Nieuwlande, een onopvallend dorpje midden in het Drentse land, groeide tijdens de Tweede Wereldoorlog uit tot een van de belangrijkste verzetshaarden van Nederland. Met Johannes Post als bekendste persoon. In 1985 ontving het hele dorp een Yad Vashem-onderscheiding. De Duitsers kregen geen vat op Nieuwlande, want het dorp zweeg. Langzaam maar zeker wordt nu de stilte doorbroken.
Een klein bordje met een pijl en daarnaast het woord ”onderduikershol”. Het staat langs de doorgaande weg van de A37 naar Nieuwlande. Wie het niet weet, rijdt er zo voorbij. In het centrum van het dorp staan enkele monumenten. Onderduikersmuseum De Duikelaar, vernoemd naar het verzetskrantje dat in Nieuwlande werd uitgegeven, is gevestigd in een leegstaand schoolgebouw dat in menige stad of dorp allang tegen de vlakte zou zijn gegaan. De Drenten geven weinig ruchtbaarheid aan hun verleden.
Ondanks dat Nieuwlande normaal gesproken als verzetshaard wordt gezien, gaat het in werkelijkheid om een veel breder gebied dat wordt afgebakend door de plaatsen Dedemsvaart, Beilen, Meppel en Nieuw-Amsterdam. Nieuwlande vervult hierin een spilfunctie. De kiem voor het verzet in Nieuwlande wordt al in 1927 gelegd. In de gereformeerde kerk wordt ds. Frits Slomp bevestigd als predikant. Twee jaar later, in 1929, komt het jonge boerenechtpaar Johannes en Dien Post in Nieuwlande wonen. Johannes is meer handelaar dan boer. Hij wordt al snel actief binnen de gereformeerde kerk. Ds. Slomp vertrekt in 1930, maar de twee mannen hebben tijd genoeg om te weten wat ze aan elkaar hebben.
Post wil niet in de kerkenraad zitting nemen, maar is wel actief betrokken bij de gemeente. In de jaren 30 wordt hij namens de ARP raadslid en wethouder in de gemeente Oosterhesselen, waar Nieuwlande op dat moment onder valt. Post, die een sterke afkeer heeft van onrecht, moet niets hebben van de NSB. Hij is tegen het nationaalsocialisme en beseft dat het in Duitsland, slechts iets meer dan 15 kilometer van Nieuwlande, de verkeerde kant op gaat. De komst van Joodse vluchtelingen uit Duitsland zet zowel hem als ds. Slomp, met wie Post op dat moment geen contact heeft, aan het denken.
Wanneer Nederland in 1940 wordt aangevallen, komt Post niet meteen in aanraking met het verzet. Pas in 1942 neemt hij Joodse onderduikers in huis. Intussen zit zo’n 20 kilometer verderop ds. Slomp al wel tot over zijn oren in het verzetswerk. Wanneer ds. Slomp begin 1943 in Zwolle de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) opzet, ontmoeten de twee elkaar. Post nodigt ds. Slomp uit om in de consistorie van de kerk in Nieuwlande te komen overleggen. Post zal enkele medestanders meebrengen. Op de afgesproken tijd stroomt de consistoriekamer vol. Al snel moeten ze uitwijken naar de kerkzaal. Uiteindelijk zitten er 100 tot 150 mensen.
Ds. Slomp merkt verbaasd op dat dit een geheime vergadering moest zijn. Maar de reactie van Post is veelzeggend: „Dit dorp zwijgt.” De vergadering lekt niet uit. De aanwezigen besluiten uit veiligheidsoverwegingen zich niet aan te sluiten bij de LO, maar hoofdzakelijk als zelfstandige verzetsgroep te fungeren. Johannes onderhoudt verder geen contacten met ds. Slomp. Nieuwlande blijft een ongrijpbaar eiland van verzet.
Maar hoe is dat mogelijk? Henk Kremer, bestuurslid van museum De Duikelaar, heeft er enkele verklaringen voor. Voor de komst van ontsluitingswegen als de A37 was Nieuwlande een plaats waar mensen vanwege het onherbergzame veengebied niet zo snel kwamen. Duitsers werden er zelden gezien. Maar de zwijgzaamheid van de dorpelingen is volgens hem toch wel de belangrijkste verklaring voor het feit dat Nieuwlande een verzetshaard was. „Er was bijvoorbeeld een jong echtpaar dat Joden in huis had. Ze vertelden er niets over aan hun ouders die iets verderop woonden. De ouders hadden zelf Joden in huis, in de vroegere slaapkamer van hun zoon. Na de oorlog hoorden ze het pas van elkaar.”
Eberhard van der Laan
Johannes Post is een van de spilfiguren binnen het verzet. Ook zijn broers spelen een belangrijke rol. Marinus brengt bijvoorbeeld Joden onder op zijn boerderij in Kampen. Hij zou de oorlog net als Johannes niet overleven. Hun oudere broer Henk is verzetsleider in Rijnsburg, waar hij predikant is. Hij werkt daar samen met de ouders van de latere Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan. Kremer: „Johannes wees mensen op hun christenplicht en vond dat ze zich moesten verzetten. Hij was een vrijbuiter en leidde overvallen op distributiekantoren. Daarbij had hij contact met andere verzetsgroepen, om te voorkomen dat twee groepen tegelijk hetzelfde kantoor zouden overvallen.”
Kremer benadrukt dat Post niet zonder meer voorstander was van geweld. „Hij vond wel dat je iemand dood mocht schieten als er iemand anders door kon worden gered.” Post zelf wordt in 1944, wanneer hij een van de leiders is van de Landelijke Knokploegen, geliquideerd na een mislukte overval op gevangenis De Weteringschans in Amsterdam.
Terwijl bijna elk huishouden in Nieuwlande onderduikers opneemt of op een andere manier verzet pleegt, zijn er behalve Johannes Post nog enkele verzetsleiders: Arnold Douwes en Max Léons. Beiden overleven de oorlog. Léons, zelf een Jood, overlijdt in 2019 op hoge leeftijd. Ondanks de zwijgzaamheid van de dorpelingen, voelt Johannes zich niet veilig in Nieuwlande. Kremer: „Léons heeft tegenover het huis van Johannes een schuilhol gegraven. Als Johannes ’s avonds laat thuiskwam, kon hij in het hol gaan zitten. Hij kon dan in de gaten houden of er geen verraders in zijn huis waren. Feitelijk was het ook een doorgangshol waar onderduikers tijdelijk zaten.” Het hol bestaat nog steeds en is vrij toegankelijk.
De rustige Léons, een Amsterdammer, heeft een Joods uiterlijk en kan alleen in het donker te werk gaan. Anders valt hij te veel op. Hij weet tal van onderduikadressen te regelen. Een voordeel daarbij is dat hij goed dialecten kan nabootsen. Op die manier kan hij zich voordoen als Groninger, wat in Drenthe niet opvalt.
Arnold Douwes heeft tijdens de oorlog een levensgevaarlijke bezigheid. Hij schrijft zijn belevenissen, die geheim moeten blijven, op papiertjes en stopt die in jampotjes in de grond. Na de bevrijding weet hij de meeste potjes weer te vinden. In 2018 worden zijn memoires in boekvorm uitgegeven. Douwes, een driftig persoon, wordt tijdens de oorlog opgepakt en gemarteld, maar hij overleeft het. „Na de oorlog zei hij dat hij liever werd gemarteld dan te liegen tegen zijn vrienden.”
In het dorp woont welgeteld één verrader, die bekendstaat als Jansie Boer. „Hij heeft meerdere mensen verraden, in ruil voor sigaretten.” Lang na de oorlog overlijdt hij op hoge leeftijd in een andere woonplaats, zonder ooit verantwoording te hebben afgelegd voor zijn daden.
Nieuwlande krijgt ook bezoek van verrader Frans Vergonet. De Fries doet zich voor als helper en overnacht bij Johannes Post. Die is er niet zeker van wie hij onder zijn dak heeft toegelaten. Daardoor weet Vergonet te ontkomen zonder dat Post hem iets aandoet. Op 27 oktober 1943 wordt Vergonet door andere verzetsmensen alsnog geliquideerd. Ondanks het op de loer liggende verraad, komen maar enkele mensen uit Nieuwlande tijdens de oorlog om het leven. In 1944 zijn er vijf razzia’s, waarbij enkele personen worden opgepakt.
Slechte oogst
Nieuwlande en omgeving herbergt in totaal zo’n 300 onderduikers, onder wie zo’n 100 kinderen. Het gaat vooral om Joden en mensen die niet in Duitsland wilden werken. Sommige huishoudens nemen zeven of acht mensen tegelijk op. Ook zijn er doorgangshuizen, waar mensen maar één tot drie weken verblijven. Kremer: „Om de mensen te kunnen voeden, deden boeren alsof ze elk jaar een slechte oogst hadden. Ze hielden veel eten achter voor de onderduikers.”
Terwijl de Duitsers in de oorlog het Drentse dorpje goeddeels links laten liggen, doen de geallieerden dat ook. „Belgen hebben op 11 april 1945 Hoogeveen bevrijd. Ze zijn om Nieuwlande heen getrokken. We zijn ongemerkt bevrijd.” Hoogeveen valt vrij vlot in geallieerde handen. Bijna kan het uitlopen op een felle strijd, maar een onverwachte gebeurtenis zorgt ervoor dat de Duitsers een deel van hun troepen missen. De bezetters zijn van plan om met vele honderden militairen naar het oosten van Nederland te trekken om het tegen de geallieerden op te nemen. De troepen moeten vanaf Texel komen. Een groot deel van de beoogde troepenmacht, bestaande uit Georgische militairen, komt echter in opstand en kan niet worden verplaatst. Daardoor zijn de gevechten rond Hoogeveen minder hevig dan verwacht. Een week na de bevrijding, op 18 april, bevalt Dien Post in Hoogeveen van een zoon. Ze was zwanger geraakt in Rijnsburg, bij de laatste keer dat ze samen was met haar man Johannes.
Jarenlang hebben inwoners van Nieuwlande nauwelijks oog voor hun verleden. Over de herdenkingsmuur in het dorp, die wordt opgericht naar aanleiding van de toekenning van de Yad Vashem-onderscheiding in 1985, zeggen Nieuwlandenaren spottend dat die genoeg stenen bevat voor het ophogen van een oprit bij hun huis. In het sentiment begint verandering te komen. Een groep Nieuwlandenaren brengt in 2017 voorwerpen uit de oorlog bijeen met de bedoeling ze tentoon te stellen. En in 2018 wordt oorlogsmuseum De Duikelaar geopend. In de loop van de jaren groeit het aantal mensen dat de dodenherdenking in het dorp bezoekt. In 2019 gaat het om ongeveer 400 personen.
Museum De Duikelaar bevat naast de Yad Vashem-onderscheiding tal van voorwerpen, zoals foto’s, persoonsbewijzen, pamfletten, huishoudelijke hulpmiddelen, een fiets die werd gebruikt voor koerierswerk en maquettes van onder andere de boerderij van Johannes Post. Ook is er een melkkan te zien die vrouwen onder hun kleren op hun buik droegen. Ze deden alsof ze zwanger waren en smokkelden op die manier melk.
Mensenkennis
Hoewel ds. Frits Slomp, met als bijnaam Frits de Zwerver, tijdens de oorlog slechts enkele keren in Nieuwlande komt, is zijn naam onlosmakelijk verbonden met het Drentse dorp. Zijn dochter Janke zat er overigens enige tijd ondergedoken.
De verzetsstrijder, zijn vrouw en zijn kinderen Janke en Jan overleven allemaal de oorlog. Jan (87), die met zijn vrouw in Leusden woont, is het enige nog levende gezinslid. Hij herinnert zich zijn vader, die in 1978 overleed, nog goed. „Het was vooral een heel lieve vader. Ik was apetrots op hem. Hij was zelfstandig en ook kritisch op zijn eigen partij, de ARP. Hij had een sterke wilskracht en een grote mensenkennis. Hij was sociaal bewogen. En hij nam geen blad voor de mond.” Van dat laatste zijn de Duitsers al voor de inval op 10 mei 1940 op de hoogte. Ds. Slomp staat op dat moment in Heemse, tegenwoordig onderdeel van Hardenberg. Hij bezoekt voor de oorlog gelijkgezinde predikanten in Duitsland. „Bij de Duitsers stond hij bekend als antinazi. Hij stond op de lijsten van mensen die ze wilden arresteren.”
De aankomende oorlog is in 1939 en 1940 het gesprek van de dag in het gezin Slomp. „Nederlandse soldaten sliepen in bijgebouwen van de kerk. Ik mocht met hen op de foto. Op 10 mei 1940 zag ik de Duitsers met paarden, wagens en motoren langstrekken. Mijn vader werd door een van de soldaten herkend. Hij was weleens in de kerk van die soldaat geweest.”
In 1942 ontsnapt ds. Frits Slomp, die zich dan al volop bezighoudt met hulp aan onderduikers, aan arrestatie. Op zondag preekt hij over de vroedvrouwen Sifra en Pua, uit Exodus 1. Ds. Slomp zegt dat de huidige farao in Berlijn zit en dat je voor hem geen arbeidsdienst moet doen. De maandag erna ziet een predikantsvrouw uit Hardenberg een overvalwagen rijden. Ze belt ds. Slomp om te zeggen dat hij waarschijnlijk wordt gearresteerd. Ds. Slomp vlucht meteen het torentje van de kerk in en wordt niet gevonden. Jan: „Ik zat op school en zag een Duitse auto langsrijden. Ik riep: „Die gaat mijn vader arresteren.”” Vanaf dat moment moet ds. Slomp wel onderduiken. „Ik had toen het gevoel dat ik het middelpunt van de oorlog was.”
Ondanks dat de predikant wordt gezocht, neemt zijn vrouw wel onderduikers in huis. „Ons huis was een soort doorzendadres.” Enkele keren wordt er huiszoeking gedaan. „Ik ben een keer ondervraagd door de Gestapo, maar we hadden thuis geleerd om vragen te ontwijken.”
In zijn onderduiktijd preekt ds. Slomp onder een schuilnaam op meerdere plaatsen in Nederland. Telkens roept hij op tot verzet. „Hij heeft niet in Nieuwlande gepreekt. Dat zou de onderduikers te veel in gevaar brengen. In januari 1943 heeft hij wel onder een schuilnaam in zijn eigen gemeente in Heemse gepreekt. Hij was vermomd, maar iedereen herkende hem.”
Terwijl ds. Slomp is ondergedoken in Ruurlo, gaat hij op zondag ook in boerderijen voor in diensten voor onderduikers die niet naar de kerk kunnen. Na een van die diensten wordt de predikant aangesproken door Helena Kuipers-Rietberg. De verzetsleidster, die werkt onder de naam tante Riek, zal overigens de oorlog niet overleven. Kuipers haalt ds. Slomp over om de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) op te zetten. Via jaarboekjes van kerken en sportverenigingen zoeken ze namen van betrouwbare mensen. „In drie maanden tijd hadden ze een netwerk verspreid over bijna heel Nederland.” Tot oktober 1943 is ds. Slomp voorzitter van de LO. „Hij was bereid om het hoogste offer te brengen. Zijn broer, die onderduikers had, is in Dachau omgekomen.”
Begin 1944 schrijft ds. Slomp aan de Gereformeerde Kerken een brochure waarin hij oproept om in verzet te komen. Hij meldt hierin dat hij predikant is en noemt zichzelf Frits de Zwerver. Het wordt zijn bekendste schuilnaam.
Op 1 mei 1944 wordt ds. Slomp op straat opgepakt. Niet vanwege zijn verzetswerk, maar vanwege zijn Joodse uiterlijk. Degene die zijn uiterlijk had veranderd, had zijn haar te zwart gemaakt. Bovendien heeft hij een brochure bij zich die is ondertekend door Frits de Zwerver. De predikant verklaart dat hij zelf de schrijver is van de brochure. Maar degenen die hem aanhouden, geloven dat niet. Ds. Slomp belandt in de Koepelgevangenis in Arnhem. Op 11 mei bevrijdt het verzet hem daaruit. „Hij moest beloven dat hij geen verzetswerk meer zou doen. Dat was heel zwaar voor hem. Hij kon niet toekijken. Hij is zijn bevrijders altijd dankbaar geweest. Een aantal van hen is tijdens de oorlog omgekomen.”
Ds. Slomp krijgt een onderduikadres. Diezelfde 11 mei moet ook zijn gezin onderduiken, verspreid over drie adressen. Ze moeten meerdere keren van adres veranderen. Dochter Janke krijgt onder de naam Janke ten Kate, de achternaam van haar moeder, de laatste maanden van de oorlog onderdak in Nieuwlande. Zoon Jan zit onder meer in het nabijgelegen Schuinesloot, maar broer en zus mogen elkaar niet bezoeken, vanwege het risico dat mensen hen herkennen.
Korte tijd zitten Jan en zijn vader op hetzelfde adres. Eén keer, in december 1944, bezoeken ze samen Nieuwlande, maar ze ontmoeten Janke niet. „In het donker gingen we op de fiets naar Nieuwlande. Als we op straat iets hoorden, verstopten we ons in de bosjes. We ontmoetten Jan Post, een broer van Johannes Post. Jan vertelde hoe zijn zoon en een andere jongen als werkweigeraars door de Duitsers waren ontdekt. Toen de jongens vluchtten, werden ze neergeschoten. Een Duitse officier maakte de jongens met dumdumkogels af. Ik weet nog dat ik zat te trillen op mijn stoel toen de vader dit vertelde.”
Evangelie
Na de Tweede Wereldoorlog is ds. Frits Slomp een van de weinige verzetsmensen die bewust op de voorgrond treden. Hij zet zich onder andere in voor oud-verzetsstrijders en weduwen van mannen die in het verzet hadden gezeten. Bovendien bezoekt hij voormalige NSB’ers en SS’ers, van wie een aantal tot bekering komt. „Hij bleef pastor. Als iemand echt berouw toonde, zei hij dat er in het Evangelie vergeving is te vinden.”
Na het overlijden van ds. Frits Slomp komt zoon Jan in beeld. „Ik werd toen ”de zoon van”. Ik had een drukke baan als islamoloog en bezocht alleen jaarlijks de Frits de Zwerverschool in Maarssen om over de oorlog te vertellen. Nadat ik in 1994 met emeritaat ging, bezocht ik wel meer scholen. Ik ervaar het als een morele plicht om het verhaal van mijn vader te vertellen.”
Erkenning voor redders van Joden
Mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog Joden hebben geholpen, kunnen in aanmerking komen voor een Yad Vashem-onderscheiding. Ze krijgen dan de titel Rechtvaardige onder de Volken. De onderscheiding wordt alleen toegekend aan niet-Joden. Behalve enkele uitzonderingen zijn alle erkenningen tot nu toe naar individuen gegaan.
De meeste namen van slachtoffers en redders staan in Jeruzalem op monumenten vermeld bij Yad Vashem. De organisatie is in 1953 opgezet om de nagedachtenis aan de Holocaust levend te houden. Het park en de gebouwen van de instelling worden jaarlijks door duizenden mensen bezocht.
Tot nu toe zijn er wereldwijd meer dan 27.000 Yad Vashem-onderscheidingen uitgereikt. De meeste, bijna 7000, zijn toekekend aan inwoners van Polen. Direct daarna volgt Nederland, met bijna 5800. Opvallend laag is het aantal van 22 erkenningen in Denemarken. Het Deense verzet ziet zichzelf als een eenheid en is er geen voorstander van dat individuen worden onderscheiden.
Voordat iemand een erkenning krijgt, wordt er nauwkeurig onderzoek gedaan. Een van de voorwaarden om ervoor in aanmerking te komen, is dat er tijdens de Holocaust door de bewuste persoon minimaal één Jood is geholpen. Regelmatig wordt de erkenning postuum uitgereikt, bijvoorbeeld aan kinderen of kleinkinderen van de desbetreffende persoon. Het feit dat in Nederland relatief veel mensen een erkenning hebben gekregen, betekent niet dat er in Nederland meer verzet was. Het houdt vooral in dat er in Nederland relatief veel onderzoek is gedaan naar de hulp aan Joden.
In de hele wereld zijn slechts twee plaatsen collectief onderscheiden door Yad Vashem. Behalve Nieuwlande is dat het Franse plaatsje Le Chambon-sur-Lignon, ruim 100 kilometer onder Lyon. Zowel bij particulieren alsook in openbare gebouwen werden Joden ondergebracht. Dankzij de hulp werden ongeveer 5000 Joden gered.
De collectieve onderscheiding voor Nieuwlande werd toegekend aan ongeveer 200 personen. Het ging om dorpelingen, maar ook om mensen uit de omgeving. Het verzet dat vanuit Nieuwlande werd georganiseerd, bestreek namelijk een gebied tussen Dedemsvaart, Beilen, Meppel en Nieuw-Amsterdam. Verzetsmensen konden die plaatsen op de fiets in één dag bereiken. De onderscheiding belandde in 1985 in het gemeentehuis van Oosterhesselen. Na een gemeentelijke herindeling ontving oud-burgemeester Schipper het document. Via enkele omzwervingen kwam de onderscheiding in 2018 in het museum in Nieuwlande.
Kerk getuigt nog steeds van oorlogsverleden
De voormalige gereformeerde kerk aan de Johannes Poststraat in Nieuwlande speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol in het verzet. In 1943 wordt in de kerk een vergadering gehouden van het verzet, waarbij Johannes Post, ds. Frits Slomp en zo’n 100 tot 150 anderen aanwezig zijn.
In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, zitten er geen grote groepen onderduikers in het bedehuis. Wel worden er in een ondergrondse ruimte persoonsbewijzen vervalst. Dat gebeurt door twee Joodse jongens. Zij maken ook 33 edities van een verzetsblad en een groot aantal spotprenten. De verkoop van deze prenten levert geld op voor het verzet.
In 1944 krijgen de twee Joodse jongens in de kerk gezelschap van een gedeserteerde SS’er. Wanneer duidelijk wordt dat Johannes Post in Amsterdam is opgepakt, doorzoeken de drie het woonhuis van Post en halen ze belastend materiaal weg. De grondige werkwijze van de SS’er komt daarbij goed van pas.
Oorlogsmuseum De Duikelaar had zich graag in de kerk gevestigd. Maar in 2018 koopt de hersteld hervormde gemeente van het naburige Hollandscheveld het pand om er erediensten te houden. De preekstoel, de banken en de psalmborden zijn nog hetzelfde als tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook het luik dat toegang gaf tot de ondergrondse ruimte, waar persoonsbewijzen werden vervalst, is nog te zien. In overleg tussen de kerkelijke gemeente en het museum kunnen kleine groepen mensen in de kerk een rondleiding krijgen.