De boekenkast van Annemarie van Heijningen: mengeling van levensernst en luchtigheid
Lange lappen theorie zijn aan haar niet besteed, zegt Annemarie van Heijningen-Steenbergen meermalen. Boeken die ze leest moeten iets praktisch en iets luchtigs hebben. Maar tegelijk voelt ze zich aangetrokken tot verhalen waarin het gaat over levensernst en het lijden. „Lewis boort mijn hemelhunker aan.”
Zo lang ze zich kan herinneren is ze dol op boeken. In het kleine wereldje van het binnenvaartschip waar Annemarie van Heijningen-Steenbergen (42) opgroeide waren het de boeken van W. G. van de Hulst en de kerkgeschiedenis van Vreugdenhil die ze als kind verslond. Elke 5e december kreeg ze een nieuwe titel van Sjanie van Duinen. Ook de boeken van Philpot –”Pillepot”– en Pannekoek maakten onderdeel uit van haar leefwereld: die kwam ze iedere vrijdag tegen als ze de boekenkast moest afstoffen; maar ze liet de preken ongelezen.
Jaren later ligt er in het kerkje van het Groningse Dorkwerd –ze woont er met haar gezin naast, in de grote pastorie– een stapel boeken die haar vormden. Ze heeft ze allemaal weer doorgebladerd; op memoblaadjes genoteerd wat haar aansprak. Romans met een diepe, existentiële laag én theologie met een lichte touch.
1. Elliot: reinheid
”Hartstocht en reinheid” van Elisabeth Elliot kocht ik puur op de titel. Ik was 19 en verlangde ernaar om in het strijdperk van de pubertijd, in een wereld van hebben-halen-dumpen, rein te blijven. De inhoud verraste me, gaf een omslag in mijn denken. Tot dan toe was het enige wat belangrijk was, of je wel of niet een kind van God was. Elliot, getrouwd geweest met een Engelse zendeling die vermoord werd, stelt de vraag hoe je tot Gods eer leeft, met een zuiver hart in een onzuivere omgeving. Niet navelstaren, maar omhoogkijken, en om je heen zien. Wat wil God van mij? Kijk hier, op pagina 19: een gebed van overgave. De datum van toen ik in 1997 belijdenis deed staat in de kantlijn. En nog een datum, drie jaar later, van Michel, met wie ik net verkering had. „Amen”, schrijft hij. We hadden zoveel verlangen om in Gods weg te gaan.”
2. Plass: humor
„Boeken over geloof waren in mijn beleving altijd lijvig, plechtig, gespeend van iedere vorm van humor. Toen ik de Britse schrijver en spreker Adrian Plass ontdekte –ik was 22– ging er een wereld voor me open. Hoe hij bijvoorbeeld in ”De springkussenmethode. Zienswijzen van een gelovige buitelaar” zijn eigen blunders beschrijft... Van iets schaamtevols maakt hij iets leuks. Maar daarbij is hij ook bloedernstig en op het scherp van de snede. Ik ontdekte dat je kunt geloven zonder dat je je eigen karakter geweld aan hoeft te doen. Een intense opluchting, want ik ben extravert en expressief. Wat Plass schrijft –ik heb inmiddels z’n boeken bijna allemaal staan– sluit zo aan bij wat ik denk, voel, beleef, geloof. Ik hoef geen ”stille in den lande” te worden. Er is in Gods Koninkrijk zoveel ruimte voor eigenheid en veelkleurigheid. Toen in mijn eigen leven het schrijven serieuze vormen begon aan te nemen, wist ik: zó wil ik schrijven.”
3. Nijenhuis: grote thema’s
„De boeken van B. Nijenhuis lees ik sinds m’n tienertijd. ”Tornado” als eerste, voor de boekenlijst op De Swaef. Maar later ook ”De familie Heesters” en ”De hordeloop van J. Kobald”. De roman ”Dossier 333” spreekt me aan omdat het gaat over een jonge predikant en zijn vrouw. Mijn man is kerkelijk werker, maar eigenlijk geldt hij hier als de dominee. Dus dat is heel herkenbaar. Zijn beschrijving van de psychologie van de vrouw –hij was zelf single– vind ik bijvoorbeeld geniaal. Nijenhuis weet in zijn boeken op een heel knappe manier de grote thema’s aan de orde te stellen. Het zwarte van de zonden in de vorm van het kleinzielige en infantiele van de mens als het gaat om jaloezie en verraad. Het lijden en het verlies, die eigenlijk in al zijn boeken centraal staan. En ook de genade van het Evangelie, met name voor de underdog. Hij weet dat te verpakken in een weergaloos verhaal. Soms moet je verschrikkelijk lachen; om het absurde, het slapstickachtige. Maar even later ben je bijna in tranen. Zo prachtig.”
4. Lewis: hemelhunker
„”De kronieken van Narnia” van C. S. Lewis heb ik voor elk van mijn kinderen voorgelezen. Ik kon niet wachten ermee te beginnen. Het liefst stapte ik na Nijntje over op Narnia... Lewis was én een onovertroffen theoloog én een fantastische verhalenverteller. Bijbelse kernwaarheden weet hij laagdrempelig te maken; ze druppelen bijna speels je hart binnen. Behapbaar voor kinderen, en voor wie nog kind wil zijn. Ik ben een beelddenker, dus dat spreekt mij aan. Het mooist vind ik ”Het laatste gevecht”, over de herschepping. Zoals hij de climax van de nieuwe hemel en aarde beschrijft; de roep van Aslan: „Hogerop en dieper naar binnen.” Meeslepend. Als kind was er al een soort verlangen naar het moment waarop alles nieuw zal zijn. We hadden thuis een lp met het lied ”’k Ben reizend naar die stad” van Johannes de Heer erop. Met de regels: „Geen smart meer daar omhoog, God zelf wist daar de tranen droog.” Zo’n lied heeft mijn verlangen gevoed. Bij Lewis heb ik hetzelfde. Het laatste deel van Narnia boort mijn hemelhunker aan, meer dan welk theologisch boek ook.”
5. Rikkert: soepel en sierlijk
„Rikkert Zuiderveld is de belangrijkste dichter in mijn leven. Ik heb geen boek geschreven zonder dat ik hem aanhaal. Vanaf mijn tienertijd heb ik vijftien jaar lang nagenoeg alleen maar Elly en Rikkert gedraaid, op het ziekelijke af. Liedjes als ”Ruilen met Miguel”, ”Koorddanser” of ”Maskers af”: fantastisch. In ”De dikke Rikkert” is een mooie verzameling bijeengebracht. Bij hem rijmt het altijd, zonder dat er ooit sprake is van dwangrijm. Nooit een lettergreep teveel of te weinig. Het laat altijd iets achter: een zweem van heimwee, een gevoel van verontrusting, of een schaterlach. En ieder woord is raak. Neem het kinderliedje ”Abraham”. Met de regels: „God zorgt voor een lammetje, en Izak heeft geen schrammetje.” Dat is het Evangelie in een notedop. Ik ken geen dichter die zo soepel en sierlijk dicht. Hij is een genie op zijn gebied. Inhoudelijk is hij scherp ironisch, maar tegelijk mild. Hij spiegelt, het schuurt. Neem de twee korte gedichten, onder elkaar: ”Refo” en ”Evangelisch”. Dat snijdt hout. Door de humor is het echter ook heilzaam. Vaak is het voor mij thuiskomen in zijn teksten: ja, zo is het!”
6. De Vries: lijden
„Jerry Sittser citeert in ”Als God je gebed niet verhoort” uit de roman ”Het lam” van de Amerikaanse schrijver Peter de Vries. Zo kwam ik bij deze titel terecht. Een rauw boek. Het eerste hoofdstuk vond ik zo heftig, dat mijn soms toch al fragiele geloof op z’n grondvesten stond te schudden. Don Wanderhope lijdt het ene na het andere verlies, tot en met z’n dochter van 11. Hij is woedend. Waarom dit lijden? Hij wil afrekenen met God, maar het lukt niet. Hij komt er niet los van. Hij vecht, net als Job en de psalmisten, met God. Daarom spreekt dit boek mij aan. Het heeft me geleerd –dat was echt een omslag in mijn denken– hoe we met het lijden om mogen gaan. We mogen twisten met God. Dat laat juist zien dat er een relatie is. Tegen je Vader mag je alles zeggen. Ik ervaar het leven soms ook als heel ingewikkeld. De vraag is wat het met je doet, als lijden je treft. Drijft het je van God af, of naar Hem toe? Don Wanderhope komt ondanks zijn intense woede toch niet los van God. De laatste, bijna blasfemische scène van het crucifix in de kathedraal gaat pijnlijk diep. Grensoverschrijdend, maar tussen de regels door is er een goddelijk houvast.”
7. Voskamp: danken en delen
„Ik stond op de huishoudtrap, toen Michel me een cadeau van de uitgever overhandigde: ”Duizendmaal dank” van Ann Voskamp. Ik pakte het uit, m’n handschoenen nog aan, en ben direct gaan lezen. Vanaf de eerste zin had het me in de houdgreep. Voskamp, boerin in Ontario, nodigt de lezer met een rijke woordenschat uit de wonderen van het gewone leven te zien. Ze raadt aan een opschrijfboek aan te schaffen en dagelijks een zegening te noteren. Ik ben dat direct gaan doen. Bij de 1300 zegeningen ben ik gestopt. Het was een way of life geworden. Iets simpels als het toilet: verwonder je erover dat je dat hebt; velen op de wereld hebben het niet. Bij Voskamp is het geen goedkope genade; ze legt steeds de link naar de Schepper en de Heiland: we verdienen niets, het is allemaal genade. Dat geeft diepe verwondering. Tegelijk legt ze het verband tussen gezegend worden en tot zegen zijn. Danken is delen, schrijft ze: „Christelijke handen grijpen niet en Hij geeft Zijn gaven niet voor de heb. Een geschenk houdt nooit op een geschenk te zijn – altijd bedoeld om door te geven.””
www.rd.nl/uit de boekenkast
Annemarie van Heijningen
Annemarie van Heijningen-Steenbergen (1977) groeit op als schipperskind en zit van haar 6e tot haar 12e op het internaat in Krimpen aan den IJssel; later woont ze in Hendrik-Ido-Ambacht. Na het vmbo op De Swaef in Rotterdam doet ze de opleiding sociaal pedagogisch werk en gaat aan de slag als groepleidster. Ze trouwt met Michel van Heijningen, met wie ze twee zoons en een dochter krijgt. Sinds 2009 woont ze in het dorpje Dorkwerd, net boven Groningen, waar haar man als kerkelijk werker de kleine gemeenten van Dorkwerd en het Friese Wijnjewoude dient. Van Heijningen is actief als spreekster, schrijfster en columnist. Ze schreef onder andere ”Refomeisje” en –recent– ”Dingetjes van dertigers”.
Serie Uit de boekenkast
Mensen uit alle geledingen van de maatschappij vertellen over boeken die invloed hebben gehad op hun leven.