Meditatie: Immánuël
„En zij zal een Zoon baren en Zijn Naam IMMÁNUËL heten.”
Jesaja 7:14b
Hizkia was al 25 jaar oud toen hij zijn vader opvolgde en daarom kon hij niet de zoon zijn die hier bedoeld wordt. Daar komt bij dat ook de naam IMMÁNUËL niet op hem past. Deze naam is hem ook nooit gegeven.
Op een andere vrouw van Achaz kan deze tekst ook niet worden toegepast, want van de zoon die dan uit haar geboren zou zijn zou men niet kunnen zeggen dat hij de heerschappij zou hebben over Israël, omdat geen van Achaz’ kinderen, dan alleen Hizkia, hem als koning opgevolgd is. Een andere vrouw van Achaz wordt in de Heilige Schrift niet genoemd, noch andere kinderen, zodat dit een veronderstelling is zonder enige grond.
Hetzelfde kan gezegd worden van een dochter van Achaz. Nergens vinden wij haar naam of lezen wij iets over haar man.
Het staat dus vast dat hier door de vertaling van het woord maagd niet een jonge vrouw in het algemeen wordt bedoeld, maar uitdrukkelijk een maagd die geen man bekend had. Gezaghebbende Chaldeeuwse en Syrische uitleggers en ook de Septuagintvertalers geven dezelfde betekenis aan dit woord. Hier komt nog bij dat het grondwoord maagd afgeleid is van een woord dat ”schuilen of verborgen zijn” betekent. Hier wordt, om met de taal van de Heilige Schrift te spreken, een maagd bedoeld die door geen man is bekend en wier schaamte niet ontbloot is.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam (”De beloofde Messias”, uitgave 1976)