De voorgenomen herziening van het lespakket voor de basisscholen en die voor de lagere klassen van het voortgezet onderwijs, leidde donderdag tot flinke onenigheid tussen onderwijsminister Arie Slob en de Tweede Kamer. De minister wil snel een commissie instellen die de voorstellen die op tafel liggen, verder uitwerkt. Maar meerdere partijen, waaronder coalitiepartijen D66 en CDA, willen een andere richting op.
Werkgroepen van leraren, schoolleiders en vakverenigingen hebben vorig jaar voorstellen gedaan voor vernieuwingen, waar de politiek zelf op heeft aangestuurd. Een bijstelling van de kerndoelen, die omschrijven wat kinderen moeten kennen en kunnen, is nodig omdat het huidige lesprogramma te versnipperd is en ook al bijna veertien jaar oud. Hoewel er brede steun is om het pakket toekomstbestendig te maken, wil iedereen in het onderwijs weer iets anders.
D66 en CDA willen nu afstappen van een grote wijziging en pleiten voor een permanente commissie met wetenschappers en experts die het lespakket stapsgewijs gaat veranderen. „Het was een mooi proces, maar de uitkomst staat me niet aan en daarom wil ik een andere richting op”, zei D66-Tweede Kamerlid Paul van Meenen. De D66’er wil binnenkort een wijzigingsvoorstel indienen om de minister te dwingen zijn route aan te passen.
Slob vindt dat een tijdelijke zogeheten curriculum-commissie sneller resultaten kan boeken. Volgens hem gaat het alleen om een uitwerking van de voorstellen en wordt er in deze fase „geen onomkeerbare stap gezet”. De Kamer kan de vinger aan de pols houden en er daarna over oordelen, zei hij.
In het nieuwe curriculum komt meer aandacht voor digitalisering en burgerschap (kennis van de democratie, inspraak, democratische cultuur en rechtstaat en het belang van vrijheid en gelijkwaardigheid). De Tweede Kamer is ook bang dat het lesprogramma te overladen raakt, omdat er veel nieuwe wensen zijn maar niet duidelijk is wat er dan af moet.