Spijtbetuigingen koning Filip van België zijn belangrijke stap
De Belgische koning Filip heeft dinsdag in een brief aan de Congolese president Félix Tshisekedi zijn „diepste spijt” betuigd voor het optreden van zijn land in Congo. De vorst stipte daarbij met name de „geweld- en gruweldaden aan” ten tijde van de Congo-Vrijstaat. Deze periode liep van 1885 tot 1908, toen Congo de persoonlijke ‘achtertuin’ van koning Leopold II was, die hij wonderlijk genoeg zelf nooit bezocht.
De onverwachte spijtbetuiging is een belangrijke correctie van het idee dat Leopold II Congo in 1885 niet als veroveraar, maar als brenger van de beschaving had ingelijfd. Dat waren de termen die koning Boudewijn gebruikte in de speech die hij op 30 juni 1960 gaf op de dag dat Congo onafhankelijk van België werd.
Historici hebben dat beeld allang en overtuigend bijgesteld. Ten eerste was Congo in 1885 geen absolute wildernis met primitieve volken die beschaafd moesten worden. Er bestond een groot aantal samenlevingen, met eigen bestuur, economie en cultuur. Er waren handelsnetwerken met de oost- en westkust van Afrika en het Middellandse Zeegebied.
Ten tweede was Leopold II allesbehalve een filantroop die graag de Congolezen wilde beschaven. Hij wilde vooral zichzelf verrijken. De manier om dat te doen vond hij uiteindelijk in de exploitatie van rubber. Belgische autoriteiten dwongen de Congolese bevolking op veel plekken met buitensporig geweld daaraan mee te werken. Er vielen daarbij vele, vele doden.
De geschiedenis is zelden zwart-wit en dat geldt ook deze episode. Er waren Congolezen die vrijwillig dienden onder het koloniale bestel, anderen kwamen in opstand. Leopold II moedigde geweld bovendien niet aan, sterker nog: hij keurde dat met zoveel woorden af. „Die gruwelen moeten stoppen of ik trek me terug uit Congo. Ik zal me niet laten besmeuren met bloed of slijk”, zei hij eens. Maar consequenties verbond hij niet aan zijn woorden: brute koloniale officieren benoemde hij willens en wetens gewoon weer.
De spijtbetuigingen (geen excuses overigens, die juridisch zwaarder wegen) komen niet toevallig op het moment dat de rol van koning Leopold II en die van de Belgen in Congo opnieuw een heet hangijzer vormen. Na de dood van George Floyd in de Verenigde Staten en de daarop volgende wereldwijde antiracismebetogingen ligt Leopold II opnieuw onder een vergrootglas. Standbeelden van de vorst moesten het ontgelden.
Koning Filip legde het verband met die ontwikkelingen duidelijk door te spreken van „wonden die tegenwoordig weer pijnlijk voelbaar worden door daden van discriminatie, nog te sterk aanwezig in onze samenleving.”
Spijtbetuigingen over het koloniale verleden en de ongegeneerde exploitatie van overzeese gebiedsdelen roeien hedendaags racisme niet uit. Maar er gaat wel een belangrijke signaalwerking van uit én een opdracht om moderne, subtielere, vormen van exploitatie net zozeer aan te pakken.