SGP’er Van den Berg: principieel politicus met profetisch profiel
Een principieel politicus met een profetisch profiel. Zo valt oud-SGP-Kamerlid Koos van den Berg te typeren. Dinsdagavond overleed hij in de leeftijd van 77 jaar aan complicaties die optraden na besmetting met het coronavirus.
Mr. dr. Jacobus Teunis van den Berg vertegenwoordigde de SGP in de Tweede Kamer van 1986 tot 2002. Hij kwam op voorspraak van oud-fractievoorzitter Van Rossum op de SGP-lijst terecht, onder meer omdat hij –net als Van Rossum– een voorliefde had voor de waterstaat. Voor Van den Berg in de Tweede Kamer kwam, werkte hij als adjunct-griffier bij de provincie Overijssel. Hij was gepromoveerd op een dissertatie over waterschappen en decentralisatie.
Koos van den Berg, die op 18 september 1942 het levenslicht zag in Den Haag, groeide op in een gezin dat lid was van de gereformeerde kerk. Zijn vader was beroepsofficier. Zijn ouders verlieten op enig moment de kerk.
De jonge Koos was al vroeg op zoek naar de waarheid. Bij een van zijn oma’s las hij de verklaring van Psalm 130 door Matthew Henry. Die maakte grote indruk op hem. Zelf zei hij daarvan: „Door Gods leiding in mijn leven ben ik naar de bevindelijke waarheid getrokken. Ik voelde aan dat wat ik in de Gereformeerde Kerken hoorde, niet overeenkwam met wat de Bijbel zegt.”
Voor zijn politieke werk liet de punctuele jurist zich inspireren door Groen van Prinsterer. Voor de media en de waan van de dag haalde hij zijn schouders op. Hij was volgens zijn toenmalige collega’s in de Kamer een kei van een Kamerlid, maar aan de interruptiemicrofoon stond hij niet vaak. Hij hield iets afstandelijks. Maar zijn kennis was fenomenaal. Bij de SGP-fractie noemden ze hem „de wandelende archiefkast.” Hij werkte de laatste jaren in stilte aan een proefschrift over kerkrecht.
In persoonlijke gesprekken met Kamerleden stak hij zijn overtuiging niet onder stoelen of banken. Hij reed in de jaren negentig geregeld met PvdA-Kamerlid Middel mee richting het noorden. Middel zei daar later over: „Mijn rock-’n-rollbandjes werden dan niet gedraaid, want Koos en ik –in alles tegenpolen– bespraken de belangrijke dingen des levens.”
Profetisch verzet tegen de tijdgeest kwam tot uiting toen de Tweede Kamer in 1993 de Algemene wet gelijke behandeling besprak. Velen dachten dat het allemaal wel meeviel en dat de christenen prima konden leven met de uitzonderingsbepalingen die erin waren opgenomen. Zo niet Van den Berg. Hij stelde dat de geest achter de wet niet deugde en dat de overheid een principiële wissel omzette door niet langer uit te gaan van Bijbelse kernwaarden over huwelijk en gezin. De behandeling van de wet ervoer hij als een geestelijke strijd. Het schokte hem dat wijlen minister Dales in dat debat stelde dat christenen met een orthodoxe uitleg van de Bijbel zich buiten de rechtsorde plaatsen.
Wie de ontwikkelingen in de jaren daarna heeft gezien met de totstandkoming van het homohuwelijk, het uitsluiten van ambtenaren die alleen huwelijken van mannen en vrouwen willen sluiten en de toenemende druk op scholen op homoseksualiteit te accepteren, kan alleen maar concluderen dat Van den Berg destijds de kern van de wet met een profetische blik doorgrondde.
Als Kamerlid kenmerkte Van den Berg zich door pleidooien voor investeringen in defensie en milieu. Ook de binnenvaart steunde hij. Hij verzette zich tegen aanleg van de Betuwelijn, uitbreiding van het aantal koopzondagen en uitte vele malen zijn bezorgdheid over de vervolging van christenen en de positie van Israël in het Midden-Oosten.
In 1996 werd hij geveld door een blindedarmontsteking met levensbedreigende complicaties. Toch keek hij daar in vrede op terug: „Lichamelijk was het een dieptepunt, maar geestelijk heb ik in die tijd zoveel lessen gehad dat ik mag spreken van een hoogtepunt.”
Van den Berg kende momenten dat hij verlangde naar het predikantschap. Dat vond hij „het mooiste werk” dat er is. Dat verlangen is niet in vervulling gegaan. „Maar de Heere heeft me laten zien dat je ook op andere plaatsen dienstbaar kunt zijn in Zijn Koninkrijk.”