De Notre-Dame in het hart gesloten
Waar was u toen de Notre-Dame in brand stond? Die vraag kunnen veel Fransen zonder veel moeite beantwoorden. De vlammen uit het dak van hun geliefde kathedraal staan in het collectieve geheugen gegrift. Agnès Poirier stelde de vraag aan liefhebbers van de Parijse kerk.
De Franse journaliste sprak meerdere mensen voor wie de Notre-Dame belangrijk is. Generaal Jean-Claude Gallet, die in de nacht van de brand met zijn manschappen waakzaam blijft om de Notre-Dame „het beste te wensen en haar verwondingen te inspecteren.” Dr. Sybile Moulin, imker en bioloog, die daags na de brand ziet hoe haar bijen, die in het dak van de sacristie wonen, als vanouds hun korven in- en uitvliegen. Olivier Latry, een van de organisten van de kerk met haar Cavaillé-Collorgel, die op het moment van de brand in Wenen verblijft. De gerenommeerde architect Philippe Villeneuve, gespecialiseerd in historische monumenten, die na een rit met de laatste TGV vanuit La Rochelle om 23.00 uur aankomt bij de kathedraal, waarvan hij „alle hoeken en gaten, elke geheime gang en verborgen deur” kent. De gesprekken vormen de basis van een reconstructie van wat er is gebeurd vanaf het moment waarop het brandalarm afgaat.
Bronnenonderzoek is aan Poirier wel besteed. Dat blijkt uit de negen historische hoofdstukken waarin ze beschrijft hoe de Notre-Dame „de afgelopen 850 jaar getuige geweest [is] van zowel het beste als het slechtste dat Frankrijk te bieden had.” En dat is heel wat geweest. De kroning van Napoleon bijvoorbeeld, luttele jaren nadat de kerk was omgedoopt was tot ”Tempel der rede”. De ingrijpende herinrichting of „ontrommeling” van het Île de la Cité, het eilandje in de Seine waarop de Notre-Dame is gebouwd, door baron Haussmann in de negentiende eeuw. Maar ook de mislukte aanslag op generaal Charles de Gaulle in 1944.
Hart
Uit de manier waarop Poirier spreekt over de kathedraal in het hart van de stad, blijkt dat ze de Notre-Dame in haar hart heeft gesloten. Ze ziet die liefde terug bij veel andere Parijzenaars. Onder meer toen de inwoners van de hoofdstad van het geseculariseerde Frankrijk massaal huilend, biddend en knielend de straat op gingen op de avond van de brand. Sommigen bleven op om te „waken” over het gehavende gebouw.
Het boek bevat enkele afbeeldingen, gegroepeerd op een aantal bladzijden in de bibliografie. Het is jammer dat ze geen plaats kregen in de hoofdstukken waarop ze betrekking hebben. De zwart-witbeelden van de werkzaamheden van baron Haussmann zijn erg klein.
Die ene prangende vraag –was het nu wel of geen kortsluiting?– kan ook Poirier niet met zekerheid beantwoorden. Maar ze leert de lezer dat er wel meer mysteries rond de Notre-Dame bestaan. Zo weet tot op vandaag niemand precies wie ervoor heeft gezorgd dat er in de twaalfde eeuw genoeg geld was voor de bouw van de kathedraal.
Essay
Van een andere orde is het boekje van de Britse journalist en kathedralenkenner Ken Follett. Qua omvang –het aantal bladzijden bedraagt een kwart van dat van het boek van Poirier– maar ook qua inhoud en stijl. Follett schreef zijn ”Notre-Dame. Een beknopte geschiedenis van de beroemde kathedraal” vlak na de brand. Hij behandelt veelal dezelfde historische momenten als Poirier. Grote afwezige is Napoleon. Ziet Follett diens kroning als een smet op het blazoen van de kathedraal? Het is gissen.
De restauratie door Eugène Viollet-le-Duc in de negentiende eeuw krijgt wél aandacht. Dat geldt ook voor Victor Hugo, die in 1831 zijn boek ”De klokkenluider van de Notre-Dame” voltooide. Follett: „In vierenhalve maand had hij iets van 180.000 woorden geschreven. En het was heel erg goed.”
De afbeeldingen zijn helaas allemaal zwart-wit en niet even duidelijk. De illustratie van Maurice de Sully, bisschop van Parijs in de twaalfde eeuw, is erg donker. Van de man die in zijn essay schrijft dat een deel van zijn brede kennis over kathedralen is ontleend aan illustraties, zou je verwachten dat hij ook historische figuren op een meer kleurrijke wijze portretteert. En op de foto waarop de auteur in de bouwput van de Notre-Dame in gesprek is met architect Philippe Villeneuve is precies dat onzichtbaar wat je als lezer graag wilt zien: waarnaar de auteur met zijn vinger wijst.
De Notre-Dame is Follett zo lief dat hij op de woensdag na de brand al in het vliegtuig naar Parijs zit. „Het kwam geen moment in me op om thuis te blijven.” Dat heeft niets te maken met religieuze overtuiging. „Ik ben niet gelovig en toch ga ik naar de kerk. Ik houd van de architectuur, de muziek, de tekst van de Bijbel en het gevoel dat je iets diepgaands deelt met anderen, gelovigen en niet-gelovigen.”
Folletts liefde voor de Parijse kathedraal zit diep. Daarom doneert hij de opbrengsten van zijn boek aan een stichting ten behoeve van de restauratie.
Boekinformatie
Notre Dame. De ziel van Parijs, Agnès Poirier; uitg. Spectrum; 250 blz.; € 22,99
Notre Dame. Een beknopte geschiedenis van de beroemde kathedraal, Ken Follett; uitg. Meulenhoff; 64 blz.; € 11,99