„Kerk investeerde niet in slavenhandel”
Niet alleen vroegere zeehelden, ook de gereformeerde kerk uit de 17e en 18e eeuw moet het in het racismedebat ontgelden. Die zou zich verrijkt hebben met de slavenhandel. Klopt dat wel?
De gereformeerde kerk zou medeverantwoordelijk zijn voor de driehoekshandel. Daarbij werden in de 17e en 18e eeuw slaven van Afrika naar Amerika gevoerd door de West-Indische Compagnie (WIC) en particuliere slavenhandelaren. In Trouw (4-7) schrijft neerlandicus Dick van Niekerk in een opinieartikel: „Diverse predikanten en de gereformeerde kerk als geheel waren zelfs grootaandeelhouders van de WIC. Zij hebben zich in hun ‘ethos’ door de belangenleer van de regenten laten overbluffen.” Op Twitter was de conclusie snel gemaakt: als de kerk grootaandeelhouder was, zijn kerkgebouwen in Amsterdam, waar de onderneming haar hoofdkantoor had, dus gebouwd met slavengeld.
Volgens prof. Henk den Heijer, oud-hoogleraar maritieme geschiedenis aan de Universiteit Leiden, is het „onzin” dat kerken in Amsterdam gebouwd zijn met slavengeld. „Er zijn inderdaad predikanten geweest die in de WIC hebben geïnvesteerd, zoals bijna alle beroepsgroepen in de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de WIC belegden. In het kapitaalboek van de WIC uit 1623-1627 worden bijvoorbeeld 926 Amsterdamse aandeelhouders vermeld, onder wie 2 predikanten die behoorden tot de kleine aandeelhouders. Maar ik ben in de kapitaalboeken nog nooit investeringen vanuit de gereformeerde kerk of andere kerken tegengekomen”, vertelt Den Heijer, die veel onderzoek naar de handelscompagnie verrichtte voor zijn boek ”De geschiedenis van de WIC”.
Predikanten uit de 18e eeuw investeerden net als andere burgers ook wel in plantageleningen, zegt Den Heijer. „Plantage-eigenaren leenden rond 1750 geld in Nederland voor investeringen, vanwege de toegenomen vraag naar plantageproducten. Maar de predikanten die daarin investeerden deden dat als privépersoon, niet namens de kerk als instituut.”
Predikanten noch de andere beleggers werden rijk van de investeringen in de WIC en de plantageleningen, aldus de hoogleraar. „Investeerders verloren vaker geld dan dat zij aan hun beleggingen verdienden. De slavenhandel van de WIC was op het laatst verliesgevend, met als resultaat dat de aandelen sterk in waarde daalden en er nauwelijks dividend werd uitgekeerd. Je kon er zeker geen kerken van bouwen.”
Wat vonden predikanten toen van slavernij en slavenhandel? „De houding van predikanten is wisselend. De eerste Nederlandse theoloog die zich uitsprak tegen slavernij was Festus Hommius, in ”Het Schatboek” uit 1617. Hij vond slavenhandel een zonde tegen het achtste gebod. Mensen worden beroofd van hun vrijheid. Toen handelden Nederlanders nog nauwelijks in slaven. Slavernij werd gezien als een paapse dwaling.”
Tegenstemmen
De nadere reformator Godefridus Udemans liet in zijn pastorale gids voor zeevarenden in 1640 meer ruimte open voor slavernij. Den Heijer: „Onder bepaalde omstandigheden was die volgens Udemans toegestaan, maar als slaven christen werden, moesten zij op den duur de vrijheid krijgen.”
De Coevordense predikant Johannes Picardt stelde in 1660 dat slavernij wel geoorloofd was. „Picardt beriep zich daarbij op de Chamthese. Op de nakomelingen van Cham rust de vloek uit Genesis 9:25, hij moet zijn broeders dienen. Die tekst kreeg een sleutelrol in de theologische legitimatie van slavernij.”
Tegelijk bleven er tegenstemmen, zegt Den Heijer. „Op Walcheren protesteerden in de 17e en 18e eeuw minstens vier predikanten tegen de slavenhandel, onder wie Bernardus Smijtegelt. Maar uitgerekend vanuit het Zeeuwse eiland werd er toen veel slavenhandel ondernomen door onder meer de Middelburgse Commercie Compagnie. Hun protest haalde niets uit. Ook de zendelingenpredikant Jan Willem Kals kwam in de 18e eeuw op voor een betere behandeling van de slaven. Hij was geschokt door de wantoestanden die hij in Suriname aantrof. Maar plantagehouders werkten hem tegen. Als slaven zich bekeerden tot het christelijk geloof viel het in slavernij houden moeilijk te verdedigen.”
Was de slavenhandel wel een issue voor de gereformeerde kerk? „Er waren predikanten die er tegen streden, maar het bleef bij individuen die weinig gehoor vonden. De meerderheid accepteerde het. Net als de hele maatschappij. De mensen hadden toen een andere mentaliteit dan wij. Dwangarbeid en kinderarbeid waren toen ook vrij normaal. Religie speelde bij slavenhandel en slavernij niet zo’n grote rol. Die hadden economische motieven.”
Geen excuses
Den Heijer vindt de verbinding van het hedendaags racisme met het slavernijverleden in het huidige Nederlandse debat een ongelukkige. „In Nederland ontstond eind twintigste eeuw aandacht voor het slavernijverleden. Er kwam –terecht– een herdenkingsmonument in Amsterdam. Maar nu worden discriminatie en racisme gekoppeld aan slavernij. In de VS valt dat verband wel te leggen, maar in Nederland niet. De VS hebben een heel andere geschiedenis met slavernij dan Nederland. In de zuidelijke staten leden Afro-Amerikanen tot in de jaren 60 onder rassenscheidingswetten. Nederland heeft echter geen grote zwarte gemeenschap gehad, totdat Suriname onafhankelijk werd in 1975. Daarbij gold hier in de grondwet altijd het gelijkheidsbeginsel.”
Diverse politieke partijen stelden afgelopen maand voor dat de overheid excuses aanbiedt voor het slavernijverleden. In dat pleidooi kan Den Heijer zich niet vinden. „We kunnen niet met een vinger naar één partij wijzen en excuses eisen. Daarvoor is de geschiedenis veel te ingewikkeld. We leggen dan het verleden langs onze huidige morele maatstaven. Bovendien staat het maken van excuses in juridische zin gelijk aan een schuldbekentenis. Maar kan de huidige regering schuld bekennen voor gebeurtenissen die in een ver verleden onder andere wetten waren toegestaan? Een spijtbetuiging lijk mij meer op zijn plaats. Dat is overigens al diverse malen gebeurd. Als we verder met elkaar willen, is het belangrijker om te kijken naar wat Nederlanders bindt, niet naar wat scheidt.”