Intensivist Diederik Gommers werd in één klap bekende Nederlander
De coronacrisis maakte hem in één klap een bekende Nederlander. Bij zijn optredens in de Tweede Kamer en op tv schetste hij in heldere lijnen hoe ‘zijn’ ic’s volstroomden met coronapatiënten. De samenleving kreeg door anesthesioloog-intensivist Diederik Gommers (55), voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC), een uniek kijkje achter de schermen. „Ik zeg het ook gewoon als ik iets níét weet.”
Veel tijd om op te ruimen heeft Gommers de afgelopen periode niet gehad. Zijn werkkamer in het Rotterdamse Erasmus MC oogt gezellig rommelig. Op zijn bureau liggen stapels aantekeningen, aan het beeldscherm van de pc en op het whiteboard hangen memobriefjes. Voor hem staat een laptop en de smartphone ligt binnen handbereik. Met een soepele beweging zet de energiek ogende intensivist –gestoken in jeans, bijpassende trui en sportieve sneakers– zijn gast een kop koffie voor. Hij wil snel van wal steken, want zijn volle agenda is leidend.
Meestal is Gommers, die in Wijngaarden in de Alblasserwaard woont, al om halfacht ’s morgens in het ziekenhuis. Deze vrijdag in mei vergaderde hij met diverse betrokkenen over de aanpak van de coronacrisis. Verder had hij een gesprek met de directie van het Erasmus MC over de begroting en in de loop van de middag staat een overleg gepland met een collega over een bezoek aan Duitse intensive cares. Ze willen zien hoe de ic-zorg bij de oosterburen is geregeld. Een tv-optreden voor vanavond heeft hij afgezegd.
Door de coronacrisis werd u ineens een bekende Nederlander voor wie veel mensen sympathie hebben. Wat doet dat met u?
„Het is heel onwerkelijk. Mensen op straat zwaaien naar me of steken de duim naar me op. In de supermarkt riep iemand in verrukking uit: „Nu zie ik u in het echt!” Ik vind het lastig dat mensen me ophemelen.” En dan, met nadruk: „Ja, die verheerlijking vind ik écht lastig. Ik ben ook maar een mens. Het is een rol die ik heb. Toevallig ben ik voorzitter van de NVIC. Die wil ik goed vertegenwoordigen en ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om de Nederlandse burger helder te informeren over wat er op de ic’s gebeurt.”
Waarom vinden mensen u sympathiek, denkt u?
„Ik denk vanwege de rust die ik uitstraal. Omdat ik weet waarover ik het heb. Bovendien ben ik transparant, óók over lastige onderwerpen. Dat hoort bij mijn werk. Ik zeg het ook gewoon als ik iets níét weet. Ik ben intensivist, geen viroloog.”
Critici zouden kunnen zeggen: Die Gommers is een paniekzaaier. Van zijn voorspelling dat het aantal ic-patiënten in mei zou oplopen naar 2500 tot 3000 bleek niets te kloppen.
„Het was het RIVM dat voorspelde dat er eind mei een enorme piek zou zijn in het aantal ic-patiënten. Ik heb alleen geroepen: De grens ligt echt bij 2400 bedden. Je kunt niet oeverloos uitbreiden. Daarna werden die getallen onderwerp van een politieke discussie.”
Eind maart neemt het aantal ic-patiënten met Covid-19 schrikbarend toe, soms zelfs met meer dan honderd per dag. Het zwarte scenario van crisis- of oorlogstriage dreigt. Artsen krijgen een nieuwe versie van het draaiboek pandemie toegestuurd. Daarin staan ook de criteria waarmee ze de patiënten zo moeten selecteren dat er door de nog beschikbare ic-zorg zo veel mogelijk extra levensjaren worden gewonnen. Of iemand in aanmerking komt voor een plek op de ic hangt niet af van slechts één enkel criterium zoals bijvoorbeeld leeftijd. Artsen laten iemands totale medische conditie meewegen. Doordat het aantal ic-patiënten begin april geleidelijk begint af te nemen, wordt het donkerste scenario uiteindelijk geen werkelijkheid.
Bent u bang geweest het oorlogsdraaiboek te moeten gaan hanteren?
„Ja, ongelooflijk bang. Ik ben niet verantwoordelijk, maar ik voelde me verantwoordelijk. Ik heb in die periode waarin er dagelijks meer dan honderd ic-patiënten bij kwamen echt een traantje gelaten. Het was een enorm zware tijd. Slapeloze nachten heb ik gehad, waarbij steeds de vraag door mijn hoofd spookte: Jongens, het kan toch niet zo zijn dat we niet genoeg bedden en personeel hebben om elke Nederlander die het nodig heeft ic-zorg te kunnen bieden? We hadden nooit eerder met zo’n situatie te maken gehad.
Het RIVM had gezegd dat we twee weken na het begin van de lockdown op 15 maart de eerste effecten zouden moeten kunnen zien. Dus minder ziekenhuisopnames en een afname van het aantal patiënten op de ic. Dat effect bleef vooralsnog uit. Het aantal patiënten met Covid-19 dat op de ic moest worden opgenomen, bleef stijgen. Ik ging ervan uit dat we de week erop door triage zouden moeten gaan kiezen welke patiënten een plek op de ic zouden krijgen. Die zaterdag kreeg ik een telefoontje van m’n collega Ernst Kuipers dat de Duitsers ons te hulp schoten. Ik slaakte een zucht van verlichting. Een week later begon het aantal patiënten op de Nederlandse ic’s toch voorzichtig te dalen. Daar had ik al die tijd op gehoopt.”
Komt er in het najaar of de winter een tweede, heftigere piek?
„Op dit moment is het aantal ziekenhuisopnames beperkt en ook op de ic’s liggen steeds minder patiënten met Covid-19. De maatregelen die zijn genomen en wellicht ook het zomerse weer pakken heel goed uit. Graag zou ik zien dat de situatie nog verder verbetert. Toch wil ik ook reëel en eerlijk zijn. Deskundige virologen als Marion Koopmans verwachten toch echt een tweede golf.”
Als er een tweede golf komt, kunnen we dan nog steeds maximaal 2400 ic-patiënten helpen?
„Ja, dat kan dan nog steeds. We moeten echter wel bedenken dat die opschaling een enorm beslag legt op de reguliere zorg. Daarom willen we het een volgende keer anders aanpakken. We hebben nu meer voorbereidingstijd. Op dit moment bekijken we samen met de ic-verpleegkundigen hoe we de zorg voor coronapatiënten zo kunnen regelen dat de reguliere zorg langer kan doorgaan.”
In korte tijd moesten ziekenhuizen hun ic-capaciteit met honderden bedden uitbreiden. Dat moet een monsterklus zijn geweest.
„Kort voor de uitbraak van de crisis hadden we allerlei scenario’s geoefend, maar nog nooit een situatie waarin we in zo’n korte tijd het aantal ic-bedden met honderden moesten opschalen. De eerste weken waren best spannend, maar toen we de schouders eronder zetten, ging iedereen ervoor. Medewerkers van andere afdelingen meldden zich om op de ic te helpen. Er heerste een ongelooflijk goede sfeer. Boven de rivieren hadden we gelukkig iets meer tijd dan in bijvoorbeeld Brabant. Bizarre situaties zoals op de ic’s in Italië hebben we in Nederland niet gekend.
Nu iedereen weet hoe belangrijk de ic’s zijn, gaan ook beleidsmakers en politici zeggen hoe de ic-zorg in hun ogen ingericht zou moeten zijn. We zouden structureel naar 1700 bedden moeten, roepen ze dan. Dat is onmogelijk. Voor korte tijd opschalen kan wel, maar het blijft houtje-touwtje. Er is een groot tekort aan verpleegkundigen. Wil je het aantal ic-bedden structureel verhogen, dan moeten beleidsmakers eens kijken hoe ze burgers kunnen motiveren herintreder te worden. Bovendien moet de opleidingscapaciteit omhoog. Daar ben je pas over vier jaar en de vraag is of het dan allemaal nog nodig is.
Met het oog op toekomst zou je kunnen kijken of het mogelijk is personeel in te zetten van bedrijfstakken die juist moeten afschalen in tijden van crisis. Het zou mooi zijn als we bijvoorbeeld stewardessen of horecapersoneel kunnen bijscholen voor gezondheidszorgtaken in het ziekenhuis.”
U zei begin april in de Tweede Kamer dat artsen op de ic steeds meer leren over het ziekteverloop van patiënten met Covid-19. Is hun behandeling daardoor ook verbeterd?
„Jazeker. We hebben al veel geleerd. Gaandeweg hebben we behandelingen aangepast. Zo blijkt intensiever beademen bij de helft van de patiënten een averechts effect te hebben. Het toedienen van bloedverdunners om trombose tegen te gaan, werkt juist goed in deze groep. Nu er steeds minder coronapatiënten op de ic liggen, wordt het wel steeds lastiger om te leren van het ziektebeeld.”
U hebt een vrouw en drie kinderen. Gaat het thuis vaak over uw werk?
„Mijn vrouw is klinisch geneticus in het Erasmus MC. Ze doet haar spreekuren vanuit huis via Zoom. Het valt haar zwaar dat ze geen fysiek contact heeft met haar patiënten. Onze jongste zoon woont nog thuis. In het begin ging het thuis veel over Covid-19, maar het is nu wel rustiger. Ik merk dat de lockdown hem steeds zwaarder valt. Tekenend is dat onze kinderen in het begin van de crisis tegen me zeiden: „Pa, je moet er binnen dat OMT (Outbreak Management Team, BM) op hameren dat het land totaal op slot gaat. Het moet veel strenger, want anders loopt de situatie totaal uit de hand.” Met een grijns: „Nu kan een eventuele versoepeling m’n jongste niet snel genoeg gaan.”
Is er in uw drukke agenda nog ruimte voor ontspanning?
„Mijn collega’s hebben ervoor gezorgd dat ik de weekenden vrij ben. Thuis kan ik gelukkig heel goed ontspannen. Tuinieren vind ik heerlijk, evenals een dagje varen met onze boot in Zeeland. Slapen is doorgaans ook geen probleem, al is het wel zo dat ik direct aan corona en mijn werk denk zodra ik wakker word. Dat vind ik niet erg, want mijn werk gaat me aan het hart. Zo zet ik in vakanties nooit mijn telefoon uit en lees ik ook gewoon mails. Ik wil bijblijven en ik heb geen zin om na de vakantie eerst al die mails weg te werken en de achterstand aan informatie in te moeten lopen.”
U bent ook hoogleraar. Mist u het lesgeven aan studenten?
„Ja, want het is ontzettend leuk om te doen. Ik zou ook weer meer op zaal willen zijn, aan de bedden staan. Helaas is mijn agenda in deze periode grotendeels gevuld met vergaderingen.”
Wat is u in de afgelopen periode het meest bijgebleven?
„Dat is zonder twijfel het bezoek dat ik op 19 maart bracht aan ziekenhuis Bernhoven in het Brabantse Uden. Wat ik daar heb gezien, heeft een enorme indruk op me gemaakt. Bij de ingang van de spoedeisende hulp zag ik hoe ernstig zieke coronapatiënten arriveerden, terwijl aan de overkant van de gang overleden patiënten naar de lijkauto werden gebracht. Verpleegkundigen vertelden me hoe mensen moederziel alleen stierven, zonder afscheid te kunnen nemen van geliefden. Ik was echt ontdaan toen ik daar vertrok. Met de taxi ben ik naar huis gegaan. De volgende dag heb ik het bestuur van de NVIC bij elkaar geroepen om ons voor te bereiden op de toestroom van coronapatiënten. Het bezoek aan Bernhoven opende mijn ogen voor wat Covid-19 betekent in de praktijk.”
Bent u nooit bang geweest om besmet te raken of op de ic opgenomen te worden?
„Nee. Misschien ook wel doordat ik zo druk ben. De minimale bezoekregeling op de ic’s stuit me wel tegen de borst. Ik vind dat die ruimer moet. Het is ondraaglijk en onmenselijk als geliefden geen afscheid kunnen nemen van een stervend familielid. Hetzelfde geldt voor de situatie in verpleeghuizen. Die is mensonterend en afschuwelijk. Als mijn ouders in een verpleeghuis zouden liggen, zou ik ze weghalen. De regel lijkt belangrijker dan het menselijke.”
Bent u bang voor de dood?
„Nee. Ik ben heel blij met het leven dat ik heb. Ik mag allemaal dingen doen die ik leuk vind met mooie mensen om me heen. Kwaliteit van leven is voor mij erg belangrijk en het hoeft niet eindeloos gerekt. In de heftige periode rond Covid-19 maakte ik lange dagen. Mensen zeiden tegen me dat ik ook aan mezelf moest denken en goed voor mezelf moest zorgen. Ik heb tegen mijn vrouw gezegd dat ik niet gereanimeerd wilde worden als ik in elkaar zou zakken. Het duurt bij onze woning lang voordat de ambulance er is.”
U werkt samen met christelijke collega’s, zoals intensivist Corstiaan den Uil. Hoe waardeert u de manier waarop zij in het leven staan?
„Zelf heb ik niets met het geloof. Maar respect staat bij mij voorop. Ik woon in een dorp met veel gelovigen. Twee keer per zondag lopen ze over de dijk naar de kerk. Die mensen willen hun zondagsrust. Om die reden ga ik op die dag geen gras maaien.
In het ziekenhuis heeft iedere collega, gelovig of niet gelovig, zijn eigen referentiekader. Beslissingen over wel of niet doorgaan met behandelen, nemen we altijd met minimaal twee intensivisten. Het mooie is dat het geloof mijn christelijke collega’s merkbaar helpt bij het nemen van moeilijke besluiten. Zij hebben een soort meetlat waarlangs ze hun beslissing kunnen leggen. Dat maakt het voor hen draaglijker, zo lijkt het. Misschien dat zij daardoor soms beter in een besluit kunnen berusten.”
Gommers is even stil. Zegt dan: „Ja, dat vind ik mooi.”
Diederik Gommers
Diederik Gommers (1964) wordt geboren in Gorinchem en groeit op in het Brabantse Udenhout. Hij studeert geneeskunde in Gent en later in Rotterdam. In 1998 promoveert hij op surfactant, een stof die in de longen aanwezig moet zijn om goed te kunnen ademen. Daarna volgt hij de opleidingen tot anesthesist en intensivist. Hij gaat als intensivist aan de slag in Erasmus MC en is er sinds 2013 afdelingshoofd. Hij is daarnaast bijzonder hoogleraar ic-geneeskunde en sinds 2016 voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care. Gommers is getrouwd en heeft drie kinderen.