Markten voor exotisch wild zijn laboratoria van gevaarlijke virussen
De vismarkt van Wuhan is inmiddels wereldberoemd als geboorteplek van het coronavirus. Een onschuldige markt ontpopte zich als een laboratorium van virussen. Niet vanwege de vis, maar door de exotische wilde dieren die er worden verkocht. Levensgevaarlijk, weten we nu. Toch laat dít lab zich niet zomaar sluiten.
De uitbraak van het coronavirus heeft al heel wat voorheen onbekende woorden toegevoegd aan het dagelijks taalgebruik. Lockdown, social distancing en: zoönose. Dat laatste komt neer op het infecteren door een virus van dier op mens, mogelijk geworden doordat het virus dusdanig is gemuteerd dat het menselijke cellen kan binnendringen.
Met dit proces van zoönose begon eind 2019 alle ellende rond het coronavirus en wetenschappers weten bijna zeker dat ‘plaats delict’ de vismarkt in de Chinese stad Wuhan was. Op de afdeling wilde dieren werd het virus teruggevonden dat eerder iemand had besmet.
Op de markt werd dan ook niet alleen vis verkocht. Een heuse ”wildlifemarket” maakte er deel van uit: kramen en winkels waar exotische dieren te koop worden aangeboden, om op te eten of voor medicinale doeleinden. Daarvan zijn er in China vele duizenden, en in heel Azië vele honderdduizenden. Wie ook Afrika erbij betrekt, raakt de tel kwijt.
Grace de Gabriel, staflid bij de internationale dierenbescherming (International Federation for Animal Welfare, IFAW), somde onlangs op wat er op de wildmarkt in Wuhan in één enkele winkel te koop werd aangeboden. Op een reclamebord zag ze levende pauwen afgebeeld, slangen, herten, wasberen, ratten, wolvenjongen, schildpadden, kikkers, vleermuizen, schubdieren (pangolins), honden en katten. In totaal bestond het aanbod uit zeventig diersoorten, liet Grace via Twitter weten. „Het pand oogde als een exotische dierenwinkel annex slagerij.” En als een slachterij, is daaraan toe te voegen, want wie als klant ”warm vlees” wil, kan dat krijgen: dieren worden er ter plekke voor je geslacht.
Welke diersoorten er precies betrokken zijn geweest bij de zoönose van het corona-virus is nog niet voor 100 procent zeker, maar er zijn sterke vermoedens dat het vleermuizen zijn geweest (om precies te zijn: hoefijzerneusvleermuizen) en schubdieren of pangolins. Beide diersoorten werden op de markt als populaire delicatesse én als medicinaal gerecht verkocht. Uit onderzoek bleek dat het genetisch profiel van de coronavirussen die in hun lijven zaten, voor ruim 90 procent overeen kwam met dat van het mensen-coronavirus waarvan we nu zo’n last hebben.
Deskundigen vermoeden dat de vleermuizen de pangolins hebben besmet en dat in dit dier de voor mensen gevaarlijke mutatie van het virus zich heeft voltrokken, waardoor ook mensen vatbaar werden voor dit nieuwe type coronavirus.
Niet dieren zijn schuldig aan het ontstaan van het gevaarlijke coronavirus, concluderen virologen, maar de mens zelf. „Wie op zulke markten tal van diersoorten in kooien op en naast elkaar stapelt, kan wachten op zulke virusuitwisselingen, en riskante mutaties. Daarbij wijzen ze op de stress waaronder deze gekooide dieren leven, en waardoor ze extra kwetsbaar zijn voor zulke besmettingen over en weer, met een mogelijke zoönose tot gevolg. Voeg daarbij de vaak onhygiënische toestanden (zoals gezegd, dieren worden er vaak ter plekke geslacht), en het beeld van de wildmarkt als productieplek van gevaarlijke virussen is compleet.
Laboratoria waar dodelijke virussen worden gemaakt – het is een thema van menige ”crimifilm” én schrikbeeld van Interpol en FBI. Maar ze bestaan dus al, en niet zo weinig ook: markten met wilde dieren. Niet ondergronds, maar openbaar en vrij toegankelijk. Nu iedereen beseft dat de markten een groot gevaar zijn en moeten verdwijnen, wordt ook helder dat verbieden gemakkelijker is gezegd dan gedaan.