De haag bij het kasteel van Eijsden is in de vorm van kantelen geschoren. De korte, brede torens van de burcht hebben een bol op de spits staan. Op een van die bollen prijkt een uurwerk. Het was rond halftwaalf op woensdagmorgen 13 september 1944 dat de bevrijders het kasteel passeerden, op weg naar de dorpskern.
Vijf dagen eerder voltrok zich een drama bij Eijsden. Wie zal zeggen wat Charles de Vriendt bewogen heeft? De voormalige Belgische legerofficier, die de kost verdiende bij de Zinkwitfabriek in het Limburgse dorp, was de oorlog zonder kleerscheuren doorgekomen. Maar op de valreep ging het mis.
Op vrijdag 8 september trok de bejaarde man zijn officiersuniform aan, speldde al zijn decoraties op en marcheerde met zijn hondje naar de rijksweg. Mensen die hem probeerden tegen te houden, deden dat tevergeefs. De Vriendt sommeerde de eerste de beste Duitser te stoppen. Die deed dat, maar fietste vervolgens snel weg om hulp te halen. De Vriendt schoot de banden van een Duitse vrachtwagen kapot, stapte naar de grenskantoren en liet de slagbomen neer. Daarna werd hij door de dichterbij sluipende Duitsers doodgeschoten. Een tijdlang lag het lichaam voor een café, totdat een huisarts toestemming kreeg het weg te halen.
De Vriendt beleefde de bevrijding niet. „Het bericht dat de bevrijders eraan kwamen, is hem waarschijnlijk in zijn bol geslagen. En hij lustte ook graag alcohol”, zeggen acht ouderen uit Eijsden en Mesch die herinneringen ophalen aan 1944. Bij hun dorpen begon de bevrijding van Nederland.
Open veld
Mesch is maar een klein dorp. In het verenigingsleven stuit je er op illustere namen als café ’t Piepke en toerclub ’t Knalpiepke. Bij de school staat een gedenksteen: op dinsdagmorgen 12 september staken de eerste bevrijders onder commando van kapitein Kent bij Mesch definitief de grens over. „Als ze de steen op het veld hadden gezet waar de Amerikanen de grens over kwamen, zou niemand hem ooit bekijken”, zegt L. Pinckaers uit Mesch.
De Amerikanen wilden via Zuid-Limburg Aken innemen en snel doorstoten naar het Ruhrgebied om de Siegfriedlinie te doorbreken. „Voordat ze Mesch bereikten, moesten ze over een veldweg die door de Duitsers van twee kanten onder schot gehouden werd”, herinnert Pinckaers zich. „De Amerikanen verspreidden zich toen over het veld. Met hun jeeps hobbelden ze door een beekje en toen tussen een paar huizen door de heuvel op. Na vier uur vechten trokken de Duitsers zich terug.
De bevolking was uitgelaten toen de Amerikanen rond halfdrie ons dorp binnenkwamen. Iedereen wilde de militairen een hand geven. Mesch kwam daarna opnieuw onder vuur te liggen, want de Duitsers zaten nog op een helling achter het dorp. Ze schoten een schuur in brand. In een bietenveld zijn later dode Duitsers gevonden.”
Een uur na Mesch was de Eijsdense wijk Mariadorp vrij en rond zes uur Moerslag, bij Sint-Geertruid. Daar maakte J. Wetsels de bevrijding mee. „De Amerikaanse sergeant die op 13 september bij onze boerderij de vlag hees, heb ik vorig jaar nog aan de telefoon gehad. Later zat ik bij de waterput in Moerslag. Daar kwam een knaap van zestien bij me zitten, de jongste bevrijder. Hij was de zoon van een generaal, daarom mocht hij met de troepen mee. Deutschland kaput, zei hij tegen me. Maar zover was het nog niet.”
Rubberbootjes
In het beschermde dorpsgezicht van Eijsden, dat een halve dag later dan Mesch bevrijd werd, lopen de ronde keitjes van de Diepstraat schuin af naar de Maas. In de achttiende eeuw was het dorp in het Maasdal een drukke havenplaats. Aan de overkant van de rivier ligt Franstalig België.
De oorlog verliep vrij rustig in het Limburgse dorp. „Voor ons als kinderen was het een mooie tijd. Sensatie! In het laatst van de oorlog hoefden we niet naar school en na de bevrijding hebben we nog vaak soldaatje gespeeld. In mei 1940 hadden we al staan kijken toen de Duitsers hier kwamen en hun rubberbootjes opbliezen om de Maas over te steken.”
Dat gebeurde nadat de pont van Martens al tijdens de eerste overtocht door de Belgen lekgeschoten was. „M’n vader vroeg de Duitsers voor de overtocht te betalen”, zegt Martens’ zoon. „Dat komt later wel, zeiden ze. Ze kwamen echter niet ver. Toen probeerden ze het met rubberbootjes. Er zijn er nogal wat in het water omgekomen, want de Belgen beschoten hen vanuit fort Eben-Emael.”
De pont werd opgevist en gerepareerd. Tijdens de oorlogsjaren zette Martens vaak smokkelaars over, in het holst van de nacht. Met bootjes werd ’s nachts ook gesmokkeld: aardappelen en boter van Nederland naar België, gist en tabak van België naar Nederland. En schoenen: „De smokkelaars gingen met oude schoenen aan naar België en kwamen met nieuwe terug.”
Een verzetsgroep in Eijsden hielp Joden en ontsnapte Franse krijgsgevangenen over de grens. Vier verzetsmensen werden gepakt en in Utrecht gefusilleerd.
Steeds meer geallieerde vliegtuigen kwamen over, die doelen in Duitsland gingen bombarderen. „Ik had vier broers die als dwangarbeider in Duitsland zaten”, zegt W. Piters. „Achteraf realiseer je je pas welke angsten m’n moeder heeft moeten uitstaan.”
Dit is het tweede deel van een drieluik over de eerste Nederlandse dorpen die in september 1944 werden bevrijd. Morgen deel 3.