Vanuit andere bevolkingsgroepen kreeg de orthodox gereformeerde Bernhardi veel kritiek op het verheffen van een Bijbel tot nationaal geschenk. Zijn huis moest zelfs worden bewaakt. „Het spartelen van den duivel”, noemde Bernhardi het.
Steun was er echter ook: 55.000 mensen gaven geld. Ook uit het buitenland kwamen er bijdragen, zoals van de gemeente van ds. Kohlbrugge in het Duitse Elberfeld.
In de weken voordat de Bijbel werd overhandigd, maakte het boekwerk een tocht langs twaalf plaatsen, waar het door duizenden mensen werd bewonderd. In Paleis Noordeinde gaf Bernhardi de Watersnoodbijbel op 22 maart 1862 aan de koning, als een „eeuwigdurend gedenkstuk voor zijn geslacht.”
Schrijnende armoede
Na afloop van de audiëntie bij de koning waren Bernhardi en zijn vrienden nog enige tijd bijeen in een logement. Daar werd het plan geopperd voor „een Oranje Weeshuis te Huizen (bij Naarden), opdat alzoo arme wezen de vruchten zouden plukken van de liefde des Konings tot zijn volk en die des Volks tot zijn Koning.” Van het geld dat voor de Bijbel was ingezameld, was nog 1483,41 gulden en een halve cent over. Dat was het beginkapitaal, en er kwam een nieuwe wervingsactie.
In een van zijn Zamenspraken vertelde Bernhardi over zijn reis naar Huizen om zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de toestand. De Zuiderzee was dichtgevroren, zodat de vissers geen inkomsten hadden. In een gezin trof hij vier uitgehongerde kinderen aan van wie de vader in felle vorst vijf dagen en nachten op het ijs had doorgebracht. Dat had hem naast 150 spieringen (die slechts 75 cent opbrachten) ook bevroren lichaamsdelen opgeleverd. De man lag ziek op bed. Bernhardi gaf alles wat hij bij zich had aan dit gezin, zodat hij zelf geen geld meer had om de tol tussen Huizen en Blaricum te betalen. Hij schreef: „God is een Vader der weezen en een Man van weduwen; welnu dan, zouden wij dan niet durven vragen: Heere God! er zitten in Huizen zoveel weezen, die hebben geene verblijfplaats, ontferm U over die weezen! Er moet een weeshuis zijn en Gij hebt al het goud en het zilver. Gij hoort het geroep der jonge raven wel, waarom zoudt Gij die weezen hulpeloos laten.”
Gereformeerd
Huizens burgemeester, C. W. Rebel, wilde een algemeen weeshuis, maar Bernhardi dacht er anders over: „Neen, Gereformeerd zou het Weeshuis zijn! Alleen door aan de Gereformeerde leer vast te houden zou men de gevoelens, door den koning bedoeld, onder de jeugd kunnen voortplanten.”
Op 31 augustus 1869 werd het Gereformeerd Oranje Weeshuis geopend. Er woonden vijf jongens en vijf meisjes, met het echtpaar P. van Dijk als ”vader” en ”moeder”. Boven de voordeur werd een afbeelding van twee weeskinderen met de Watersnoodbijbel aangebracht. Tot teleurstelling van de stichters was er niemand uit de koninklijke familie bij de opening aanwezig.
In de 85 jaar dat het weeshuis heeft bestaan, verbleven er op het hoogtepunt 70 weeskinderen. Bij de sluiting in 1953 waren er nog vier over. Van 1953 tot 2004 diende het gebouw als kinderhuis De Oranjehof, voor moeilijk opvoedbare kinderen. Inmiddels is er om het oude weeshuis een hoefijzervormig complex gebouwd met woningen voor senioren.
serie
Oranje-monument
Deel 2 in een serie over gedenktekens voor het Nederlandse koningshuis.
Wat: Gietijzeren gevelsculptuur
Waar: Oranje Weeshuisstraat 5, Huizen
Watersnoodbijbel
De Watersnoodbijbel werd gebruikt in de hofkapel van Paleis Het Loo in Apeldoorn. Van 1862 tot 1942 lag hij daar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij uit veiligheidsoverwegingen ondergebracht in het Aardhuis. Terugtrekkende Duitsers namen de Bijbel in april 1945 echter mee. Blijkbaar was de buit te zwaar, want bij het Uddelermeer werd hij achtergelaten. Een zigeuner vond de Bijbel daar in 1945. Hij weigerde de beloning, omdat die naar zijn mening te klein was in verhouding tot de waarde van zijn vondst. Een bedankbriefje van koningin Wilhelmina kon er niet af.
Sindsdien is de Bijbel weer in de kapel in Het Loo te bewonderen op de lessenaar die er in 1861 voor werd vervaardigd. Volgens een bepaling die koningin Wilhelmina als jong meisje al maakte, werd de Bijbel op haar kist gelegd toen ze in december 1962 op Het Loo lag opgebaard. Hij werd daarbij opengeslagen bij Johannes 17, waarin sprake is van de eenheid van christenen.